EGOSTRIP (30)
Nukerke. Gezellig slotfeestje na de laatste voorstelling van ‘Seks en Jaloezie’, op het thuisfront van onze voorzitter Donaat. Een triomf, we vieren het rustig, zo zijn we. Er is extra gespeeld. Er zijn stoelen bijgeschoven alom. Teater VTV, dit zonder h leren schrijven, zit op rozen. Na het zo al succesvolle Ronsese seizoen blijft het publiek massaal komen. Afscheid nemen van een theaterstuk, het blijft iets hebben van afzwaaien. Van regisseur Luc Provost krijg ik zoals alle medewerkers een roze hartje, voor mijn minuscule bijdrage aan het programmaboekje. Katrien Wemel deed hier echter het grote werk. Ik zette hooguit een komma, een punt.
Wemel, Vlaams auteur. Deze naam onthouden. Of liever : onthou niks. Ze is vanzelf aardig onderweg naar je verdere lezers- en toeschouwersbestaan. Haar ‘Sneeuwengel’ : pure klasse. Mijn ‘gedacht’, doch wie ben ik.
Er is intens gerepeteerd. Er was puur speelplezier. Er waren dipjes. Er waren avonden waarop het wat tegenzat, het licht uitviel, acteurs vrolijk naast hun tekst surften, even het zwarte gat, dan op de valreep gered door de tegenspeler. En andere waarop alles dan weer magisch mooi in de plooien viel. Acteurs zijn gevoelsmensen. Emoties laaien op. Niet alleen op de planken. Ook ernaast. Erachter. Lang nadat het doek is gevallen en het laatste applaus is uitgedeind. Er ontstaat een band. Het is als een familie. Dan valt die plots weer uiteen, keert eenieder terug naar de echte thuis. Er bloeien romances, vriendschappen. Er zijn woordenwisselingen, misverstanden. Er wordt gevloekt, bijgepraat, uitgepraat, verbroederd, verzoend, gezoend, gezwoegd, gelachen, gefeest. Acteurs, actrices zien zichzelf als al te vluchtige spreekbuizen. Toneelspelers kijken - ten oprechte - op naar de auteur van het stuk ‘omdat die iets schept wat blijft’. Ze hebben ongelijk. Een theaterauteur bestaat niet. Iemand in het luchtledige. Hooguit wordt eventjes aan zijn naam gerefereerd in het programmaboekje. Geen kat in de volle zaal die er voor de rest van wakker ligt wie Marc Camoletti is, of Arne Sierens. De Nobelprijs voor Pinter ? Was die mens niet allang dood ? Acteurs, actrices genieten het groot privilege emotie rechtstreeks op de zaal af te laten. Acteurs en actrices halen fans en families weg van het scherm. Hun acteurspel blijft vaak een leven lang op het netvlies gebrand. Staat voor jaren in het geheugen gegrift. Wie van toneel houdt, zit met het geheugen vol associaties tussen acteerprestaties en stukken.
Antje De Boeck, Daens. Willeke Van Ammelrooy, Mira. Nand Buyl en Chris Lomme, Schipper naast Mathilde. Schoenaerts, De Apologie van Socrates. Xavier De Baere, professioneel afscheidnemer..
Datgene waarvan een auteur in de eenzaamheid van zijn schrijfhoek alleen maar dromen kan, emotie overbrengen met de pen, dat doet de acteur echt. In levende lijve met zijn lichaam, zijn stem, zijn mimiek. Dat lijfelijk contact neemt niemand hem af. Hij, zij voelt de zaal. Hij, zij brengt personages tot leven. Ook al duurt het maar de tijd van een seizoenstuk. Het spel zindert na voor jaren. Het leeft voort in de herinnering van de toeschouwer. Ik hou van die gezellige intense band in theater (hé, nu weer met h). Vind die maar in de killers- thrillerswereld van uitgevers die nu helemaal verworden zijn tot instant-papierverkopers. Eventjes wat geld scheppen tussen drukpers en versnipperaar. Tederheid ? ‘Tederheid, dat is zever van de nonnekes, stom kieken. Daar koopt ge niks mee. Tederheid verkoopt niet. Artikel Drie van de Wet van Musche.’
Met de groeten van ‘De Held van het Vaderland.’
Rijsel. Le Furet du Nord. Grootste boekhandel van het noordelijk halfrond. Tenminste, als je de Fransen gelooft. Hoe Vlaams blijft Frans-Vlaanderen. Ronse, tussen Rijsel en Gent. Twee werelden. Twee totaal verschillende culturen. De ene weet van de andere niks af. Vlaamse auteurs heten hier De Groote of Roegiers. Annie De Groote. Zeg maar Annie.
