EGOSTRIP (27)
Lettre de mon machin
Beste Joost,
Je schrijft me dat je mijn blog bezoekt. Bijna schreef ik blok, grapje. Je vraagt of ik een gesprek zie zitten. Ik ga geen enkel gesprek uit de weg met mensen die de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens onderschrijven en die geen onderscheid maken tussen alle broeders op deze planeet : noch van rang, ras, taal, afkomst, religieuze of filosofische overtuiging. Voor de verkozene des volks die je bent, lijkt me zoiets vanzelfsprekend. Ik deel je politieke standpunten totaal niet. Voor zover mij bekend via het blad van je partij, het Vlaams Belang. Dit hoeft echter voor mij geen bezwaar te zijn om je te ontmoeten. Indachtig deze vaste boutade van Walter Cabus, één van mijn oud-hoofdredacteuren bij de krant Het Volk : ‘Messieurs, du choc des idées jaillit la lumière.’
Zoals je al weet sinds dat Wietiedebat in De Brouwerij stop ik me niet weg als het erom gaat mijn mening te verdedigen. Ik meen wat ik zeg en ik schrijf wat ik denk. Nooit koester ik daarbij ook maar één seconde de gedachte dat ik de wijsheid in pacht heb. Het is wél mijn mening. Overigens één mening als een andere. En ik schrijf ze in de krant. Of in een boek. Of in een toneelstuk. Of in een filmscenario. Of hier. Omdat ik nu eenmaal gekozen heb voor een schrijvend bestaan. Mijn mening over Ronse is dan wel geïnspireerd door honderden gesprekken met Ronsenaars, straks veertig jaar al. Ronsenaars van alle slag die hun bezorgdheid over onze geliefde stad bij me kwijt willen. Een vertrouwen dat ik nooit wil beschamen en waarvoor ik ze bij deze dank.
Waarom schrijf ik je nu ook nog eens via mijn blog, nadat ik je al persoonlijk antwoordde in een mail? Omdat ik geloof dat je het best goed meent met Ronse. Omdat een aantal van mijn stadsgenoten je naar het stadhuis hebben gestuurd in de verwachting dat je daar problemen aankaart die mensen in Ronse dagelijks ervaren. Want het klopt natuurlijk dat er van alles mis is in Ronse. Een hoop problemen dankt deze stad aan de Wet Gilson van ’63 en de faciliteiten die Ronse tussen twee stoelen hebben gedropt. Een vergeten nomansland tussen Vlaanderen en Wallonië. De Ronsenaars van de voormalige Volksunie, de pioniers van de Vlaamse Vriendenkring en Frans De Ruyck bij de toenmalige CVP hebben het altijd bij het rechte eind gehad. De faciliteiten zijn een ramp voor Ronse. Andere oorzaak van de Ronsese malaise ligt in het goed bedoelde maar verkeerd begrepen politiek correcte denken van de mensen die deze stad besturen. Allemaal Ronsenaars, Luc Dupont voorop, die vanuit hun eigen democratische overtuiging met hun oprecht solidariteitsstreven al te vaak botsen op misbruikte verdraagzaamheid door nieuwe Ronsenaars afkomstig van Wallonië of veel verder. Die twee oorzaken, de ene een linguïstieke, de andere een maatschappelijke, maken dat het gevoel hier overheerst ‘dat de mensen van Ronse het beu zijn’.
Je wil Ronse redden van de ondergang. Het is maar hoe je het aanpakt. Zelf ben ik een schrijvelaar. Soms wordt me al eens gevraagd waarom ik zelf niet op een lijst ga staan. Als ik het allemaal toch zo goed weet uit te leggen in mijn stukjes. Omdat mijn ding schrijven is : een grondwettelijk recht. Ik verzeker je dat zo’n schrijvend bestaan minstens even zwaar en veel minder lucratief is dan pakweg een paar jaar in het Vlaams Parlement zetelen om daarna te genieten van een vet parlementair pensioen. Je ne dirai rien mais suivez mon regard...
