23 maart 2007

VADER DAG



















154.

We zouden beginnen met Zeeuwse. In limoen, met licht zilte haringeitjes. Op een toast van rogge. Je kan ook gaan voor Sint-Jakobsnootjes. Tu m’en donneras des nouvelles. Op een blank spiesje, met gekonfijte gember in schuimende kokossaus.

Zelf neem ik gebraden langoustines. Grote. Je hebt een gulzige zoon op de planeet gemikt. Eer je dood ging. Wist je dat? Met krokante rijstvermicelli. De langoustines bedoel ik.

Nee, dat romig schaaldierensausje laat ik voor jou. Ik verdraag namelijk geen room. Light ook niet. Ik verdraag weinig. Ik ben onverdraagzaam. Zoals ouwe roomsen van je slag horen te zijn. Een familietrekje.

De bisque mag je hebben. En de gebakken ganzenlever in versmolten bladgroente. De groene linzen uit Le Puy. Geparfumeerd met Arganolie. Zo gulzig ben ik nu ook weer niet. Of laat ons gaan voor Tarbotfilet op Weense wijze. Wat denk je daarvan? Nee? In bouillon van truffel? Julienne van seizoengebonden champignons?

Je wil zeebaars? Mij goed. Dan wel op het vel gebraden. Met een knapperig stokbroodplakje, bladgroente en merg. In een sensueel botersausje met vleesjus. Was je een sensele minnaar voor mama?

Sint-Jakobsvrucht à la plancha met smeuïge venkel? Tja waarom niet? In geurig romig sausje met steranijs? Weer die room. Nee dus, zei ik al. Je wil hier gewoon alles meegraaien. Ouwe snoeper. Heb je veel tekort gehad in de oorlog? Ik dacht van niet. Die vlucht voor de Duitsers naar Bretagne, zo te horen achteraf een culinaire vakantie. Ja goed ik zwijg al, ik kan daar niet over meespreken. Jij ook niet. Kon je maar. Maar je bent dood. Je bent altijd al dood.

Toch liever in de oven gegaarde koninklijke kabeljauwfilet. Met gestoofde artisjok en smeltende ganzenlever. Je bent benieuwd naar dat knapperig charlotte-aardappelkoekje? Coulis van platte peterselie met geroosterde hazelnoten. Je maakt misbruik van mijn gastvrijheid, vaderfiguur. Je bent me hier simpelweg aan het ruïneren.

Gebakken kalfszwezerik, ik denk er nog niet aan. Ik word niet goed alreeds. Gepocheerde kalfstong. Mousseline van jonge wortelen met appelsien. Witloof, geparfumeerd met azijn uit Este. In bouillon gebonden met mosterd uit Dijon. Wil je er een orgie van maken ofzo? Voor één keer dat we hier samen… Gedraag je een beetje. De wereld lijdt honger en jij.

Weet je wat we doen? We zitten hier tenslotte in het Oud Konijntje. We kiezen eenvoudigweg jong konijn met geurige smaak van pancetta, in gesmolten Echiréboter en bevochtigde spinazie. Je wil lam? Ga je blijven talmen? Al goed, je bent mijn gast.

Voor mijn vader dan lamszadel gebraden aan het been. Bladerdeeggebakje met groene puntasperges en tuinbonen uit Les Marais. In braadvocht, geparfumeerd met gerookte look. Klinkt goed. Enkel voor twee personen? Sorry, dat gaat dan niet. Ik kies namelijk voor duifkes. Zo denk ik nog ’s aan grootvader.

Jonge duif gebakken in zijn geheel. Poeder van eekhoorntjesbrood. Cannelloni gefarceerd met de gekonfijte boutjes en broccolipuree. In Late Bottled Vintage Portwijnsaus. Ja, lijkt me wel wat. Wat zeg je, papa? Je wil stoverij met friet?

Ik die dacht, ik ga mijn vader hier ’s lekker, in ’t vermaarde Oud Konijntje… Dat zal hem plezieren. Bij Patricia, die moeder Thérèse heeft opgevolgd. Dan, tussen de asperges, de truffels en het wild, hebben we eindelijk dat ene echte ultieme gesprek jij en ik. Vader en zoon. Waarin je me zegt hoe ik leven moet. Een gebruiksaanwijzing, zonder vaderfiguur. Waar de valkuilen schuilen. Wat ik vooral niet mag. Wat ik zeker moet.

Dan, bij het buitengaan, leg je eindelijk, eindelijk, eindelijk je hand op mijn schouder. Misschien boer je wel luid terwijl niemand het ziet, pis je tegen de sterren op. Zoals bescheten bourgeois doen als ze hun schone schijn al te rijkelijk in Montrachet hebben gedrenkt en het vernisje van hun schone manieren eraf kraakt.

Maar je bent er niet. De stoel tegenover de mijne blijft leeg. Ik bestel Bolognaise zoals steeds, in Het Vosken. Het Sint-Baafsplein ligt er aprils grillig bij. Studenten haasten zich naar hun toekomst, ik haast me naar mijn verleden, naar jou.

Zal ik onze reservatie dan maar weer afbellen? Ik had zo graag één keer met jou, in dat Oud Konijntje... Maakt niet uit wat er dan op het bord komt alles is lekker. Jouw ogen één keer in de mijne.

Het mag ook Frituur Louiske zijn aan het station. Als je er maar bent.

‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.