BRIEFGEHEIMEN
DE TRAGE WEG IS DE MOOISTE
Het was altijd van dat. De roden. De blauwen. De tsjeven. Om één uur luisterde mijn bompa naar het radionieuws. We noemden bompa allemaal ‘parrain’. Het zegt genoeg over zijn onaantastbare gezagspositie in onze familiale thuis aan de Steenbrugge. De glimmende radio van His Masters Voice stond op een plankje aan de muur. Met erop dat hondje onder een luidspreker die eruit zag als de hoed van de Dalai Lama. Recht(s) tegenover de nis met erin achter glas: Onze Lieve-Vrouwe Van Ons Land! Met haar kroon en sleep van kant. In de nis, een elektrisch peertje ter verlichting van de Heilige Maagd en ter verheffing van onze geesten. Op een avond vergat ik dat peertje te dimmen:
’s anderendaags bleek haar kopje weggesmolten, sleepte ze het kroontje op haar kant. Van dan af was mijn zielke verloren voor haar hemels paradijs.
Het was dus altijd van dat rond die grote eettafel. Heftige discussies. Hevig debat. Tussendoor op tafel: blote kiekens van bij poelier Van Wetter en nog zelf gerolde kroketten. Boel over de roden, de blauwen, tot meerdere eer en glorie van de tsjeven.
Het mocht ook wel een keer gaan over kolonel Schramme, stoere huurlingenleider in de Kongo. En de vraag of Patrice Lumumba die bolsjeviek er zelf om gevraagd had om geliquideerd te worden door niet nader genoemde Belgisch-Amerikaanse ‘instanties’.
Op kerstavonden was het nog meer van dat. Doorgaans barstte de bom der vredelievende voornemens los omtrent Brel. Na de ‘plat consistant’ zei wijlen Johan, één van mijn drie oudere broers dan als een ritueel voor het begin der echte feestelijkheden:
‘Tijd voor een ander hoofdschotelken’.
En hij mikte 'Le Plat Pays' op de Blaupunkt onder de nis. Waarop onze oudste, gestaald door teveel lectuur over zijn toenmalig idool Joris Van Severen prompt naar zijn kamer verdween om er troost te zoeken onder het borstbeeld van Gezelle.
‘Een groot artiest, Jacques Brel’
‘Een Vlamingenhater!’
‘Niemand houdt zoveel van Vlaanderen als Brel!’
‘Les Flamandes! Ultieme vernedering der Vlaamse vrouwen!’
(Ik dank de hemel boven de Marquises dat Brel toen zijn laatste woorden omtrent Les F. nog niet gezongen had).
Waarop de Brelfans onder ons in koor ‘Les Bourgeois’ aanvatten, ons mama het nu echt welletjes vond en de algehele kerstverzoening tot stand bracht rond Het Lam Gods van bij Seynaeve.
Politiek, man man man. Ik heb het met mijn fourchette van links en mijn mes van rechts naast het bord meegekregen op het zwart geborduurde viltgroene tafelkleed.
Later, halverwege de jaren zestig, bleek onze huiselijke debatcultuur ook nog eens verruimd tot een familiale scheur in bredere familiekring tussen die van de Steenbrugge en de Waetsbrugge (Vlaamsgezind) versus die van d’Hoogstraat en 'den Boulevard' (Renaix-Bilingue). Met als go-between en enigszins verzoenende verschijning: onze voogd Nonkel Michel (van de Kwaremont). En die kon het toch wel weten zeker? Was hij geen député misschien? En bovendien de beste vriend van Théo Lefèvre de Gand die het tot premier ministre had geschopt of niet soms? En die 'Les Pensées' las, van Blaise Pascal toch ja? Van wie zegt ge?
Politiek, spreek er me niet van. Altijd dat grote gelijk versus dat grote ongelijk. Altijd die grote verhalen. Katholicisme, atheïsme, socialisme, liberalisme, extremisme, humanisme, altruïsme, egoïsme. En daartussen de mens. Verdwaald tussen de lichtjaren van de vergetelheid en de evolutie. Van mensaap tot erger of mooier al naargelang. Gesmeten op dat ene stipje genaamd planeet Aarde die we met zijn allen zozeer aan het opwarmen zijn, dat we straks zelf dreigen te gaan braden gelijk die blote kiekens op mijn bord toen.