De reden waarom ik je schrijf is exact dezelfde waarom ik het woord nam op dat Wietiedebat. Je zal de problemen nooit oplossen door de mensen van Ronse tegen elkaar op te zetten en bepaalde bevolkingsgroepen te overladen met alle zonden van, bijna schreef ik Israel. We zullen er uit geraken met solidariteit, broederlijkheid, verdraagzaamheid, respect voor de Belgische wetten, wederzijds respect, enthousiasme en veel liefde voor Ronse.
Ik ben je nu niet aan het schrijven dat alles hier getolereerd moet worden. Wel integendeel. Twee jaar lang heb ik de theaterrepetities van ‘De Gok van Hermes’ en van de revue ‘Tavi in het Paradijs’ bijgewoond in de Volksbond. Twee jaar lang heb ik me ‘s avonds op straat afgevraagd wat al die veel te dure wagens bevolkt met jonge mannen daar verloren hadden in het donker op de parking van Delhaize. Een aantal dingen in Ronse kunnen gewoon niet langer. Ik hoor al die verhalen ook wel. Op het basket. In het minivoetbal. In de fitnesszaal. In het zwembad. Op straat. In de parken. Veel van de verhalen die je aankaart, hebben ongetwijfeld een grond van waarheid. Al worden ze nu en dan opgeklopt met de bedoeling de nijd aan te zwengelen en het ongenoegen te manipuleren, zowel bij de Ronsenaars van oudsher als bij de allochtonen.
Waar het dus echt om gaat, is het soort van antwoord dat je op de Ronsese malaise brengt. Dat je de problemen van Ronse wil aanpakken, siert je. Maar je weet best dat er helaas geen mirakeloplossingen bestaan. Voor de Ronsese pennenlikker die ik altijd zal blijven, heeft Ronse maar één echte toekomst. En die dropte ik in een liedje voor Tavi in ‘t Paradijs : ‘Tuupe vuir Roonse, zu simpoo dat ees.’
You may say that
I’m a dreamer.
But I’m not the only one.
May be some day you’ll join us.
And the world will be as one.
Ik dank je voor het lezen van mijn blog.
Tuupe vuir Ronse, Joost.
.
Beste Joost,
Je schrijft me dat je mijn blog bezoekt. Bijna schreef ik blok, grapje. Je vraagt of ik een gesprek zie zitten. Ik ga geen enkel gesprek uit de weg met mensen die de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens onderschrijven en die geen onderscheid maken tussen alle broeders op deze planeet : noch van rang, ras, taal, afkomst, religieuze of filosofische overtuiging. Voor de verkozene des volks die je bent, lijkt me zoiets vanzelfsprekend. Ik deel je politieke standpunten totaal niet. Voor zover mij bekend via het blad van je partij, het Vlaams Belang. Dit hoeft echter voor mij geen bezwaar te zijn om je te ontmoeten. Indachtig deze vaste boutade van Walter Cabus, één van mijn oud-hoofdredacteuren bij de krant Het Volk : ‘Messieurs, du choc des idées jaillit la lumière.’
Zoals je al weet sinds dat Wietiedebat in De Brouwerij stop ik me niet weg als het erom gaat mijn mening te verdedigen. Ik meen wat ik zeg en ik schrijf wat ik denk. Nooit koester ik daarbij ook maar één seconde de gedachte dat ik de wijsheid in pacht heb. Het is wél mijn mening. Overigens één mening als een andere. En ik schrijf ze in de krant. Of in een boek. Of in een toneelstuk. Of in een filmscenario. Of hier. Omdat ik nu eenmaal gekozen heb voor een schrijvend bestaan. Mijn mening over Ronse is dan wel geïnspireerd door honderden gesprekken met Ronsenaars, straks veertig jaar al. Ronsenaars van alle slag die hun bezorgdheid over onze geliefde stad bij me kwijt willen. Een vertrouwen dat ik nooit wil beschamen en waarvoor ik ze bij deze dank.
