14 oktober 2010

RONSIES RARITEITENBOEK (22)

CAMBIEDZE VOAVER




Nu en dan halen brandweermannen er - met op flessen getrokken lucht in de rug - lijken uit het slijk.

'Versmuurd'.

Moe geleefd. Niet langer willen ploeteren. Gisteren nog blijven hangen op de Kerstmarkt. Vanochtend met het gat vol schulden de longen vol water. Wordt er een laatste veldbedje gespreid. Wordt er een tentje gespannen over de miserie van Ronse. Ligt er meer blauw op straat.

Hier, aan de rand van deze publieke plas worden alle 'Roddels van Ronse' met het oud brood te grabbel gegooid. De laatste illusies omtrent discretie nemen er een duik. Vriendschappen verzuipen er. Het laatste greintje vertrouwen wordt er aan flarden geluld. In halve zinnen en hele allusies. Het hele Ganzenbord vol.

We've gotta get out of this place. Als je niet snel maakt dat je hier wegkomt, krijg je er zo meteen ook nog het gekwaak van de verdwaalde statuskikker bovenop. Hij is nog even in Ronse, zegt hij (alsof het wat uitmaakt, hij was hier nooit en nergens te zien). Hij heeft geen tijd, zegt hij. Hij wil hier niet lang blijven rondhangen want hij heeft deze stad, ooit zijn stad, nu verlaten voor 'elders en beter'. Hij heeft, kijk 's aan: afstand genomen. Hij is beter dan wat Ronse nu is, denkt hij. Hij is hier dus maar voor eventjes terug. Om nog wat zaakjes te regelen in verband met eigendommen en erfenissen.

''k Goe mien hoazekies verkuupen an de grauwe.'
'Zeur heen guild, de grauwe van Bruussoo.'
''k Goe moa loeten betoon mei oes guild.'
'Kienderguild.'

Dàt soort praatjes hoor je er aan de stille waters van Ronse. En zoals de waterrat haar papieren schip verlaat en naar de waterkant peddelt terwijl het broze bootje versnipperd voortkabbelt richting Must, zo haast hij zich terug naar zijn flat. Hij wil terug naar de Kust.

(Hij wil weg van Ronse, jij bent weg van Ronse).

Wat hij niet weet in al zijn hautaine betweterigheid is dat je Ronsenaar bent voor altijd. Ici ou là-bas. Want Ronse laat je nooit los. Maak dat de ganzen wijs.

'Allez-y je vous dis. Cela nous fera de l’air.'

Maar nee. Hij wil en zal je eerst nog maar eens het hele chagrijndeuntje doen over ‘De Ondergang van Ronse’. Alle torenhoge clichés. Zo hoog als de toren van Sint-Hermes. Alles wat mis zit. In zijn kop vooral. (De Fiertel, die wil hij voor geen geld missen).

'Hoest oa ziere wieg. En loet oes vurst drumen vaan Roonse.'




Cambiedse Voaver. Eén van de hoge Moten. Ooit het schatteneiland van de familie Cambier-Robette. Nu hét toeristisch plaatje. 'De Wilde Zwanen' van Ronse.

'De canarkies van de Bruul.'

Tegenwoordig wagen de lieverdjes zich al eens in gesloten gelederen tot aan de overkant bij ''t Woaf vaan Mootie'. Of dan leggen ze ietwat waggelend, maar daarom niet minder waardig en vastberaden, het verkeer stil voor zover nog nodig. Trekken ze in Indianenpasje naar 'De Koeifieste'. Maar altijd wel proper op zichzelf enzo. De fierheid van ganzen in de pas.

Cambiedse Voaver. Des winters als het regent duiken hoog gegrepen gelauwerde woorden er, vermomd als dansende lichtjes, in de diepe wateren van Ronse. 't Is een plaatje dat we als Ronsenaars met zijn allen koesteren. Daarom dat we het veilig wegstoppen. Achter die nieuwe hoogbouw.

RONSIES RARITEITENBOEK.
Handleiding voor Ronse.
Copyright Stef Vancaeneghem.
Illustratie : Michel Provost.