Het mooiste moment vond ik altijd dat waarop iemand het 'Concerto voor Hoorn en Trompet' van Haydn uit de Erato-hoes plukte, het wapengekletter van messen en vorken gaandeweg verstilde voor pure schoonheid , de kaarten uit de schuif werden getrokken en er hartentroef! geschreeuwd werd.
De afgelopen weken word ik vaak overvallen met de vraag: waarom ga je voor Groen, Stef? Behalve dan door mijn vrienden van en voor altijd en mijn lieve zus op haar revalidatiebed, na die zware aanrijding op een Zuid-Frans zebrapad die me zegt:
‘Ik heb dat altijd in jou gezien, Stefke. Tout à fait toi, ça. Azuu keene'k oa.’
In onze gebruikelijke mix van taal als communicatie, voor de dingen die we delen van het hart.
Die kreet: hartentroef van toen, gekoppeld aan dat groene tafelkleed. Dat moet blijven hangen zijn. Daarom dus. Nee grapje natuurlijk, goede Wouter. Waarom ik voor jou ga? Overheen onze initiële meningsverschillen die we inmiddels mooi hebben bijgelegd en overbrugd voor het groene doel. Voor jou en voor de groene kandidaten Céline, Nathalie, Gregorio, François Ronsse. (Voor zo’n mooie achternaam wil ik tekenen, al zou ik er één s afdoen).
Om dat ogenschijnlijk kleine verschil dat in werkelijkheid bepalend is en alles zo heel anders maakt in de politiek van de kracht en macht. Dat je, als we samen in het fermetje van François met uitzicht op het mooiste dal van Vlaanderen ons draaiboek voor een groen en solidair Ronse doornemen ter overhandiging aan diegenen die morgen gekozen zullen worden met onze sleutelvraag om voor deze stad bij elke beleidsdaad de sociale en solidaire groentoets te hanteren, dat je er dan ook nog zachtjes aan toevoegt:
‘En de trage wegen. Die moeten ook toegankelijk worden voor mensen met een beperking.’
Dan vind ik dat ‘politiek’ op zijn mooist. Ver van de netwerken en megamiddelen der machtigen, sterken en welvarenden. Dat je dan denkt aan een duurzaam leefbaar en solidair Ronse . Dat politiek er moet zijn voor alle mensen. In eerste instantie mensen van wie de levensloop getroffen en soms levenslang gebroken wordt door het lot. Door de shit that happens all the time.
Met mijn groot zusje komt het goed, als kinesiste en als taaie weet ze haar revalidatie best zelf wel in te schatten en te plaatsen. Komt in orde. En voor mijn Waalse schoonbroer die mee gegrepen en al even zwaar getroffen werd door die dolle wagen en die nu naast haar ligt ook. Le ciel en soit loué. Maar voor zoveel andere mensen is dat niet en nooit meer het geval. De pech, de ziekte, de tegenslag, de herstructureringen, de faillissementen, de minipensioentjes. De machteloosheid en radeloosheid in deze onbetaalbaar geworden luxe- en verspillingsmaatschappij.
Voor al die mensen dromen jij en ik van een hartelijk leefbaar Ronse. In het groenste dal van Vlaanderen. Daarom dus.
Doe het goed zondag strijdbroeder. Jij met die enkele doosjes flyers in dat rommelig bestelwagentje van je. Tegenover de politiek van De Krasse Kreten! Tegenover de machtmiddelen van het grote geld. Tegenover de hoogmoed van de macht. Tegenover de hypes en de waan. Doe wat moet. Onze droom afgeven zullen we nooit. Twintig jaar ben je nu al moeizaam onderweg. De trage weg is de mooiste.