Waarom schrijf ik je nu ook nog eens via mijn blog, nadat ik je al persoonlijk antwoordde in een mail? Omdat ik geloof dat je het best goed meent met Ronse. Omdat een aantal van mijn stadsgenoten je naar het stadhuis hebben gestuurd in de verwachting dat je daar problemen aankaart die mensen in Ronse dagelijks ervaren. Want het klopt natuurlijk dat er van alles mis is in Ronse. Een hoop problemen dankt deze stad aan de Wet Gilson van ’63 en de faciliteiten die Ronse tussen twee stoelen hebben gedropt. Een vergeten nomansland tussen Vlaanderen en Wallonië. De Ronsenaars van de voormalige Volksunie, de pioniers van de Vlaamse Vriendenkring en Frans De Ruyck bij de toenmalige CVP hebben het altijd bij het rechte eind gehad. De faciliteiten zijn een ramp voor Ronse. Andere oorzaak van de Ronsese malaise ligt in het goed bedoelde maar verkeerd begrepen politiek correcte denken van de mensen die deze stad besturen. Allemaal Ronsenaars, Luc Dupont voorop, die vanuit hun eigen democratische overtuiging met hun oprecht solidariteitsstreven al te vaak botsen op misbruikte verdraagzaamheid door nieuwe Ronsenaars afkomstig van Wallonië of veel verder. Die twee oorzaken, de ene een linguïstieke, de andere een maatschappelijke, maken dat het gevoel hier overheerst ‘dat de mensen van Ronse het beu zijn’.
Je wil Ronse redden van de ondergang. Het is maar hoe je het aanpakt. Zelf ben ik een schrijvelaar. Soms wordt me al eens gevraagd waarom ik zelf niet op een lijst ga staan. Als ik het allemaal toch zo goed weet uit te leggen in mijn stukjes. Omdat mijn ding schrijven is : een grondwettelijk recht. Ik verzeker je dat zo’n schrijvend bestaan minstens even zwaar en veel minder lucratief is dan pakweg een paar jaar in het Vlaams Parlement zetelen om daarna te genieten van een vet parlementair pensioen. Je ne dirai rien mais suivez mon regard...
De reden waarom ik je schrijf is exact dezelfde waarom ik het woord nam op dat Wietiedebat. Je zal de problemen nooit oplossen door de mensen van Ronse tegen elkaar op te zetten en bepaalde bevolkingsgroepen te overladen met alle zonden van, bijna schreef ik Israel. We zullen er uit geraken met solidariteit, broederlijkheid, verdraagzaamheid, respect voor de Belgische wetten, wederzijds respect, enthousiasme en veel liefde voor Ronse.
Ik ben je nu niet aan het schrijven dat alles hier getolereerd moet worden. Wel integendeel. Twee jaar lang heb ik de theaterrepetities van ‘De Gok van Hermes’ en van de revue ‘Tavi in het Paradijs’ bijgewoond in de Volksbond. Twee jaar lang heb ik me ‘s avonds op straat afgevraagd wat al die veel te dure wagens bevolkt met jonge mannen daar verloren hadden in het donker op de parking van Delhaize. Een aantal dingen in Ronse kunnen gewoon niet langer. Ik hoor al die verhalen ook wel. Op het basket. In het minivoetbal. In de fitnesszaal. In het zwembad. Op straat. In de parken. Veel van de verhalen die je aankaart, hebben ongetwijfeld een grond van waarheid. Al worden ze nu en dan opgeklopt met de bedoeling de nijd aan te zwengelen en het ongenoegen te manipuleren, zowel bij de Ronsenaars van oudsher als bij de allochtonen.
Waar het dus echt om gaat, is het soort van antwoord dat je op de Ronsese malaise brengt. Dat je de problemen van Ronse wil aanpakken, siert je. Maar je weet best dat er helaas geen mirakeloplossingen bestaan. Voor de Ronsese pennenlikker die ik altijd zal blijven, heeft Ronse maar één echte toekomst. En die dropte ik in een liedje voor Tavi in ‘t Paradijs : ‘Tuupe vuir Roonse, zu simpoo dat ees.’
You may say that
I’m a dreamer.
But I’m not the only one.
May be some day you’ll join us.
And the world will be as one.
Ik dank je voor het lezen van mijn blog.
Tuupe vuir Ronse, Joost.
.
<< Home