10 november 2006

VADER DAG

101. Een Duits soldaat wil een Pools priester neerschieten doch God verschijnt aan het hemelgespante, gebiedt hem: ‘Niet Doen! Deze man wordt nog mijn vervanger op aarde.’ Waarop de Duitser vraagt wat zijn beloning is. God: ‘Jij wordt zijn opvolger’.

De nieuwe grappen. De bitterzoete herinneringen. Weer even die nestwarmte van altijd. Weer een glimp van die grote bende. En alle spoken van weleer. Je oudste is er niet, alweer niet. Zo zit hij ineen. We gaan hem niet meer veranderen. Zo’n reunie, het was nooit aan hem besteed. Hij zonderde zich af in je bibliotheek, plukte een lijvig werk van tussen de boekenruggen, droomde zichzelf weg bij de Russen.

Hij die je het langst mocht kennen. Die nog altijd al je boeken leest. Rusteloos zovele andere verslindt, in zijn kantgevelen kabouterhuisje daar aan het Gentse Prinsenhof vlakbij het kasteel der graven van Vlaanderen. De ouder wordende man in zijn zee van boeken. En nu en dan tussendoor zijn partijtje ping pong.

(In de groene tafeltennisplank die je hem zelf nog schonk boorde ik gaatjes, voor de draden van mijn Marklintrein. Lang en stormachtig was voor hem de weg naar vergeving).

102. Wat ooit een beschermde burcht was, is gaandeweg een gevangenis geworden van gevoelens. Maar we zien elkaar nog altijd even graag, overheen onze totaal verschillende ikjes. Bourgeois, bohémiens, bobo’s, geslaagden, geslagenen, beleefden, geleefden, geletterden, gevorderden van the street university, wijsheid, slimmigheid, sluwigheid, grappigheid, levensblijheid. Déjà vu. Du jamais vu.

Ja we zien elkaar graag en het zal nooit anders zijn. Omdat mama je als een engel vervangen heeft. Voor ons was ze papa en mama tegelijk. L’amour en héritage is wat ze ons meegaf. Sterker dan het leven en de dood.

Neen, we vinden het met zijn allen volkomen normaal dat je oudste er niet is. We hadden ons pas zorgen gemaakt zo hij wél was opgedaagd. De anderen zijn doorgaans dood. Onze rangen zijn uitgedund. Er is grote ravage. Jij bent begonnen, dode vader. Er zijn ledematen afgezet, gezwellen verwijderd, slagaders gescheurd, harten geknakt. Er is veel nodeloos lijden geweest. Suiker is in onze familie geen toneel maar verraderlijk gif. God behoede me voor blindheid van denken.

103. Zo’n ethische commissie die in ziekenhuizen beslist over leven en dood van terminalen met erin de aalmoezenier, de kanunnik, de dokter, de jurist van dienst : dat bestond toen allemaal nog niet. Bobonne heeft onnoemelijk veel geleden. Parrain immens. Mama godzijdank wat minder. Het is snel gegaan bij haar. Tante had het voorspeld dat ze geen hoge top scheren zou, met haar gejaagd leven als weduwe met zes kinderen van wie een vroegtijdig weer naar af.

Voor hen nog geen verheven sanhedrin dat eens beslissen zal of ja dan neen gekozen wordt voor medische hardnekkigheid, dan wel voor menselijk mededogen en snel ingrijpen. Hun procedure, hun voorgeschreven regeltjes der wet, hun nieuwe rituelen. Het zelfgekozen eindpunt. Ooit op een najaarsdag als deze neergeschreven, bestatigd door de dokter en de getuigen.

Hun hoge woorden van leven of dood. Hun principendansje op de slappe koord tussen loutering en verlossing. Hun paso doble tussen gods wondere schepping en bevrijding van het zijn.

104. Dit is nu een ethisch zeer vooruitstrevend land geworden, papa. We staan aan de spits van de levensbeëindiging. In andere landen hebben commissies niet eens de tijd om bijeen komen, worden babies kapot geschoten, door de woedende mensenzee getorst als lijkjes. De vijandige minister zegt: het zijn dingen die gebeuren, de vijandige premier zegt dit is een vergissing, het is niet onze politiek. Papa verliest kind. Kind verliest papa. De wereldgemeenschap kijkt toe, zwijgt. Alle berichten over ethische vooruitgang in deze wereld zijn fel overdreven.

105. Ik schrijf je al mijn brieven op een laptop Pentium Processor. Ik publiceer ze in mijn weblog, onder mijn eigen domeinnaam. Nu en dan neem ik digitale foto’s van je kleinkinderen, je achterkleinzoon. Via Picture Project drop ik ze langs een onooglijk kabeltje in mijn computer. Ik stel ze scherp, zoom ze bij, bewerk ze, kleur ze ma non troppo, geef ze de juiste helderheid. Terwijl ik dit schrijf luister ik op mijn MP3 naar muziek van U2, onvang ik e-mails, telefoongesprekken op mijn draadloze vaste lijn, berichten in de mailbox van mijn gsm.

Avec le temps,
avec le temps va
tout s’en va…

Naast mij ligt het rode mapje vol gedichten die je pende met je groen gestreepte Pelikan. Je boekje heb ik ooit gekregen van je oudste, de lieverd. Je ziet, jouw wereld is allang de mijne niet meer. De mijne zit vol digitale mirakelen. Hoe kan ik jouw vermoeden van bestaan dan nog vatten in woorden van deze nieuwe tijd?

In die digitale fototheek bewaar ik beelden die ik op Monumentendag van de muur plukte in het Textielmuseum waar je hangt te glunderen. Tja, alle beetjes helpen. Ik moet het stellen met wat je me als papa hebt nagelaten: twee keer niks, in sepia. Je wordt er omringd door laureaten van de arbeid, op Sint-Ambroos allicht.

In mijn muziekdoosje toets ik naar het nummer Vertigo. Dit is wat de tijdbom met atoompjes van mensen zoal vermag. Een duizelingwekkend gevoel van futiele vergankelijkheid. Jij hebt je leventje gehad, vigoureus en onvervaard. Het mijn vordert, vertigineus.

Ik tracht het hier nog even te verstillen in deze brieven naar jou. In Bookman Old Style.

‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.