RONSIES RARITEITENBOEK (5)
'T COLLEIZIESTROETSE.
Na de laatste proclamatie met een verre superior als God de Vader op het hoge podium, zijn afgemeten complimentjes voor uitmuntendheid, zijn strenge reprimandes voor gebrek aan vlijt, lopen levenslijnen voorgoed uiteen. Zes vrolijke jaren zijn voorbijgegaan. Op dat ene schooljaar van schoolse dwingelandij en lijfstraffen na. Zo lang duren eeuwige vriendschappen, bezegeld nochtans met het bloed van wijsvingers. Je wil ze nog even vasthouden, je vroegste kameraadschappen. Een klasfoto. Een schoolse turnparade. De eerste sigaretten om de hoek. En de groep nieuwe levens zwermt al uiteen naar zeer uiteenlopende lotsbestemmingen.
De zesde grote vakantie slaat een bres tussen de zorgeloze tijd en de nieuwe chemie in je onderbuik. Je beseft het nog niet, maar je wereld valt al uiteen. Wat heet klassiek, wat staat voor modern? Vriendschappen vervagen tot vertwijfeling en verworden tot rivaliteit. Er komen verlangens tussen zitten. Meisjes, ze maken ons allemaal smoor en gek. Verliefdheid en verlorenheid. Verovering en afwijzing. Niks zal ooit nog zijn wat het was. Je wordt in de arena gesmeten. Vae victis. Street University. Je bent er helemaal niet klaar voor. Je bent welopgevoed zogezegd. Bescheten burgermannetje dus. Fijne maniertjes. Nette pakjes. Bon chic bon genre. Je zal moeten leren knokken. Ze hebben je zo week gekweekt. Ze hebben je met de beste zorgen omringd. Ze hebben je op je wenken bediend. Je bent zo overbeschermd, zo kwetsbaar.
Andere lessen. Andere lectuur. Andere leraren. Andere conversaties. Andere leefwerelden. Andere omgeving. Andere levensstandaarden. Andere planeten. De grote vermaling van de zuivere samenhorigheid. Sportstages en scoutskampen zorgen nog voor schaarse raakpunten, maar het ongerepte bestaan is nu een genadeloze concurrentiestrijd.
(Later zal je eraan terugdenken. Bij het dodelijk ongeval van de ene, de zelfmoord van de andere, de terminale ziekte van de derde).
Nooit zal het nog hetzelfde zijn als toen het ging om de sterre van Bethlehem die men stille zag staen, de vier weverkes die men ter botermarkt zag gaen.
Cosinussen zijn geen parasangen. De ene mag door, de andere blijft hangen. Voor het eerst verwacht het leven van je dat je echte keuzes maakt. Je ontdekt nieuwe woorden als roeping en toekomst. Dat je die au sérieux moet nemen. Je krijgt rillingen van de bestemmingen die anderen voor jou uittesten. De lat zal nooit hoog genoeg liggen. Schoolse zekerheden maken je integendeel heel onzeker, negeren je gevoelswereld. Bovenop je aangeboren verlatingsangst komt nu de faalangst. Je stopt je weg achter rapporten die de verwachtingspatronen van je omgeving sussen. Zij zijn er heel gerust in, maar jij weet al beter.
Je zal nooit ergens bijhoren, je zal altijd in de marge staan. Pasklare lijnen zijn niet voor jou weggelegd. Je zal zijkanten kiezen, dwarsbalken en kronkelwegen. Kerouac, Salinger en Bukowski, Louis-Ferdinand Céline worden je helden. Aan de buitenkant ben je alles wat ze van jou willen. In je broekzakken bal je je vuisten.
Je weet al dat hun mooi plaatje niet klopt. Je wil niet langer geloven wat de paters van Strijpen je in hun retraites voorhouden. Je wordt weggestuurd omdat je hun openbaringen verwerpt. Hoe kan een maagd onbevlekt ontvangen. Tegelijk verwerp je de wanhoop waarin ze je vanuit hun ivoren toren maar al te graag zien wegkwijnen. Je weigert van hun verdoemenis een fataliteit te maken. Er moet een andere weg zijn. Een die je van de verloren mens naar hergeboorte voeren zal. Je zal zoeken in duizend boeken, snel zal je het cynisme verwerpen dat voert naar zelfmoord en dictaturen.
Ze vragen je om aan je uitersten te denken, je doet niks anders. Hun boosaardige reactie op je rechtmatige vragen wordt je redding. Je leert woorden en begrippen kennen die niet hun leerprogramma staan. Tussen hun transcendentie en immanentie zal je de weg vinden naar namen die ze al die jaren angstvallig voor jou verzwijgen. Overheen de absurditeit van je geboorte net voor de dood van je verwekker zal je toch de zin vinden, bij diegenen die ze verbannen vervloekt en verbrand hebben.
Vanaf nu hou je er een verborgen leesagenda op na. De rertraitepater wil je toch nog even spreken, jij niet langer. Vijftien jaar is lang genoeg geweest. De zin van je leven zal voortaan de zin zijn die je er zelf aan geven zal. Onderweg naar jezelf zal je gaandeweg gelijkgestemden vinden die al dezelfde door hun God vervloekte namen kennen. Je staat niet langer alleen.
Traag kom je uit je cocon. Je schrijft je eerste bladzijden. Je leest, je noteert, je schrijft en schrijft en het stopt niet meer. Voor het eerst ontdek je wat vrijheid is, proef je de smaak van zelfredzaamheid. Je vult nog wel in wat ze willen dat je invult. Het geeft je ruimte om zelf te denken. Je stil verzet voert je al naar een andere vertroosting.
RONSIES RARITEOTENBOEK.
HANDLEIDING VOOR RONSE.
Copyright Stef Vancaeneghem.