Ik stort me gulzig op de ontdekking van François Weyergans (‘Trois jours chez ma mère’). Patrick Modiano heb ik gehad. Modiano heeft Antwerpse roots, stopt die niet weg. In ‘Pédigrée’ rekent hij af met de twijfelachtige vaderfiguur. Scherp, genadeloos als het exploot van de deurwaarder. Niks overlaten, alles weghalen. Ook Weyergans heeft Belgische roots. Brussel. Alexandre Jardin, Zwitserse origines, vraagt zich af welke de zijne zijn in ‘Le roman des Jardin’. Schandaal, hype, goed voor welgeteld één lachbui. Shame and scandal in the family. Omdat papa Pascal Jardin (115 Franse films) en mama Jardin het met iedereen deden. Name dropping. Couve de Murville. Jean d’Ormesson. Claude Sautet. De kleine Jardin vereffent de rekeningen van een jeugd als op de filmset van ‘Vincent, François, Paul et les autres’. Het geeft een goeie film, een gekke jeugd. En een fel overroepen boek.
‘Ge moet veel lezen ventje’, zei mijn bompa. Ik mocht bij hem in bed. Om alarm te slaan bij de eerstvolgende galcrisis. We lazen samen tot twee, drie uur in de ochtend. Hij de memoires van Churchill. Ik die van ‘Kartouchke’. En nu en dan een Bob Morane.
Van Versteylen gesproken, Fnac smijt met groene prijsjes. Mij eindelijk laten verleiden door de ‘Essential Dylan’. Zeker nu hij als icoon van de sixties geschoffeerd en schaamteloos nedergeschreven wordt. Zo te lezen kan hij niks meer, heeft hij ooit amper wat gekund.
Ja hallo, voor mij is die mondharmonica alleen al voldoende om voor altijd het verschil te maken. Had Woody Guthrie eigenlijk niet vandoen. Ging hem toch opzoeken, in de vergeetput van de glorie. Pure peetvader-van-de-sixtiessound. Dylan, dat is Jack Kerouac rechtstreeks met zijn meterslange schrijfrollen vanop het dak van de Santa Fe. Het is tegelijk niks maar het hele verschil. Zijn ‘Kronieken’ lezen. Schitterend. Dan meteen weten waarom zo’n Nobelprijs literatuur niet eens zo’n gek idee ware geweest. Een paar teksten. Een paar meteen definitieve songs. Onze wereld werd helemaal anders voor altijd. Eén beverige Blowin’ in the wind en de hele fascistoïde American Dream ligt aan flarden. Wie de Kennedy’s heeft vermoord en Martin Luther King, wie Marilyn de dood heeft in gejaagd, het maakt niet meer uit. The times they are changin’. Geef ons één Dylan nu meteen. En er vloeit minder bloed. Om massavernietigingswapens die nog atijd zoek blijven.
On ne refait pas sa vie
on continue seulement
on dort moins bien la nuit
on écoute patiemment
de la maison les bruits
du dehors l’effondrement.
(‘Tu ne me dois rien’. Philippe Djian voor Stephan Eicher/ Engelberg.)
Wemel, Vlaams auteur. Deze naam onthouden. Of liever : onthou niks. Ze is vanzelf aardig onderweg naar je verdere lezers- en toeschouwersbestaan. Haar ‘Sneeuwengel’ : pure klasse. Mijn ‘gedacht’, doch wie ben ik.
Er is intens gerepeteerd. Er was puur speelplezier. Er waren dipjes. Er waren avonden waarop het wat tegenzat, het licht uitviel, acteurs vrolijk naast hun tekst surften, even het zwarte gat, dan op de valreep gered door de tegenspeler. En andere waarop alles dan weer magisch mooi in de plooien viel. Acteurs zijn gevoelsmensen. Emoties laaien op. Niet alleen op de planken. Ook ernaast. Erachter. Lang nadat het doek is gevallen en het laatste applaus is uitgedeind. Er ontstaat een band. Het is als een familie. Dan valt die plots weer uiteen, keert eenieder terug naar de echte thuis. Er bloeien romances, vriendschappen. Er zijn woordenwisselingen, misverstanden. Er wordt gevloekt, bijgepraat, uitgepraat, verbroederd, verzoend, gezoend, gezwoegd, gelachen, gefeest. Acteurs, actrices zien zichzelf als al te vluchtige spreekbuizen. Toneelspelers kijken - ten oprechte - op naar de auteur van het stuk ‘omdat die iets schept wat blijft’. Ze hebben ongelijk. Een theaterauteur bestaat niet. Iemand in het luchtledige. Hooguit wordt eventjes aan zijn naam gerefereerd in het programmaboekje. Geen kat in de volle zaal die er voor de rest van wakker ligt wie Marc Camoletti is, of Arne Sierens. De Nobelprijs voor Pinter ? Was die mens niet allang dood ? Acteurs, actrices genieten het groot privilege emotie rechtstreeks op de zaal af te laten. Acteurs en actrices halen fans en families weg van het scherm. Hun acteurspel blijft vaak een leven lang op het netvlies gebrand. Staat voor jaren in het geheugen gegrift. Wie van toneel houdt, zit met het geheugen vol associaties tussen acteerprestaties en stukken.
