18 maart 2013

DE BINNENTUIN

VIEWMASTER COWBOY



Al wie aan de voordeur belde, wou geld uit de sacoche van mama. Voor Broeder Isidoor. Voor koffie, haastig gegraaid uit de openstaande koffer van een Rekord met draaiende motor. Voor Nep Mandarine Napoleon, opgediept uit het heuvelland van Roste Germaine. Voor boeken van het Davidsfonds, met zorg aangeprezen uit een schoolmeesterstas van bij Blockeel. Voor een geluksnummer in de Grote Tombola van de Klijpe. Voor een flacon 411 van ’t Rode Kruis. Voor Spekpater Werenfried Van Straaten en Oostpriesterhulp. Voor onze eigen lokale pater Hantson in de Filipijnen ter versteviging van zijn wankele paalhut. Voor tante nonneke in Buenos Aires, tegen de verspreiding van de tango. Voor een grosse caisse van ’t Muziek van de Volksbond. Voor communicantjes die ook wel zo’n strik om de arm willen. Voor de Basiliek van Koekelberg, kubussen van Domus Dei, de nieuwe kapel van Kerselare, de Autowijding, de Paardenwijding, de Jezuiëten van Ferdinand Verbiest in China tegen al de Chinezen die na al die jaren nog altijd niet in Jezus willen geloven. Voor de melaatsen van Pater Damiaan dat ze niet in stukken vallen. Voor het dak van onze minderbroeders dat in stukken ligt. Voor Gloria Halleluja van Milo Decoster met Liliane Saint-Pierre in de Grote Kerk. Voor droogkuis Aristocrat en al uw delicate kledingstukken. Voor droogkuis Quick Shop en uw gewone was van alle dagen. Voor plastieken picknickdozen in de Plastic Shop tegen dat we naar het meer van Virelles gaan. Voor ’t Wit-Geel Kruis, de Zusters Barberinen van Oudenaarde, de Fanfare van Berchem zodat ze op reis kan naar Tunesië en om zelf ook mee te gaan. Geld voor een typisch Tunesische vogelmuit. Geld voor de sociale werken van Ons Huis, een nieuwe matras van bij matrassenklopper Spileers, een Bekaert relax van bij Spiers voor grootvader zijn sciatiek, stoelen van bij Duquin, een uitschuiftafel bij Meubelen Vandereecken want iedereen moet leven. Geld voor de hond Joekie die het huis vol drolt. Geld voor Belgacine van Spiers Charbons want als de mazout op is, dan staat ge daar. Geld voor de Winstgevende Vereniging zonder Doel in de Wijnstraat met een rente die ge nergens vindt en de geldmakelaar zelf ook niet meer. Geld voor Onzen Toneelbond, voor Onzen Drumband, voor Kerk & Leven, voor goudvisjes, voor de slachtoffers van Marcinelle, voor zeven canarkes uit D’Hoppe die onze binnentuin in de vernieling wiebelen, dan worden doodgebeten door Joekie die van de matrassenklopper krijgt als nooit tevoren. Geld voor de veearts om Joekie te soigneren van zijn martelingen. Geld voor de Melkbrigade, voor badges op uw uniform van de Scouts, voor de vernieuwing van het abonnement op Weekblad Kuifje. Geld voor De Bond van de Kroostrijke Gezinnen, de glasramen van de Kleine Kerk, de nieuwe banken van de Paterskerk, De Pauselijke Werken, de kapel van Wittentak, die van Lorette, de cortège van de Bommels, de Zotten, de Turken, de Duvoos, de CVP, het boekske van de VAB.



Geld voor Gusta de melkboerin. Geld voor eentje met twee bollen vanille van La Renommée, een talloor van Boudewijn & Fabiola, zure spekken bij Schele Fons, voor de matchbal van den Assa, de Club, de Sparta want iedereen moet leven. Geld voor 'Onze Lopers' zie ne keer Marcel Vandewattyne hoe goed dat hij loopt. Geld voor geutelingen, voor de zwemkom van ’t Park, voor een wafel in ’t Châlet na het zwemmen, voor een tennisabonnement. Geld voor 'Onze Nieuwe Ijzertoren': hier ons geld wanneer ons recht? Geld voor de Ridders van de Kruistocht, de Ridders van de Fiertel, de Ridders van Sint-Jan , de Ridders van de Apocalypse in Cinema Ritz met mijn derde broer: in den duik want mama mag het niet weten ze zou nogal.

Geld voor een Hula Hoop, ene gelijk die rond de buiken van Mylène Demongeot en Brigitte Bardot. Geld voor de Fancy Fair van de Paters, voor een vuil boekske met Raquel Welch op de couverture en zonder kleren aan, voor Saint-Martin, de Sint-Hermesgilde, het Gregoriuskoor, de Sint-Sebastiaansgilde, de leerlingenklas van de Muziekschool, de Patronage van de Durenne. Geld voor een eekhoorntje, voor het parochiefeest van Sint-Hermes, de cortège van Drie Koningen, aanbellende kinderen op dertienavond, de Chiro, de KSA, de Scouts, de Meisjesgidsen, het atomium van het College, een ander eekhoorntje want het eerste ligt doodgevroren in de kooi.