Foto:HDK
Na de laatste proclamatie met een verre superior als God de Vader op het hoge podium, zijn afgemeten complimentjes voor uitmuntendheid, zijn strenge reprimandes voor gebrek aan vlijt, lopen levenslijnen voorgoed uiteen. Zes vrolijke jaren zijn voorbijgegaan. Op dat ene schooljaar van schoolse dwingelandij en lijfstraffen na. Zo lang duren eeuwige vriendschappen, bezegeld nochtans met het bloed van wijsvingers. Je wil ze nog even vasthouden, je vroegste kameraadschappen. Een klasfoto. Een schoolse turnparade. De eerste sigaretten om de hoek. En de groep nieuwe levens zwermt al uiteen naar zeer uiteenlopende lotsbestemmingen.
De zesde grote vakantie slaat een bres tussen de zorgeloze tijd en de nieuwe chemie in je onderbuik. Je beseft het nog niet, maar je wereld valt al uiteen. Wat heet klassiek, wat staat voor modern? Vriendschappen vervagen tot vertwijfeling en verworden tot rivaliteit. Er komen verlangens tussen zitten. Meisjes, ze maken ons allemaal smoor en gek. Verliefdheid en verlorenheid. Verovering en afwijzing. Niks zal ooit nog zijn wat het was. Je wordt in de arena gesmeten. Vae victis. Street University. Je bent er helemaal niet klaar voor. Je bent welopgevoed zogezegd. Bescheten burgermannetje dus. Fijne maniertjes. Nette pakjes. Bon chic bon genre. Je zal moeten leren knokken. Ze hebben je zo week gekweekt. Ze hebben je met de beste zorgen omringd. Ze hebben je op je wenken bediend. Je bent zo overbeschermd, zo kwetsbaar.
Andere lessen. Andere lectuur. Andere leraren. Andere conversaties. Andere leefwerelden. Andere omgeving. Andere levensstandaarden. Andere planeten. De grote vermaling van de zuivere samenhorigheid. Sportstages en scoutskampen zorgen nog voor schaarse raakpunten, maar het ongerepte bestaan is nu een genadeloze concurrentiestrijd.
(Later zal je eraan terugdenken. Bij het dodelijk ongeval van de ene, de zelfmoord van de andere, de terminale ziekte van de derde).
Nooit zal het nog hetzelfde zijn als toen het ging om de sterre van Bethlehem die men stille zag staen, de vier weverkes die men ter botermarkt zag gaen.
Cosinussen zijn geen parasangen. De ene mag door, de andere blijft hangen. Voor het eerst verwacht het leven van je dat je echte keuzes maakt. Je ontdekt nieuwe woorden als roeping en toekomst. Dat je die au sérieux moet nemen. Je krijgt rillingen van de bestemmingen die anderen voor jou uittesten. De lat zal nooit hoog genoeg liggen. Schoolse zekerheden maken je integendeel heel onzeker, negeren je gevoelswereld. Bovenop je aangeboren verlatingsangst komt nu de faalangst. Je stopt je weg achter rapporten die de verwachtingspatronen van je omgeving sussen. Zij zijn er heel gerust in, maar jij weet al beter.
Je zal nooit ergens bijhoren, je zal altijd in de marge staan. Pasklare lijnen zijn niet voor jou weggelegd. Je zal zijkanten kiezen, dwarsbalken en kronkelwegen. Kerouac, Salinger en Bukowski, Louis-Ferdinand Céline worden je helden. Aan de buitenkant ben je alles wat ze van jou willen. In je broekzakken bal je je vuisten.
Je weet al dat hun mooi plaatje niet klopt. Je wil niet langer geloven wat de paters van Strijpen je in hun retraites voorhouden. Je wordt weggestuurd omdat je hun openbaringen verwerpt. Hoe kan een maagd onbevlekt ontvangen. Tegelijk verwerp je de wanhoop waarin ze je vanuit hun ivoren toren maar al te graag zien wegkwijnen. Je weigert van hun verdoemenis een fataliteit te maken. Er moet een andere weg zijn. Een die je van de verloren mens naar hergeboorte voeren zal. Je zal zoeken in duizend boeken, snel zal je het cynisme verwerpen dat voert naar zelfmoord en dictaturen.
Ze vragen je om aan je uitersten te denken, je doet niks anders. Hun boosaardige reactie op je rechtmatige vragen wordt je redding. Je leert woorden en begrippen kennen die niet hun leerprogramma staan. Tussen hun transcendentie en immanentie zal je de weg vinden naar namen die ze al die jaren angstvallig voor jou verzwijgen. Overheen de absurditeit van je geboorte net voor de dood van je verwekker zal je toch de zin vinden, bij diegenen die ze verbannen vervloekt en verbrand hebben.
Vanaf nu hou je er een verborgen leesagenda op na. De rertraitepater wil je toch nog even spreken, jij niet langer. Vijftien jaar is lang genoeg geweest. De zin van je leven zal voortaan de zin zijn die je er zelf aan geven zal. Onderweg naar jezelf zal je gaandeweg gelijkgestemden vinden die al dezelfde door hun God vervloekte namen kennen. Je staat niet langer alleen.
Traag kom je uit je cocon. Je schrijft je eerste bladzijden. Je leest, je noteert, je schrijft en schrijft en het stopt niet meer. Voor het eerst ontdek je wat vrijheid is, proef je de smaak van zelfredzaamheid. Je vult nog wel in wat ze willen dat je invult. Het geeft je ruimte om zelf te denken. Je stil verzet voert je al naar een andere vertroosting.
RONSIES RARITEOTENBOEK.
HANDLEIDING VOOR RONSE.
Copyright Stef Vancaeneghem.
Foto:HDK
<< Home