(Aan Wouter Stockman, survival kid. Lijsttrekker voor Groen in Ronse en voor de provincie)
Het was altijd van dat. De roden. De blauwen. De tsjeven. Om één uur luisterde mijn bompa naar het radionieuws. We noemden bompa allemaal ‘parrain’. Het zegt genoeg over zijn onaantastbare gezagspositie in onze familiale thuis aan de Steenbrugge. De glimmende radio van His Masters Voice stond op een plankje aan de muur. Met erop dat hondje onder een luidspreker die eruit zag als de hoed van de Dalai Lama. Recht(s) tegenover de nis met erin achter glas: Onze Lieve-Vrouwe Van Ons Land! Met haar kroon en sleep van kant. In de nis, een elektrisch peertje ter verlichting van de Heilige Maagd en ter verheffing van onze geesten. Op een avond vergat ik dat peertje te dimmen:
’s anderendaags bleek haar kopje weggesmolten, sleepte ze het kroontje op haar kant. Van dan af was mijn zielke verloren voor haar hemels paradijs.
Het was dus altijd van dat rond die grote eettafel. Heftige discussies. Hevig debat. Tussendoor op tafel: blote kiekens van bij poelier Van Wetter en nog zelf gerolde kroketten. Boel over de roden, de blauwen, tot meerdere eer en glorie van de tsjeven.
Het mocht ook wel een keer gaan over kolonel Schramme, stoere huurlingenleider in de Kongo. En de vraag of Patrice Lumumba die bolsjeviek er zelf om gevraagd had om geliquideerd te worden door niet nader genoemde Belgisch-Amerikaanse ‘instanties’.
Op kerstavonden was het nog meer van dat. Doorgaans barstte de bom der vredelievende voornemens los omtrent Brel. Na de ‘plat consistant’ zei wijlen Johan, één van mijn drie oudere broers dan als een ritueel voor het begin der echte feestelijkheden:
‘Tijd voor een ander hoofdschotelken’.
En hij mikte 'Le Plat Pays' op de Blaupunkt onder de nis. Waarop onze oudste, gestaald door teveel lectuur over zijn toenmalig idool Joris Van Severen prompt naar zijn kamer verdween om er troost te zoeken onder het borstbeeld van Gezelle.
‘Een groot artiest, Jacques Brel’
‘Een Vlamingenhater!’
‘Niemand houdt zoveel van Vlaanderen als Brel!’
‘Les Flamandes! Ultieme vernedering der Vlaamse vrouwen!’
(Ik dank de hemel boven de Marquises dat Brel toen zijn laatste woorden omtrent Les F. nog niet gezongen had).
Waarop de Brelfans onder ons in koor ‘Les Bourgeois’ aanvatten, ons mama het nu echt welletjes vond en de algehele kerstverzoening tot stand bracht rond Het Lam Gods van bij Seynaeve.
Politiek, man man man. Ik heb het met mijn fourchette van links en mijn mes van rechts naast het bord meegekregen op het zwart geborduurde viltgroene tafelkleed.
Later, halverwege de jaren zestig, bleek onze huiselijke debatcultuur ook nog eens verruimd tot een familiale scheur in bredere familiekring tussen die van de Steenbrugge en de Waetsbrugge (Vlaamsgezind) versus die van d’Hoogstraat en 'den Boulevard' (Renaix-Bilingue). Met als go-between en enigszins verzoenende verschijning: onze voogd Nonkel Michel (van de Kwaremont). En die kon het toch wel weten zeker? Was hij geen député misschien? En bovendien de beste vriend van Théo Lefèvre de Gand die het tot premier ministre had geschopt of niet soms? En die 'Les Pensées' las, van Blaise Pascal toch ja? Van wie zegt ge?
Le coeur a ses raisons
que la raison ne connaît point.
Politiek, spreek er me niet van. Altijd dat grote gelijk versus dat grote ongelijk. Altijd die grote verhalen. Katholicisme, atheïsme, socialisme, liberalisme, extremisme, humanisme, altruïsme, egoïsme. En daartussen de mens. Verdwaald tussen de lichtjaren van de vergetelheid en de evolutie. Van mensaap tot erger of mooier al naargelang. Gesmeten op dat ene stipje genaamd planeet Aarde die we met zijn allen zozeer aan het opwarmen zijn, dat we straks zelf dreigen te gaan braden gelijk die blote kiekens op mijn bord toen.
