RONSIES RARITEITENBOEK (7)
D'HUUGSTROETE.
Boek na boek wrik je je los uit hun oude mythen. Eén ervan zet zich hardnekkig vast in je nekvel. Wordt meegeleverd bij je geboorte, met levenslange garantie. Het spook in je hoofd gedraagt zich als het wijfje van de bidsprinkhaan. Het peuzelt je eigen verwekker op, meteen na de liefdesdaad.
De mythe van je kindertijd: dat Onze Vader Die in de Hemelen Is de jouwe nu al meteen tot zich neemt, om er over jou te waken. Dat je van geluk spreken mag. Dat je zelfs het beste mag verhopen voor later. Want God slaat niet of hij zalft. Dat je voor jezelf op eeuwige Zaligheid rekenen kan. Wie weet een heilige roeping in de tropen. Want je hebt een bijzondere bewaarengel daar. Dit heb je voor op de anderen.
Nu dat neusje snuiten.
Zakdoekje leggen.
Niemand zeggen.
Ja zuster, nee zuster.
Je zet maskers op van vroomheid die je kwetsbaarheid verbergen. Fier om zoveel broosheid ben je niet. Je streeft naar uitmuntendheid die je uit het bereik van hun reprimandes zullen houden. Je kan je geen slecht rapport veroorloven. Daarvoor ben je al te ver heen met je vadermoord. Je bent zo bang om de anderen om je heen nog eens te ontgoochelen. Je wil zo hard de flinkste zijn. Om te beginnen voor je mama, die je al te diep gekwetst hebt door de dood van je eigen vader op te eisen. Veel later zal je op theaterplanken van het Nederlands Theater Gent in oude Griekse verhalen je eigen story menen te herkennen. De ouderen om je heen zullen je in die breekbare jongensjaren troosten. Schuldgevoelens zijn nergens goed voor.
Droog je tranen.
Ga voetballen met de andere jongens.
Schuld. Gevoelens. Andere doden zullen die ene dood van je vader draaglijker maken. Elke nieuwe dode is goed nieuws en meer gezelschap voor je vader. Troost voor je moeder. Tante E. is dood. Zie je wel? Het gebeurt dus wel vaker dat mensen sterven.
De eerste dode die je kust. Ze smaakt naar koud vlees. Waar zijn haar warme lippen? Waar is haar hartelijke lach? Wat rest is een stugge nonkel bij wie je geen verdriet ziet.
Een jongen uit je klas gaat sterven. Er is sprake van besmetting. Puncties. Quarantaine. Een heel legioen doden, nu op korte tijd. Zie je wel? Normaal. Het hoort erbij. De nonkels van je nonkels. De tantes van je tantes. Traktaten, borrels, stamboomverhalen, familiefilms. Glimmend zwarte jassen, sneeuwwitte kant. Paternosters en missalen. Broches. Hoe meer doden hoe meer vreugde, zo te zien.
Aan de koffietafel wordt er onderhandeld over de nog beschikbare plaatsen in familiekelders. Het gaat over grafzerken, concessies, betrouwbare steenkappers. Arduin, marmer, blauwe Scheldesteen, gedenkplaten met letters van goud.
Koffietafel wordt likeurtafel. Elixirs en geestrijke dranken met namen als operettes en Franse keizers. Er wordt gezongen, gelachen, geschreid . Nu de kwestie van de verdeling, willen alle kinderen de veranda verlaten. Gemompel, geschreeuw, getier, gevloek, gebroken glas.
Nooit meer!
Nee nooit zien jullie me nog!
Dieven! Bedriegers!
Kom we zijn hier weg.
Hoe lang duurt het eeuwig leven? Een leven lang. Dan nog een en nog een. Tot je de tel kwijt bent in je eigen eeuwige levens. Nooit in je levensonderhoud meer moeten voorzien. Win for life maar dood. Gewoon niet-zijn. Eerst ben je een herinnering in het hart van enkele dierbaren, zo denk je zo hoop je. Dan ben je een naam een foto op oude papieren in de rommelkast tussen notariële akten. Dan vernipperen ze je. Je bent snippers. Fire and gone with the wind.
Met Thanatos in je nekvel begroet je Eros, de dag zelf waarop je grootvader sterft. God slaat niet of hij zalft, ziedaar zijn zalfje al. Je schudt Thanatos van je af. Je denkt ha nu ben ik je echt kwijt, dood. Je kan mijn rug op. Je springt op je hengst. Je vlucht ver weg van hem. Je ziet niet dat hij het paard is, waarop je wegdraaft naar het volle leven.
RONSIES RARITEITENBOEK
Handleiding voor Ronse.
Copyright Stef Vancaeneghem.
