15 maart 2007

STERRENKIJKER

4.


Zo gemakkelijk verlaat je het schrijfwereldje niet. Een mislukt, gekraakt, verbrand boek schrijven. Dan zomaar maken dat je weg komt? Zo werkt dat niet. De Kwaremont neer wacht me een bittere gifbeker. Een stoet kritieken. Smalende veelzeggende blikken. Schampere opmerkingen. Beleefd stilzwijgen. Voorzichtige stilte in huis. Lieve kaartjes van de kinderen op mijn schrijftafel. Het kommerloze fietsen hou ik voor later.

‘Bal Masqué is het dagboek van een journalist die zich opwindt en ergert over wat hij voelt en weet en in zijn blad niet kwijt kan’, schrijft mijn schrijfbroeder van altijd Mark Vlaeminck in Het Nieuwsblad.

‘Het hoofdpersonage doet denken aan iemand die jarenlang walgt van valsheid en inhoudloze praat, alles opkropt en denkt wacht maar, ooit zal ik het allemaal schrijven. Op een dag steekt hij zijn duim tussen wijs-, en middenvinger en wordt een romanfiguur’.

Wat ik Mark Vlaeminck niét vertel, is dat ik het hoofdpersonage Vlaeminckx genoemd heb naar hem. De man die voor mij de beste pen van de Vlaamse pers hanteert. Als een amper vermomde hommage aan zijn journalistieke schrijfkunst. Zijn subtiele en daarom juist zo vlijmscherpe kritiek bewijst dat andermaal. Hij mikt zijn plume vainqueur in de roos. Hommage of niet, het zal hem worst wezen.

Gelijk heeft hij. Ik ben nu zelf zijn schietschijf. Ik heb wat ik verdien. Vrienden moeten mekaar vooral niet sparen. Het is niet giftig. Het is veel meer dan dat. Fijntjes vermaalt hij mijn tweede roman tot schijfjes egotripperige randjournalistiek. Ik slik en boet.

‘Satire is dan ook een aartsmoeilijk genre’, voegt Jooris Van Hulle er in De Standaard aan toe. ‘Wie al te heftig chargeert, loopt al snel het gevaar zijn geloofwaardigheid te verliezen. Wie al te braaf blijft, wordt glimlachend de hoek ingedrumd. ‘

Jooris Van Hulle had verwacht dat ik in dit Festival der Maskers dieper was ingegaan op mijn motieven. Heb ik helaas niet gedaan, constateert hij. Anekdotes genoeg, dat wel. Maar niks geen diepgang. Om zijn stuk glashard af te ronden, prikt hij me vast op één van mijn eigen citaten. Zo dat ik eens goed gebeten word van mijn eigen vlooien. Meer dan een watervlo die wat kringetjes tekent op het watervlak en nooit ’s wat dieper gaat ben ik dus zelf niet. Een mens zou voor minder als vlo finaal kopje onder duiken. Naar de koele meren des doods.

Tijd voor wat soelaas. Dat komt er van Phil Cailliau, in Kreatief. Ik lees het stuk van voor naar achter. Wel tien keer. Zo ijdel ben ik.

‘Bal Masqué is knap. Kritisch, hard, bijtend, ontroerend. Op bepaalde bladzijden erg herkenbaar, op andere schitterend wegens de precieze karikaturisering. Dat er in de roman veel met zwart en wit wordt getekend is normaal, aangezien de eigenschap van een karikatuur juist is te overdrijven of bepaalde kenmerkende vormen te vergroten. De structuur doet denken aan de bouw van feuilletons en films: hoofdstukken met hoge spanningsvelden worden gevolgd door rustige hoofdstukken die ervoor zorgen dat de roman niet te zwaar op de hand wordt.’

Dankuwel, Phil Cailliau. God zegene en beware u! Zo wil ik ze wel elke ochtend in de bus. Doch Ons Here ‘n zalft niet, of hij slaat.

‘Gezeur en gezwatel’, meldt Alfred Kossmann omtrent Bal Masqué een paar dagen later in de Zeeuwse Courant. Onder de veelzeggende definitieve titel: ‘Vervelend on-talent’. Ik vermoed qua lettertype: een vette Times New Roman, corpus 26. Voorzekerst. Vluchten kan niet meer.

Dat Jeroen Kuypers, een ingoed man die me in het Centraal Station van Antwerpen geduldig lang heeft staan opwachten voor een gesprek, me kort daarop in alle bladen van de Nederlandse Persunie dan weer bevordert tot ‘de auteur die de beloftes van zijn debuut heeft ingelost’, kan me niks troosten.

Mijn uitgever stuurt me, bij wijze van pijnstillertje allicht, een commentaar van de Nederlandse Lectuurvoorlichting. Ene Doctorandus Maarten Schoon noemt Bal Masqué ‘een aardige, licht ironische roman’. Ik kom hier goed weg. Het had evengoed van Doctorandus P. kunnen zijn.

‘Hier en daar wankelt het verhaal onder effectenjagerij, maar over het algemeen is de ironische toon scherp en kundig volgehouden’, lees ik van mijn schrijfbroeder Bob Van Laerhoven. Lieve Bob.

Het politiek wereldje reageert op ‘Bal Masque’ zoals ik dat helemaal van het politiek wereldje verwachten kan. Of het boek bestaat niet. Of het is helemaal gelogen. De communistische Rode Vaan ziet er zowaar een afkeer in van welke vorm van fundamentele politiek en ideologie dan ook.

‘De auteur wil filosofie stoppen in een werk dat de ideologie zonder meer verwerpt.’ Een onmogelijkheid dus. Filosofie. Godbetert. De Rode Vaan puurt die stelling uit de totale onvoorwaardelijke vrijheidsdrang van het hoofdpersonage.

Het Volksunieweekblad Wij schrijft dat ik al te zeer onder de indruk ben gebleven van mijn slechte ervaringen als Wetstraatjournalist.

Clair Ysebaert, voormalig kabinetschef van Guy Verhofstadt en topliberaal, schrijft in de liberale Burgerkrant dat ‘Bal Masqué’ in tijden van electoraal opbod integendeel een aanrader is en door vele Wetstraat-kandidaten maar beter gelezen kan worden. Ten bewijze daarvan citeert Ysebaert uitgerekend de passage die door alle kritieken heen met de roman geassocieerd zal blijven.

‘De Wetstraat is net een Bal Masqué. Je danst, maar je weet nooit met wie en nog minder voor wie, want iedereen draagt een masker. Ze willen hier allemaal maar één ding, dat je op hun muziek danst. Hun vriendschap is berekening. Hun belangstelling is geveinsd. Ze spreken in slogans. Mensen zijn voor hen geen mensen, maar kiezers. Ze hebben de wijsheid in pacht. Alle anderen liegen….’

Ik leer Ysebaert kennen. We worden vrienden voor het leven. Hij zal me gaandeweg weer verzoenen met eerlijkheid en oprechte gedrevenheid in de politiek.

Het belet niet dat ik mezelf inmiddels met mijn groot bakkes en mijn ‘licht-ironische’ pen tussen twee stoelen heb gemikt. De Wetstraatjournalistiek ligt achter mij. De schone letteren blijven een vage, verre, onmogelijke droom.

Ik krijg een brief van de Vlaamse Televisie. Of ik wil komen praten over de verfilming van mijn debuutroman. Bah ja, zeker? Ik heb toch niks beters meer te doen. Want romans schrijven nee bedankt.

‘Sterrenkijker’. Copyright Stef Vancaeneghem.