27 december 2010

RONSIES RARITEITENBOEK (34)

NEN BOOMOO

‘Zeg nooit Boomoo als je Bonmoss bedoelt’. Alzo sprach Ephrem Delmotte tot alle carnavalvierders van hier tot Kleve met of zonder pluim op hun hoed en in hun achterste. Zijn verlangen ventileerde hij in de nadagen van zijn bestaan. Hij verzuchtte het tegenover een laatste lokale perscorrespondent die de ultieme mededeling nog noteren zou. Zijn laatste verklaring voor de inmiddels uitgedunde kring van Delmotte-getrouwen die fideel rond De Stichter waren blijven hangen. Die hem overlaadden met het ene eerbetoon na het andere. Maar het was allemaal geen avance. De kreet van Fondateur Delmotte om meer Belgitude in de Bonmoss-attitude bleef onbeantwoord. De Ronsenaars bleven Boomoo zeggen. Nen Boomoo ees nen Boomoo. Wie zeegt er noa nen Bonmos?

Le Professeur Delmotte had er eigenlijk zelf wat aan gewerkt dat zijn ster hier ter plekke was gaan tanen. De man die Ronse de Bommelsfeesten had geschonken, verkoos zelf het carnavaleske Oostende van Ensor en Bal du Rat Mort boven een Ronse dat hem naar zijn gevoel te weinig erkende. Volgens regelmatig doorgestuurde perscommuniqués werkte hij, de man die De Koningin der Vlaamse Ardennen een eigen Koningspaar had gegeven, vanuit De Koningin der Badsteden verder aan zijn internationale carrière. Tot helemaal in Sluis.

Ronse was zijn Fondateur des Fêtes des Bonmoss dus kwijt. En omgekeerd. In 1950 had hij het nochtans ronduit geniale idee gehad om het aloude volksgebruik, waarbij de Ronsenaars Oop Zoote Mondaag gemaskerd en vermomd bij mekaar aan huis carnaval vierden, voortaan te laten starten met een grote ‘cortège’ gevolgd door massaal cafébezoek na. Dat was nog ’s wat anders dan bij de buur. Het gaf meteen glorieuze nachten op de Club, in Den Aassaa en in alle grote en kleine herbergen van Ronse. Het geheel werd bovendien opgeluisterd door een praalwagen voor de Koning en Koningin Der Bommels. Dit alles moest de Corso Fleuri van Blankenberge en Nice in de schaduw stellen en het aloude Carnaval de Venise doen verbleken. Excusez du peu. Overal, in vele fanfares met majoretten uit Holland, uit de bling bling juke-boxen en uit de Alfa Romeo Giuletta–Microwagen van Urbain Van Habost. (Bijoux-Juwelen & Rodania) hoorde je Delmottes eigen carnavalhit: Vive Notre Roi! Ja, Leve onze Koning!

In de fifties van vorige eeuw zag je Freemie aanvankelijk ook zelf lopen pronken. Hij ging verkleed als Mousquetaire des konings, naast Le Grand Char du Roi et de La Reine. In gezelschap van Klienen Buitsoo die voor hofnar speelde. Het was de tijd van legendarische carnavalsgroepen als Duivoos, Spuken, Zooten en Turken.

Aan het eind van zijn leven, toen hij in gezelschap van zijn maat Albert De Cordier nog eens naar Ronse kwam voor wat zijn laatste feesten zouden worden, zag je hem vereenzaamd in ‘Restaurant Rome’ zitten miskend te wezen. Géén jongere Boomoo die hem nog kende. Hoe kon dat nu? Het was zo genant, dat de weinige Ronsenaars die wel nog wisten wat hij voor Ronse betekende een geforceerd applausje orkestreerden.

Maar het mocht dus allemaal niet baten: nen Boomoo zou voor altijd nen Boomoo blijven. Wie als buitenstaander echt wil weten wat een Boomoo is, moet op dinsdagochtend door de straten van de binnenstad. Daar zie je ze, met ietwat onzekere tred naar huis trekken. Los van de planeet. Buiten tijd en ruimte. In hun hoofd galmt Anton aus Tirol. Hun ogen zo klein en doorweekt, als de verdwaalde confettis in hun clownsbroek.

RONSIES RARITEITENBOEK
Handleiding voor Ronse.
Copyright Stef Vancaeneghem.