Het mooiste moment vond ik altijd dat waarop iemand het 'Concerto voor Hoorn en Trompet' van Haydn uit de Erato-hoes plukte, het wapengekletter van messen en vorken gaandeweg verstilde voor pure schoonheid , de kaarten uit de schuif werden getrokken en er hartentroef! geschreeuwd werd.
De afgelopen weken word ik vaak overvallen met de vraag: waarom ga je voor Groen, Stef? Behalve dan door mijn vrienden van en voor altijd en mijn lieve zus op haar revalidatiebed, na die zware aanrijding op een Zuid-Frans zebrapad die me zegt:
‘Ik heb dat altijd in jou gezien, Stefke. Tout à fait toi, ça. Azuu keene'k oa.’
In onze gebruikelijke mix van taal als communicatie, voor de dingen die we delen van het hart.
Die kreet: hartentroef van toen, gekoppeld aan dat groene tafelkleed. Dat moet blijven hangen zijn. Daarom dus. Nee grapje natuurlijk, goede Wouter. Waarom ik voor jou ga? Overheen onze initiële meningsverschillen die we inmiddels mooi hebben bijgelegd en overbrugd voor het groene doel. Voor jou en voor de groene kandidaten Céline, Nathalie, Gregorio, François Ronsse. (Voor zo’n mooie achternaam wil ik tekenen, al zou ik er één s afdoen).
Om dat ogenschijnlijk kleine verschil dat in werkelijkheid bepalend is en alles zo heel anders maakt in de politiek van de kracht en macht. Dat je, als we samen in het fermetje van François met uitzicht op het mooiste dal van Vlaanderen ons draaiboek voor een groen en solidair Ronse doornemen ter overhandiging aan diegenen die morgen gekozen zullen worden met onze sleutelvraag om voor deze stad bij elke beleidsdaad de sociale en solidaire groentoets te hanteren, dat je er dan ook nog zachtjes aan toevoegt:
‘En de trage wegen. Die moeten ook toegankelijk worden voor mensen met een beperking.’
Dan vind ik dat ‘politiek’ op zijn mooist. Ver van de netwerken en megamiddelen der machtigen, sterken en welvarenden. Dat je dan denkt aan een duurzaam leefbaar en solidair Ronse . Dat politiek er moet zijn voor alle mensen. In eerste instantie mensen van wie de levensloop getroffen en soms levenslang gebroken wordt door het lot. Door de shit that happens all the time.
Met mijn groot zusje komt het goed, als kinesiste en als taaie weet ze haar revalidatie best zelf wel in te schatten en te plaatsen. Komt in orde. En voor mijn Waalse schoonbroer die mee gegrepen en al even zwaar getroffen werd door die dolle wagen en die nu naast haar ligt ook. Le ciel en soit loué. Maar voor zoveel andere mensen is dat niet en nooit meer het geval. De pech, de ziekte, de tegenslag, de herstructureringen, de faillissementen, de minipensioentjes. De machteloosheid en radeloosheid in deze onbetaalbaar geworden luxe- en verspillingsmaatschappij.
Voor al die mensen dromen jij en ik van een hartelijk leefbaar Ronse. In het groenste dal van Vlaanderen. Daarom dus.
Doe het goed zondag strijdbroeder. Jij met die enkele doosjes flyers in dat rommelig bestelwagentje van je. Tegenover de politiek van De Krasse Kreten! Tegenover de machtmiddelen van het grote geld. Tegenover de hoogmoed van de macht. Tegenover de hypes en de waan. Doe wat moet. Onze droom afgeven zullen we nooit. Twintig jaar ben je nu al moeizaam onderweg. De trage weg is de mooiste.
(Aan Wouter Stockman, survival kid. Lijsttrekker voor Groen in Ronse en voor de provincie)
<< Home