Illustratie: Armand Demeulemeester.
Boek na boek wrik je je los uit hun oude mythen. Eén ervan zet zich hardnekkig vast in je nekvel. Wordt meegeleverd bij je geboorte, met levenslange garantie. Het spook in je hoofd gedraagt zich als het wijfje van de bidsprinkhaan. Het peuzelt je eigen verwekker op, meteen na de liefdesdaad.
De mythe van je kindertijd: dat Onze Vader Die in de Hemelen Is de jouwe nu al meteen tot zich neemt, om er over jou te waken. Dat je van geluk spreken mag. Dat je zelfs het beste mag verhopen voor later. Want God slaat niet of hij zalft. Dat je voor jezelf op eeuwige Zaligheid rekenen kan. Wie weet een heilige roeping in de tropen. Want je hebt een bijzondere bewaarengel daar. Dit heb je voor op de anderen.
Nu dat neusje snuiten.
Zakdoekje leggen.
Niemand zeggen.
Ja zuster, nee zuster.
Je zet maskers op van vroomheid die je kwetsbaarheid verbergen. Fier om zoveel broosheid ben je niet. Je streeft naar uitmuntendheid die je uit het bereik van hun reprimandes zullen houden. Je kan je geen slecht rapport veroorloven. Daarvoor ben je al te ver heen met je vadermoord. Je bent zo bang om de anderen om je heen nog eens te ontgoochelen. Je wil zo hard de flinkste zijn. Om te beginnen voor je mama, die je al te diep gekwetst hebt door de dood van je eigen vader op te eisen. Veel later zal je op theaterplanken van het Nederlands Theater Gent in oude Griekse verhalen je eigen story menen te herkennen. De ouderen om je heen zullen je in die breekbare jongensjaren troosten. Schuldgevoelens zijn nergens goed voor.
Droog je tranen.
Ga voetballen met de andere jongens.
Schuld. Gevoelens. Andere doden zullen die ene dood van je vader draaglijker maken. Elke nieuwe dode is goed nieuws en meer gezelschap voor je vader. Troost voor je moeder. Tante E. is dood. Zie je wel? Het gebeurt dus wel vaker dat mensen sterven.
De eerste dode die je kust. Ze smaakt naar koud vlees. Waar zijn haar warme lippen? Waar is haar hartelijke lach? Wat rest is een stugge nonkel bij wie je geen verdriet ziet.
Een jongen uit je klas gaat sterven. Er is sprake van besmetting. Puncties. Quarantaine. Een heel legioen doden, nu op korte tijd. Zie je wel? Normaal. Het hoort erbij. De nonkels van je nonkels. De tantes van je tantes. Traktaten, borrels, stamboomverhalen, familiefilms. Glimmend zwarte jassen, sneeuwwitte kant. Paternosters en missalen. Broches. Hoe meer doden hoe meer vreugde, zo te zien.
Aan de koffietafel wordt er onderhandeld over de nog beschikbare plaatsen in familiekelders. Het gaat over grafzerken, concessies, betrouwbare steenkappers. Arduin, marmer, blauwe Scheldesteen, gedenkplaten met letters van goud.
Koffietafel wordt likeurtafel. Elixirs en geestrijke dranken met namen als operettes en Franse keizers. Er wordt gezongen, gelachen, geschreid . Nu de kwestie van de verdeling, willen alle kinderen de veranda verlaten. Gemompel, geschreeuw, getier, gevloek, gebroken glas.
Nooit meer!
Nee nooit zien jullie me nog!
Dieven! Bedriegers!
Kom we zijn hier weg.
Hoe lang duurt het eeuwig leven? Een leven lang. Dan nog een en nog een. Tot je de tel kwijt bent in je eigen eeuwige levens. Nooit in je levensonderhoud meer moeten voorzien. Win for life maar dood. Gewoon niet-zijn. Eerst ben je een herinnering in het hart van enkele dierbaren, zo denk je zo hoop je. Dan ben je een naam een foto op oude papieren in de rommelkast tussen notariële akten. Dan vernipperen ze je. Je bent snippers. Fire and gone with the wind.
Met Thanatos in je nekvel begroet je Eros, de dag zelf waarop je grootvader sterft. God slaat niet of hij zalft, ziedaar zijn zalfje al. Je schudt Thanatos van je af. Je denkt ha nu ben ik je echt kwijt, dood. Je kan mijn rug op. Je springt op je hengst. Je vlucht ver weg van hem. Je ziet niet dat hij het paard is, waarop je wegdraaft naar het volle leven.
RONSIES RARITEITENBOEK
Handleiding voor Ronse.
Copyright Stef Vancaeneghem.
Illustratie: Armand Demeulemeester.
<< Home