24 oktober 2005

EGOSTRIP (24)

Blognote.

Kliniek der Zusters van Barmhartigheid. ‘Ha Stéphane ! Zijt ge hier op visite ge zijt toch nie ziek? Uw kleinzoontje ? ‘t Is precies ‘n kriekske zo gezond, een klein microbeke misschien? Hoe heet hij ? Larsje ? Extralarge ? Hij heeft uw ogen. Ik heb mij bijkans ziek gelachen met ooderen revue van Tavi in ‘t Paradijs. Karen Wilpart die Zuster Magdaleen veruitbeeldde, vond ik misschien een ietske te jong als meiske om een gechevronneerde zuster te spelen. Ze had wel geheeldegans de démarche van Magdaleen. Zuster Greta had haar eerst niet bekend. Ik was sebiet mee. Ik zeg haar kijk zeg ik : zuster Magdaleen. ‘s Anderendaags zie ik hier kannunik Dewolf uit zijn auto komen. Awel chanoine, zo smijt ik hem op, hebt g’uwen tuter niet mee vandaag ? Uwen tuter van in de Fietoo ? Ik heb ook moeten schokken van te lachen met hunne revue, zegt hij mij. ‘k Was zo gaarne nog ne keer gaan zien. Maar ze hadden geen kaarten meer. Waar haalde gulder dat toch allemaal, die farcen voor zo ne revue ?. G’hebt zeker zelf veel leute gehad op de repeties ? Dat eerste meiske, dat vond ik spijtig : geen echte Ronsiese. ‘k Moe noog de komen, de talluren en de gloezen zeten. Ik kan dat sebiet horen: geen Ronsiese. Er zijn er ook in ‘t publiek die de pointe soms rateren omdat ze niet meer weten waarover ge het hebt. Pak nu de Cinema Concordia. Ik heb dat persoonlijk nog gekend. Ne voale cinema mei blute petsies. Buiten Ronse moet ge daar niet mee afkomen, met Tavi. Dat is iets van Ronse alleen. Ze zouden niet mee zijn. Gaat ge nog ne revue schrijven met uw kameroeten ? Ge gaat u moeten haasten. ‘t Ronsies is aan het verdwijnen. De jonge gasten klappen dat niet meer. Paul Vandenhoeke zegt mij : ze goen noog oevondschaule moeten geiven in ‘t Ronsies. ‘t Is spijtig dat hij Mongskie niet heeft kunnen spelen, Paul. Apropos g’hebt mij doen hesiteren als ik d’ieste bloere las van uw boekske met Ronsiese lietsies. ‘Bureauboekskie’. Van wat komt dat ? Wa wilde daarmee zeggen ? Ha, ‘t ees Beu-roo-boek-skie ? Nu valt hij mijne frank. Van Beu-roon ? Lek de koebiesten. Maar zeg, uwen kameraad Tavi ja Wim Van Coppenolle. Hoe doet die gast dat toch doet om met zijn benen zo schlom te dansen neefiest zijn Tifanie ! Ik lag in de pluie van te lachen. Hoe zijt ge al voorst ? Ah ja ge moet bij den docteur met Largeke. Wanneer schrijft ge eens nog nen nieuven boek ? Ik begin het beu te worden van altijd uw zelfde te lezen.’