25 oktober 2005

EGOSTRIP (25)

Hoe het kwam, ik weet het nog altijd niet. Maar op een dag lag je er niet meer. Ze hadden je graf weggenomen. Weg was je. Ik stond daar maar te gapen tegen de leegte. Tussen het gebladerte bovenop Hogerlucht. Een kwestie van concessie die niet verlengd was. Zo vernam ik achteraf via de familie. Ook je gedenktekens van Christen Volksbond en Voor Taal en Volk waren verdwenen. En de vermelding : ‘Hij vleide geen groten der aarde.’ Vermorzeld, verbrijzeld.
Alles waar je voor stond : verpletterd door de tijd. Toen ik met onze voorzitter Donaat, met Geertje en Wim & Wim, Koen en de andere goede vrienden van Voor Taal en Volk de tribune bouwde voor het stuk ‘Seks & Jaloezie’ van Marc Camoletti kreeg ik het weer. Weer dacht ik bovenop het balkon van de Volksbond aan jou, zoals zo vaak als ik daar kom. Hoe we samen eindeloos vijzen draaiden in de ouwe zitbanken. Ik vind brokstukken van die banken nu soms terug in reeksen van zes, her en der verspreid in een of andere interieur, als handige bijzetstoelen. Seks & Jaloezie, jawel. In de Christen Volksbond, jawel. Ik weet het, jij zou je er voor omkeren in het graf. Hadden ze dat niet weggenomen. De titel alleen al had voor jou nooit gekund. Net zomin als die poster van Che Guevara die ik in de kelderzaal van de Christen Volksbond stiekem had opgehangen naar aanleiding van een ‘Instuif’, zoals feestjes in mijn eigen jonge tijd genoemd werden. Maar Seks & Jaloezie is niet wat het lijkt, bompa. Jaag je maar niet op, rust in vrede. En bovendien : een denderend succes. Dat had je graag, dat de Volksbond eivol zat. Zoals toen met ‘De Purperen heide’ of ‘De Regenmaker’ of De Drie Charels of Bobbejaan Schoepen op zijn paard. Vlaams, christelijk en sociaal. Dat waren ze, je simpele Volksbond-idealen. Maar bompa, van de drie blijft alleen het laatste integer overeind zonder schande noch schaamte. De twee andere hebben ze gefnuikt, besmuikt, misbruikt om altijd maar opnieuw hun vuige machtsspel te spelen. Je zou het niet meer herkennen, het Vlaanderen waarvoor je ons elk jaar meesleurde naar Diksmuide. Of misschien hooguit een paar kwalijke trekjes ervan : uit de periode tussen veertig en vijfenveertig. Bompa, zeg me dat het dàt soort Vlaanderen niet is dat je wilde. Zeg me dat Brel ongelijk had, met zijn beledigende kijk op Vlaanderen ‘nazie durant les guerres et catholique entre elles.’ Maar je bent er niet meer om het me te zeggen. Je graf is weg. En met je graf, de gedenktekens waarop je eerlijke idealen stonden. Ik troost me nu elk jaar door naar het graf te lopen van je beste maat Albert Haustraete wat verderop. Albert, mijn tweede vervangpapa na je dood. De anderen rond je stamtafel Remietje De Smaele, Mongske De Smedt, ik vind ze ook niet meer. ‘t Is alsof er een vangnet weg is. Een vangnet van allemaal mooie rechtlijnige Vlaamse en sociale mannen die opkwamen voor de gewone man en samen zochten naar het goede, het schone, het ware. Dat was voor de brulboeien van de haat. Ik heb geen heimwee. Vroeger was lang niet beter, nee. Maar ‘t is gewoon dat ik je mis bompa. Toen we met de VTV-vrienden na de finale van ‘Tavi in ‘t Paradijs’ allemaal samen op dat podium stonden en de volkse triomf in vuurwerk ontbrandde, dacht ik aan jou. Ik vroeg me af waar in de zaal je je dan schuilhield. In het souffleurhokje, gokte ik. Ik mis je bompa : in de Volksbond op het balkon of in het Malanderpark op je bank. Met je bombardon.