Geld voor de reis met 'Onzen Christelijken Ziekenbond' naar Melchtal. Geld voor Voorhuwelijkssparen ge zult blij zijn als ge getrouwd zijt. Geld voor de Yashica van mijn broer met het oog op zijn fotografenopleiding. Geld voor een Viewmaster. Geld voor de Grote Cowboy Collectie in de Viewmaster. Geld voor Herman Emmink (Tulpen uit Amsterdam), The Cousins (Kili Watch), Paul Anka (Diana), Richard Anthony (J’entends siffler le train). Geld voor 'Kartouchke' van Pater Versteylen, 'Kopstukken' van Godfried Bomans, een betonnen duivenkot in de binnentuin het rode dakje geheel en al bescheten. Geld voor het schermtenue en de musketiersdegen van mijn zus. Geld voor een Jokari, raketten van Snauwaert, ballen van Slazenger, voetbalschoenen met echte taatsen de inschrijving van mijn derde grote broer bij de miniemen van Fonske Lesenne op de Club.



Geld voor een eigen basketbal om te trainen op het pleintje, voor rolschaatsen met wielkes van kajoetsjoe en niet van ijzer, voor de derde revisie van mama haar Kapitan, de honderdste panne aan de stookketel, de huur van Villa Condé op de dijk van Blankenberge, een groene blazer met gouden knopen, een Bretonse caban, een gestreepte Engelse sjaal van Cardiff, een daimleren jas gelijk de Beatles op de cover van 'Rubber Soul'. Geld voor verwenning, verpampering, de gouden kooi, gekochte blijdschap, kortstondige troost, het tijdelijk stillen van al je angsten, het bestrijden van je tristesse, het bezweren van het grote niks.

Geld voor de potjes Max Factor van mama op haar toilettafel, Brillantine in het haar van mijn tweede broer, schoenen bij Chaussure d’Iseghem, een vrouwenvelo van bij Cyriel Vanderkimpen aan het kerkhof, een koersvelo bij De Visscher Sport in de Zonnestraat, een gewone velo van bij Clément Boulaert in de Ninovestraat, een competitiekart om u mee te verongelukken op de Ommegang.



Geld voor een kilo préparé in de Charcuterie Ardennaise, een Parker bij Derenoncourt, plakkaatverf van Talens bij Vandermerckt een Waterman bij Ulysse Vandenbossche , een gourmette met je naam erin gelijk alle stoefers, een foularke van Samdam gelijk alle snobs, lederen wanten gelijk alle fils à papa's in Le Renardeau aan ’t Justitiepaleis van Gent. Alle Dinky Toys van Maison Bouton, alle platen van Errato bij Maison Joris.

Geld voor een vers en niet gesneden brood goe mals van bij Deraedt, pistolees en gesuikerde sanwichen van bij Seynaeve, een gestroopt konijn bij Marietje Konijn, een Paashaas bij De Vuyst, een goeie fles Porto van bij Thienpont voor als er volk komt, een vaas uit Murano van bij Samain uit de Gentse Volderstraat, twee peeties die smoelen trekken van bij Galerie Uutvercoren.



Geld voor Almdudler en Romy Pils van Roman en Spa Natuur van Straal, groensel uit het winkeltje van de Watermolenstraat, herstellingen aan mijn broek bij Benoni de kleermaker, aan mijn bottinen bij Benoni de schoenmaker. Geld voor het winkeltje van Tante Rosée aan de Savooistraat iedereen moet leven en kleine winkels hebben het lastig. Voor het strijkatelier van tante Donna in de Zonnestraat, voor een Pontiac bij Urbain Van Habost, voor verse eieren van bij Merry. Voor vette bollen, de autoboks, de schokbarak, de rups, het spiegelpaleis, het spookhuis, het Slangenmens, Le Grand Cirque Pinder van de ORTF met Gilles Margaretis van La Piste aux Etoiles, het wegknippen van mijn amandelen door dokter Decannière, het soigneren van mijn acute sinusitis van teveel te plongeren in ’t zwembad van ’t college volgens dokter Vanwymeersch, een plombage of zeven bij 'dentiest' Noël Van Butsele, een punctie in mijn broer zijn rug tegen de hersenvliesontsteking, de appendicite uit mijn broer zijn buik door dokter Beck in de Kliniek, mijn otiet bij dokter Van Deursen. Geld voor het Puchke waarmee mijn tweede grote broer tegen de Peugeot 203 van paster Regibo boven de Kruissens knalt. Geld voor de reparatie van zijn knieschijf, die van mijn broer, niet die van Regibo, die was al kapot.



Geld voor de hoed van mama bij Madame Bourlez in Brussel voor het trouwfeest van mijn zus. Geld voor een paraplu in de Innovation ter bescherming van de hoed. 'Il vous va comme un gant, ce chapeau'. Geld voor de stenen in de gal van mijn grootvader. Geld voor een pingpongtafel voor mijn oudste broer en zijn vrienden. De plank met allemaal gaatjes erin, voor de bedrading van mijn Märklin-landschappen. Geld voor een echte tamtam uit de Kongo om de witte paters te steunen tegen de zonden van het vlees in 't oerwoud. Geld voor het zwartje dat altijd braaf naar me knikt en Dank U! zegt op de toog van ga-eens-bij bakker Duhoe in de Wijnstraat want iedereen moet leven. Geld voor de werken van barmhartigheid en het zijn er veel. Geld voor gevelschilder Sylvain Lambert die het vernis van het houtwerk moet branden we zijn al juni oeioeioei. Geld voor de Bond van ’t Heilig Herte. Geld om aan mijn Frisco te geraken in den entracte van Cinema Familia. Conny Froeboess jodelend in de bergen van Oostenrijk. Geld maakt gelukkig. Wie het anders zegt, heeft nooit zonder gezeten. Conny Froboess zonder Frisco is niet te pruimen. Geld om bobonne haar been af te zetten. Al dat geld bijeen. Om ze allemaal, één keer, terug te zien.

‘De Binnentuin’. Roman.