03 september 2010

AUVER LEIVEN IEN ROONSE

NIE MEI OES!

Punt 5 op de agenda van de gemeenteraad maandag: Oprichting van de ‘Werkgroep Ronsies.’
Aldus belandt ons aller geliefd Ronsies in het conserveduuzekie van de officiële recuperatiepolitiek. Dat Albert De Cordier zaliger dat niet meer moge meemaken. Hie zoe nogaal ientsie va zie gat gegein heen. Beerie Passereelle die mei Annietsie, 'De Gescheipene van kouters en patoeters' en mei Fietoo-trompeeter Dreitsie mei zie motocycletsie ter raadszitting ’t Schoon Vlaemsch wel eens wilde ruilen voor Schuun Ronsies met zijn legendarische Ronsiesche sneer:

‘Ge zoat ne dieke wietie! Wettet!’

Dat moest dan volstaan om in Broeke… aale poaen te doe zwoaen. Waarna ‘Orphalt Cruckie ’(Door ‘Robeer’ Van Wingene steevast ‘Oswald’ genaamd) kon overgaan tot het agendapunt 23:

‘En noa tuus de reikenengen van de kierkfabrieken.’
‘Robeer Dussaar, ’t ees an oa’.
(Voer ’n uure oof twie).

Toen was Ronsies nog Ronsies. Toen hadden de Ronsese gescheipenen geen werkgroep nodig om mekaar aldus con brio te ‘couilloneiren’. Nu ligt dat dus allemaal anders. ‘In extremis’, als ik me zo mag uitdrukken, heeft Vlaams Behanger Erik Tack blijkbaar het opportune politieke potentieel van het Ronsies Belang bij de kiezer ontdekt. Sindsdien laat hij geen kans meer liggen om achter de kar van het Ronsies aan te hollen die schepen Joris Vandenhoucke al jàren in zijn eentje zonder werkgroep of wat dan ook als een vanzelfsprekende dienst aan de Ronsenaars en hun geschiedenis vooruit duwt. Geen enkele Ronsenaar heeft de afgelopen jaren ter bevordering van de Ronsiese eigenheid tevergeefs een beroep gedaan op de schepen van Cultuur. Zonder werkgroep. Nu komt er dus wel een.

Hola minuutse, vraagt u zich af. Wat is er dan mis met zo’n offcieel instrument? Niks. Wel integendeel: àls het tenminste dient, om zoals promotor ervan Xavier Saey dat ziet het Ronsies gewoon heel onschuldig te koesteren als iets moois, leuks en kostbaars. Als het echter moet dienen als gepolitiseerde hefboom en alibi om alweer een zoveelste onderscheid te maken tussen de mensen van Ronse en hun taal of idioom, deze keer dus tussen Ronsenaars die wèl Ronsies kennen en de andere, dan krijgen een heel ander verhaal. Want dan spring je van het onschuldige ‘De Taele is gansch het Volk’ naar het donkere Blut und Boden-gedoe. Dan creëer je een nieuwe klasse en plaats je de zogenaamd ‘eechte’ Ronseniers tegenover ‘die andere.’ Dan polariseer je zogenaamd ‘zuivere’ Ronsenaars tegenover diegenen die het minder zijn. Tekeningske?

Voor mij is een Ronsenaar iemand die van Ronse houdt. Iemand die hier woont. Iemand die hier leeft. Iemand die hier gelukkig tracht te zijn. In vrede, vriendschap, tolerantie, hoffelijkheid voor eenieder ander. Zonder onderscheid van taal, afkomst, huidskleur, rang. Het maakt mij niet uit of die oude of nieuwe Ronsenaar (nog zo’n irrelevant onderscheid) van de fluten komt, van Gent van Anwerpen van Brussel van Weu-loo-nie zoals Ronsenaar Rudi Demotte, van Zagreb of Carthago.

Het Ronsies bewaren, zoals die goed bedoelende Xavier Saey en de mensen van de Adviesraad voor Cultuur doen met hun vanaf maandag officiële werkgroep, of zoals Joris altijd al spontaan deed in zijn eentje vanuit het hart, is iets wat deugd doet. Een hart onder de riem zelfs voor de liefhebbers van ‘t Ronsies. Mooi om zien. Hoopgevend. Positief gewoon. Het sluit ook aan bij de rijke traditie van de volkscultuur die wordt of werd overgedragen door barden als Willem Vermandere, Walter De Buck, Wannes Vandevelde, Flip Kowlier, Biezebaaze, Jawadde. En zelfs bij gelegenheid Will Tura: mo vent toch. Maar het Ronsies als een soort ijkpunt ter verdeling van de ‘eechte Ronseniers’ en de zogenaamd ‘andere’, tussen Ronsenaars van de vierde of vijfde generatie kijk ’s aan en de ‘nieuwe’ van vandaag:

NIE MEI OES. EN ZEIKERST NIE MEI MOA.

No recup. No way. ‘k En poazer noo nie oop. Ik wens het de mensen van de Adviesraad voor Cultuur toe dat ze de valkuilen zien van het woord authenticiteit. Het ligt zo dicht bij apartheid en zo ver weg van de eigentijdse diversiteit van onze prachtige geliefde stad: met uitzicht op de échte wereld van vandaag. Ien Ronse ees dat iet. Da vinde nieverst niet.

(Illustraties: Michel Provost).