09 oktober 2008

BEAU MONDE

NOBELPRIJS VOOR J.M.G. LE CLEZIO
DE SCHRIJVENDE FRANSE NOMADE




‘Ik geloof sterk in de familie, in het geslacht, hoewel dat iets is wat men tegewoordig helemaal niet meer cultiveert’, zegt Le Clézio in een gesprek met Margot Dijkgraaf. Le Clézio heeft zopas de Nobelprijs Literatuur op zak. En dat zal niet alleen zijn fans plezieren. Zijn verhalenbundel over het mysterieuze jongetje Mondo wordt beschouwd als een moderne Franse ‘Catcher in the Rye’ en dat zegt, voor de connoisseurs, alles. Vergeleken worden met de geheimzinnige grootmeester Salinger, wie is het op deze planeet gegeven?

Zijn werk is vaak filosofisch (‘L’Extase matérielle’), soms essayistisch (‘Le rêve Mexicain’) en bovenal kosmopolitisch.

‘Before there was multiculturalism, there was the work of Jean-Marie Le Clézio’, schrijft The Washinton Post al in 1994 over ‘The Prospector’ (‘Voyage à Rodriguez’) en ‘The Mexican Dream’.

Le Clézio’s werk wordt unaniem geprezen om zijn ‘documentary feel of history’, op de manier waarop hij mythen uit het Europese koloniale verleden laat versmelten met elementen uit Paul & Virginie (de achttiende-eeuwse roman van Bernardin de Saint Pierre), Indiana Jones en Robinson Crusoe.

Hij is een bewonderaar van Jules Verne, John Updike en Jorge Luis Borges maar ook van Le comte de Lautréamont en Jean-Paul Sartre.

Le Clézio schrijft over jonge mensen en hun dromen, over steden en onbewoonde eilanden, over de zee en de woestijn. De schrijver die zichzelf veel meer ziet als een nomade dan als wereldreiziger, zoekt naar de samenhang tussen het intellect en het fysieke, naar een filosofisch evenwicht tussen natuur en cultuur. Zijn spirituele zoektocht voert langs oude mythen, vergeten sagen en vervlogen beschavingen.

Le Clézio’s vroege werk (‘La fièvre’, ‘L’Extase matérielle’, ‘La guerre’) getuigt van de angst van de enkeling in een gewelddadige wereld. Maar ook van protest tegen de agressie van de moderne maatschappij: het individu versus de massa, schoonheid versus geweld.

In ‘Hasard’, ‘Agnoli Mala’, ‘Coeur brulé’ is er eerder sprake van een queeste naar harmonie, van een vermenging van hoop en nostalgie. ‘Omwentelingen’ (‘Révolutions’) is waarschijnlijk Le Clézio’s meest autobiografische roman totnogtoe. Hoofdpersoon is Jean Marro, een zestienjarige jongen die in de jaren vijftig in Nice woont. Net als Le Clézio heeft Marro een verre voorouder die zich in de 18de eeuw op Mauritius heeft gevestigd.

Le Clézio’s taal is prachtig: verhalend, poëtisch, evocatief en schitterend van ritme en klank. Met groot meesterschap roept hij de verloren wereld van het bestaan in de natuur op, het vergane verleden. Hij illustreert daarmee zijn overtuiging dat de persoonlijke geschiedenis van het individu altijd verbonden is met de grotere geschiedenis van zijn voorouders. Mij moet je niet overtuigen.

Voor een kennismaking met de nieuwe Nobelprijs raad ik je de vuistdikke roman ‘Omwentelingen’ aan (‘Révolutions’), in een verzorgde hardcover uitgave en een knappe vertaling van Maria Noordman (Uitgeverij De Geus).

Of, voor wie hem toch liever in het Frans ontdekt in een (goedkopere!) handige pocket bij wijze van smaakmaker: ‘Mondo et autres histoires’ (Collection Folio Gallimard).

Een knap portret van Le Clézio leest u van de hoger geciteerde Margot Dijkgraaf in haar ‘Franstalige literatuur van nu’, een incontournabel’ standaardwerk voor francofielen. (Ook uit bij De Geus).