Antje De Boeck, Daens. Willeke Van Ammelrooy, Mira. Nand Buyl en Chris Lomme, Schipper naast Mathilde. Schoenaerts, De Apologie van Socrates. Xavier De Baere, professioneel afscheidnemer..
Datgene waarvan een auteur in de eenzaamheid van zijn schrijfhoek alleen maar dromen kan, emotie overbrengen met de pen, dat doet de acteur echt. In levende lijve met zijn lichaam, zijn stem, zijn mimiek. Dat lijfelijk contact neemt niemand hem af. Hij, zij voelt de zaal. Hij, zij brengt personages tot leven. Ook al duurt het maar de tijd van een seizoenstuk. Het spel zindert na voor jaren. Het leeft voort in de herinnering van de toeschouwer. Ik hou van die gezellige intense band in theater (hé, nu weer met h). Vind die maar in de killers- thrillerswereld van uitgevers die nu helemaal verworden zijn tot instant-papierverkopers. Eventjes wat geld scheppen tussen drukpers en versnipperaar. Tederheid ? ‘Tederheid, dat is zever van de nonnekes, stom kieken. Daar koopt ge niks mee. Tederheid verkoopt niet. Artikel Drie van de Wet van Musche.’
Met de groeten van ‘De Held van het Vaderland.’
Rijsel. Le Furet du Nord. Grootste boekhandel van het noordelijk halfrond. Tenminste, als je de Fransen gelooft. Hoe Vlaams blijft Frans-Vlaanderen. Ronse, tussen Rijsel en Gent. Twee werelden. Twee totaal verschillende culturen. De ene weet van de andere niks af. Vlaamse auteurs heten hier De Groote of Roegiers. Annie De Groote. Zeg maar Annie.
Ik stort me gulzig op de ontdekking van François Weyergans (‘Trois jours chez ma mère’). Patrick Modiano heb ik gehad. Modiano heeft Antwerpse roots, stopt die niet weg. In ‘Pédigrée’ rekent hij af met de twijfelachtige vaderfiguur. Scherp, genadeloos als het exploot van de deurwaarder. Niks overlaten, alles weghalen. Ook Weyergans heeft Belgische roots. Brussel. Alexandre Jardin, Zwitserse origines, vraagt zich af welke de zijne zijn in ‘Le roman des Jardin’. Schandaal, hype, goed voor welgeteld één lachbui. Shame and scandal in the family. Omdat papa Pascal Jardin (115 Franse films) en mama Jardin het met iedereen deden. Name dropping. Couve de Murville. Jean d’Ormesson. Claude Sautet. De kleine Jardin vereffent de rekeningen van een jeugd als op de filmset van ‘Vincent, François, Paul et les autres’. Het geeft een goeie film, een gekke jeugd. En een fel overroepen boek.
‘Ge moet veel lezen ventje’, zei mijn bompa. Ik mocht bij hem in bed. Om alarm te slaan bij de eerstvolgende galcrisis. We lazen samen tot twee, drie uur in de ochtend. Hij de memoires van Churchill. Ik die van ‘Kartouchke’. En nu en dan een Bob Morane.
Van Versteylen gesproken, Fnac smijt met groene prijsjes. Mij eindelijk laten verleiden door de ‘Essential Dylan’. Zeker nu hij als icoon van de sixties geschoffeerd en schaamteloos nedergeschreven wordt. Zo te lezen kan hij niks meer, heeft hij ooit amper wat gekund.
Ja hallo, voor mij is die mondharmonica alleen al voldoende om voor altijd het verschil te maken. Had Woody Guthrie eigenlijk niet vandoen. Ging hem toch opzoeken, in de vergeetput van de glorie. Pure peetvader-van-de-sixtiessound. Dylan, dat is Jack Kerouac rechtstreeks met zijn meterslange schrijfrollen vanop het dak van de Santa Fe. Het is tegelijk niks maar het hele verschil. Zijn ‘Kronieken’ lezen. Schitterend. Dan meteen weten waarom zo’n Nobelprijs literatuur niet eens zo’n gek idee ware geweest. Een paar teksten. Een paar meteen definitieve songs. Onze wereld werd helemaal anders voor altijd. Eén beverige Blowin’ in the wind en de hele fascistoïde American Dream ligt aan flarden. Wie de Kennedy’s heeft vermoord en Martin Luther King, wie Marilyn de dood heeft in gejaagd, het maakt niet meer uit. The times they are changin’. Geef ons één Dylan nu meteen. En er vloeit minder bloed. Om massavernietigingswapens die nog atijd zoek blijven.
On ne refait pas sa vie
on continue seulement
on dort moins bien la nuit
on écoute patiemment
de la maison les bruits
du dehors l’effondrement.
(‘Tu ne me dois rien’. Philippe Djian voor Stephan Eicher/ Engelberg.)
<< Home