08 november 2006

DE BENIEUWDE RONSENAAR (22)

DE RADOTAGE VAN OMER PEVENAEGE

Afreis

In de achterkeuken van onze beenhouwerij boven de schouw met het grote fornuis van Ciney hing van in mijn kindertijd al een kaderke met volgende spreuk: Leven is weven en Sterven is aan God U Stuk afgeven. Pas op, die spreuk hing in drie kwart van de Ronsische huishoudens, dat weet Uw ook wel, maar begrijpelijk voor reden dat zo veel mensen in die tijd in de textiel bedrijvig waren. Maar wij Pevenaeges waren beenhouwers van Vader op zoon en nooit anders geweten! Natuurlijk, welke spreuk had er bij ons anders moeten hangen? Ik weet het eigenlijk niet, want: Leven is eten en Sterven is aan God U vlees afgeven mits aftrek van het slachtafval dat klinkt nu ook niet zeer appetijtelijk. Ik zal maar eerlijk zijn: ikzelf heb nooit veel op gehad met God en van die dingen. Mijn Germaine zaliger, die ging wel eens de zondag naar de kleine Kerk, hoewel ik denk dat dat meer uit gewoonte was dan met haar volle gedacht. Ik heb haar daar nooit naar gevraagd. Maar zelf had ik een goede afwijs want ik moest noch de bestellingen van de klanten gereed maken! Welnu het rare is met ouder te worden en vooral sinds mijn Germaine zaliger is weggebleven ben ik daar wat meer gaan overpeinzen. En zo denk ik nu dat de grote Afreis eigenlijk niet veel verschilt van de eind balans zo als voor het overgeven van U commerce: Uw moet U schulden en baten eens goed overwegen en dit met het gedacht van een goede prijs te halen. En hierbij is U klandizie de post waar Uw het meeste kunt uithalen want daarop staat geen prijs en dat is dus overeen te komen. Maar als Uw een goede commercant is geweest dan hebt Uw U klanten niet voor het hoofd gestoten en dus bleven ze terugkomen. Welnu, op dat moment krijgt Uw voor elk schelleke salami of saucisson, voor elke cervela die Uw wel eens toegaf U intrest terug en dit dubbel en dik. En met een laatste aangifte stelt Uw zich dan in regel met de Grote Boekhouder. Blijven alleen noch wat practische afspraken te maken voor het Protocol zoals dat heet. En zodoende ben ik dan met een geschreven testament bij de Notaris getrokken. Dat is daar ook weer een heel spel geweest, want voor U testament geldig te maken moeten ook twee getuigen tegen tekenen. De Notaris heeft daarvoor twee oudere weduwen uit de straat vast tot zich genomen maar om elf uur in de voormidddag zijn die mensen hun patatten aan het schillen en dus kwamen die af met hun voorschoot om en hun haar in de papillotten. Eén had zelfs noch haar patattenmesje in de hand en een verwilderde blik in de ogen zodat ik er niet geheel gerust in was. Een mens leest zoveel in zijn gazet! Maar nu ben ik geheel klaar voor de Grote Aftocht en dat is een goed gevoel. En zoals ik mij had voor genomen na de fatale ter aarde bestelling van onze Vader zaliger: mij moeten ze maar verbranden mits crematie ginder in Lochristi. Pas op, qua symboliek kan dat tellen! Immers, ik eindig als op een barbecue waarbij men het vlees maar helemaal laat carboniseren bij gebrek aan mogelijke eters achteraf. Want zoals Uw het weet heb ik geen familie meer. Kijk, Uw begrijpt natuurlijk dat ik als beenhouwer wel enig duidelijk beeld heb van wat er met U lijk gebeurt na de begraving. Zeer hygiënisch is dat allemaal niet. Zo heb ik bij voorbeeld noch eens het geval mee gemaakt van een slager die zijn afval zonder boe of ba in de riolen had gedopt en veertien dagen later moest ik met de pompiers en de politie bij wijze van expert de opkuis ervan beleven. Ik bespaar Uw de details! Overigens, naast al deze overwegingen is het toch dat spijtige voorval op de begrafenis van onze Vader zaliger Pevenaege Valère dat mij meer dan ooit in mijn voornemen heeft gesterkt! Zoals Uw weet is onze Vader zaliger gestorven in de gezegende ouderdom van drie en negentig jaar na een spijtige val van zijn ladder tijdens het verven van zijn corniche en dit van meer dan vijf meters hoogte! Want hij was altijd alleen willen blijven wonen nadat onze Moeder dertig jaar vroeger in een slechte griep was gebleven. Hij