FIERTEL
Met bang gesloten ogen
bad ik, uk, om mededogen,
want overal wou de Boze je strikken,
om je zieltje schaterlachend in te pikken.
En in de processie was er die kloon van de Zwarte,
die woest met zijn drietand naar je zwaaide,
alle jochies met zijn bokkesprongen tartte,
tot je huilend naar moeders handen graaide.
Gelukkig kwam Hermes naar onze streken afgezonken,
heeft het Beest bij staart en horens vastgepakt,
het in Romeinse stijl - alleluia! – neergesmakt,
en aan zijn harde keten vastgeklonken.
Zijn heilige botjes hebben sinsdien vanuit het gulden schrijn,
menig inboorling, en volk van ver in het ronde,
geheeld van scheve hersenkronkels en van zielepijn,
en – mits boete en dukaten – geabsolveerd van vele zonden.
Laat ons daarom weer fiertelen gaan voor de duizendste keer,
ondanks nazi’s ooit, of nu soms ’t slechte weer,
de magische cirkel trekken die ons redden moet,
van rampspoed, wanoogst of ’t storten van onschuldig bloed.
En de belleman klingelt zijn blij vertrouwen,
dat op en neer doorheen onze landouwen
al sinds altijd in de harten slaat,
mantra van vreugde en tijdeloze maat.
Met blaren op de voeten en snede in de maag,
hinkt men dan de Kruisberg naar omlaag,
in kreunen en zuchten: het is volbracht,
terwijl daarboven een afgeschafte engel lacht.
Alleen één wens toch, Hermes in je hoge nis,
van ieder die je trouwe bedeveaarder is:
wanneer zullen wij, wijzen en gekken,
ooit op de Markt eens mogen slekketrekken?
Paul Vancaeneghem.
Illustratie: 'De Ommegang'. Michel Provost. (In privébezit).
<< Home