05 maart 2013

DE BINNENTUIN



Het Uitvaartcentrum De Witte Wolken ligt vlakbij de suikerfabriek en zorgt voor verwarring. Aan het rondpunt dat – opgesmukt met mieren op klontjes - carpoolers in alle richtingen van octhendfiles catalpulteert, volgen families van nabestaanden wel vaker verkeerdelijk de weg van de bietentransporten. Maar het ene transport is het andere niet.

Tien dagen nadat ik zijn kist had zien wegglijden in de verbrandingstunnel werd ik uitgenodigd ten kantore van de notaris. Tot op het laatst had hij alles dus helemaal onder controle weten te houden. Het hele scenario van zijn eigen afscheid. Bij het zakken van de kist had hij me daarbij nog een laatste keer op het verkeerde been gezet. Dus niet, zoals ik van hem had verwacht, de Kanon van Pachelbel maar wel Brel. Onze vriendschap overheen leven en dood, bezongen in die ondraaglijke mooi tekst voor wie buiten de lijntjes van tijd en grammatica kleurt.

Six pieds sous terre
tu me frères encore


Alleen voor het postuum wegschenken van zijn organen was hij al te oud gebleken.

(Een monkelende notaris: ‘Al hield hij vol dat sommige onderdelen zo goed als nieuw waren gebleven vanwege veel te weinig gebezigd, andere daarentegen’...)

Al de rest was verlopen volgens zijn neergeschreven wensen . Een waardig levenseinde volgens de nieuwe beschavingsrituelen van professor Duindistel, bekend euthanasie-kus en zoals de nieuwe badge in zijn broekzak het had gesignaleerd. Dan, na de verbranding, zoals de poedersuiker op de oliebollen van de zomerkermis: de finale uitstrooiing op de ligweide van de stad in het dal die hem voor eeuwig dierbaar blijven zou.

Op het uitvaartpersoneel na was ik de enige aanwezige. Familie was er niet. Of ze waren niet opgedaagd vanwege te ziek te oud of uitgedeind naar zonniger oorden. De anderen, onze jeugdmaats waren dood of vermaald in de molen van een leven dat te lang duurt voor al te vaak herhaalde schoolreunies. Er waren ook geen nieuwe vrienden meer bij gekomen. Daarvoor was hij te ver heen over verraderlijke verwijdering en vervaging van vermeende vriendschap. De notaris overhandigde me een box van Ikea. En apart een brief.

‘Tot gauw’, schreef hij me.

Eronder las ik een fragment van een gedicht dat ik meteen erkende uit dat oudste notitieboekje van Claus, in de late jaren veertig van vorige eeuw neergeschreven op geruit papier van ‘Le Carillon d’Ostende’.

ik aarzel dit te noemen
het gelaat der stad
omdat mij ontgaat
de luister van de gekleurde
postkaart, het lofgedicht
maar ’t broeit in mij verloren
een aanwezigheid.


Op het voorblad stond verder alleen, in aarzelend handschrift:

De Binnentuin.
Door: Anonymus.


Zijn postuum antwoord was het op de algehele banalisering van naambekendheid. Zijn mening daarover kende ik maar al te goed. Het getwitter en geneuzel in de marge van het schrijven waren aan hem voorbij gegaan.

In de box staken honderden velletjes. Haastig ging ik er door. De notaris zei dat hij nog wel echte erfeniskwesties te regelen had ook. Een keer ik het pand verlaten had, zou ik alle tijd krijgen om kennis te nemen van deze heu hoe zou hij het noemen ‘schenking’ ja toch? Thuis haalde ik Brel in mijn oortjes, schakelde ik de buitenwereld uit. Eindeloos had hij blijkbaar zitten schrappen en herschrijven. Hij liet het nu aan mij over om zijn tuin voort te onderhouden.

‘Je ziet wel wat je er mee doet’ stond er.

Bovenaan in de box stak een zeefdruk van ‘De Parade’, een tijdloze parel van Armand Demeulemeester. Keer op keer hadden we ons staan vergapen aan de luister van het gekleurde die de meester van Wittentak dit werk had meegegeven. Aan de sublieme gratie van de harlekijn. Blijheid die beter weet. De alerte parade van het leven. Als één paso doble: van verzet en berusting.

Eerst nam ik me voor ‘De Binnentuin’ van mijn anonieme vriend zelf nog wat te fatsoeneren. Maar ik kende hem te goed om te weten dat hij elke afwijking van de tekst beschouwen zou als het lossen van de onvoorwaardelijke authenticiteit die hij zijn schrijfleven lang had betracht. Daarom publiceer ik zijn typoscript hier integraal. Zoals ik de tekst van hem, vanop zijn witte wolken, heb geërfd.

'De Binnentuin'.
(Intro voor mijn nieuwe roman°