kwam wel dagelijks in de beenhouwerij helpen maar elke avond terug naar zijn eigen haard! Na ziekenhuisopname ging het met hem echter snel achteruit en drie weken laten vond dan zijn heengaan plaats. Zelf had hij maar twee wensen: hij wou niet op een rolwagen worden gereden, maar op de ouderwetse manier op de schouders worden gedragen en de aanwezigen moesten bij de ter aarde bestelling bij de put blijven want dat vond hij getuigen van respect tot het einde toe. “En denkt maar niet dat Uw er Uw met een afwijs zult kunnen vanaf maken”, had hij noch gezegd! Welnu, bij het buitenkomen aan het doodshuizeke aan het Burgerlijk Hospitaal geweest had ik al menen op te merken dat één van de dragers moeite had om in de pas te lopen zodat de kist vervaarlijk over en weer schommelde. En dus nam ik de ploegbaas van de Pompes Funèbres even apart maar deze bleek zich geen zorgen te maken hoewel het voor de jongste van zijn helpers de eerste keer was en inderdaad, gedurende de hele dienst geen vuiltje aan de lucht behalve de wierook waar mijn Germaine zaliger niet tegen kon met alle tranen, genies, gehoest en geproest van dien. Maar goed, de mensen zouden dat wel op rekening van haar alteratie plaatsen. En ook de overbrenging op Hogerlucht geschiedde geheel volgens de gepaste ingetogenheid. Toen echter kwamen wij aan de put en de dragers stelden zich langs weerszijden strategisch op ten einde de kist waterpas te laten zakken mits gebruik van drie koorden twee aan twee. De pastoor mummelde noch wat gebeden en kruiste noch wat wijwater aan met zijn kwispel. Daarna lieten de dragers de kist langzaam zakken. En toen gebeurde het: Die jongste gast had niet het wezen gehad om de kist ver genoeg van zijn eigen te houden en het dichtstbijzijnde handvat bleef achter de knop van zijn broek hangen. Toch noch geprobeerd om de zaak te corrigeren, maar zijn makkers hadden het niet in de gaten en lieten de kist almaar dieper zakken. En dus was het geen avance want alleen kreeg hij dat volle gewicht niet meer omhoog. En wat gebeuren moest gebeurde: voor het oog van de pastoor, de familie en wat er noch van de vroegere klandizie van onze Vader zaliger overschoot scheurde die jongen zijn broek naar beneden tot op zijn enkels! Het ergste bleef hem amper gespaard want slechts door een bovenmenselijke inspanning kon hij beletten dat hij mee de put indonderde. De stilte werd plots even tastbaar als de dichte mist die zich inmiddels kil in onze kleren vastgebeten had. De eerste die het niet meer hield was de baas van de begravers zelf, die zich de hele tijd een beetje op de achtergrond gehouden had en zich daarom nu kon permitteren om zich met zo weinig mogelijk bijgeluiden over te geven aan een onhoudbare lachstuip. Maar dat was de vonk die de rest van de aanwezigen liet ontploffen, de pastoor voorop die het zo erg zitten had dat hij zijn kwispel in het wijwatervat liet vallen zodat het met volle inhoud boven op de kist bonkte. En ja, ik moet toegeven dat mijn Germaine zaliger het eerst, en daarna ook ik het hebben uitgeproest, tot onze schaamte maar het was niet te houden. En zo werd het een rare koffiedrinking, achteraf. Uw weet ook hoe deze meestal verlopen: iedereen komt ingetogen binnen, maar na een glazeke Porto of twee komen de gemoederen los en tegen dat Madamme rondgaat met de Cognac voor de mannen en het Zoeteke voor de vrouwen bewijst het geroezemoes dat iedereen alweer is over gegaan tot de orde van de dag. Niet zo in dit geval. Bij het binnenkomen was iedereen noch volop in de nasleep van het goede humeur, maar naarmate de tijd vorderde werd elk zich bewust van het affrontelijke van de affaire en de gesprekken vielen één voor één stil. En na het nuttigen van één pistolet in de gauwte schuifelden de genodigden na een haastige groet stilletjes weg. Zodat Madamme zich afvroeg of er misschien iets met haar koffiemachine scheelde. Eén van de laatsten om het af te bollen was de pastoor, die doelend op het gemorste wijwater noch zegde: Uw moet maar peinzen – hij heeft er alles uitgehaald wat er in zat.

Pevenaege Omer