29 september 2008

DE NALATENSCHAP
















Hoofdstuk 9.

Fox.

Van een van mijn verbindingsagenten krijg ik een hoogst verontrustend rapport: over wat de nazi’s doen met joden.
Meldt mij Joseph Verlinde:

‘Mogelijks dat u dit reeds gehoord hebt? De nazi’s sturen de joden naar Polen om er in hun scheikundige fabrieken te werken. Na korte tijd zijn die mensen levende wrakken. Ze teren weg van ontbering en uitputting. Wie te verzwakt geraakt en niet langer in staat is om te werken, wordt in een gesloten ruimte gestoken. Daar wordt er gas ingedreven tot ze allemaal stikken. De lijken worden van hun kleren ontdaan en dan in een scheikundig bad geworpen… waarin ze tot schuim oplossen. Zo laten de nazi’s geen sporen na van hun wreedheden. Ook bij ons hier in België worden de kinderen van de joden opgehaald. Zogezegd om hen een inspuiting te geven tegen besmettelijke ziekten. Vier weken later zijn al die kinderen dood. Ik heb deze gegevens uit betrouwbare bron. De eerste komen van onze infiltranten uit de mond van een loslippige Duitse officier. De tweede van een landverrader, een soort Feldpolizei. Ik beschik over nog meer informatie over dergelijke wreedheden. Er zouden zich verschrikkelijke tonelen afspelen in hun concentratiekampen.’
*

Reynaert, de stationschef van onze stad, is één van mijn medewerkers. Hij signaleert me druk verkeer op de lijn Kortrijk-Moeskroen. Het gaat om transporten met V1-bommen. Ze verlaten Duitsland richting Schaarbeek. Vandaar naar Moeskroen langs Opwijk-Aalst-Zottegem-Oudenaarde-Vichte (daar een stop van twee tot drie uur). Deze transporten gaan doorgaans door in de namiddag. Suggestie van Reynaert: eerst de lijn afsnijden tussen Oudenaarde en Vichte. Daarna moeten de treinen verplicht worden omgeleid langs Ronse. Het volstaat dan om ook de lijn hier in onze stad te saboteren. Een ontsporing in de tunnel van Louise-Marie zal bovendien het hele treinverkeer van de Duitsers in de war sturen. Dit grondig uitwerken.

Marguerite Claeys-Maes is bediende van de Telefoon en Telegrafie. Ze bezorgt mij het plan van de Duitse telefoonverbindingslijnen tussen Brussel, via Rijsel, naar Parijs. Ze geeft me het plan van de zekeringen. Ze zitten bovenop een paal aan de Pessemiers Brug. Dit zal ons nog van pas komen bij onze sabotageplannen aan het station.
*

In volle dag overvallen we het postkantoor van Saint-Sauveur. Resultaat: 4.245 frank voor onze hulpkas aan de werkweigeraars. Ook in volle dag vallen we binnen bij een kerel die bij ons aangeschreven staat als een groot economisch collaborateur. We pitsen 398.850 frank van hem los. Zorgvuldig hou ik de boekhouding van al deze ‘geldbewegingen’ bij. Waar we het halen en wat we er mee doen. 45.000 frank aan de ondergedoken werkweigeraars van Flobecq. 114.000 aan die van Péruwelz. 74.000 frank aan die van Leuze. 172.000 frank aan die van Ronse. Ik breng adjudant Van Immerseel, de commandant van onze lokale gendarmerie telkens vooraf op de hoogte van al onze overvallen. Ook de binnen gehaalde bedragen meld ik hem. Van Immerseel is één van mijn mensen. Codenaam Rx 203.

*

Via ons netwerk op stadhuis zorgen we voor valse identiteitskaarten ten behoeve van ondergedoken werkweigeraars en voor verzetsmensen die door de Gestapo worden gezocht. Soms brengen we ’s nachts een bezoekje aan de gemeentehuizen in de streek en ontvreemden we kaarten. Om te verhinderen dat onze stadsgenoten door de nazi’s naar de werkkampen in Duitsland worden gestuurd, zorgen we voor valse werkkaarten. Spiers, de grote kolenmarchand van de Chantiers du Château, heeft nog nooit zoveel mensen tewerk gesteld. Een drukker bezorgt ons valse werkkaarten. De stempel van de ‘Chantiers’ maak ik in de Wijnstraat, samen met mijn vader.

‘Arbeitsbescheiniging.
Ich, Unterzeichener Arbeitsgever von 'Chantier du Château',
bescheinige das:
Revé Georges, Mary
in meinen Betrieb beschäftigt ist.
Der Obengenante wird 54 Stunden pro Woche beschäftigt
.’

Twee keer per maand verspreiden we ons sluikblad over 200 exemplaren. Na de eerste aanhoudingen binnen ons netwerk verplaatsten we de redactie naar de hoeve Foucart op de Grand Monchaut in Ellezelles waar Roger Cantraine de nummers opmaakt. We verspreiden ook vlugschriften. Waaronder deze tegen collaborateur Jaspers, de lokale celleider van De Vlag:

Stadsgenoten!

‘Herr Doktor Jaspers roept u op om al uw bont en wollen kleren te schenken aan de soldaten van Hitler die aan het oostfront tegen de Russen en de kou vechten. Herr Doktor Jaspers heeft het daarbij over al datgene waarvoor HET GERMAANSE RAS(!) de strijd heeft ingezet. Sehr geehrter Herr doktor Jaspers zelf maakt er blijkbaar geen deel vanuit van het Germaanse ras. In de fauteuil van zijn salon, zo is ons bekend, beperkt hij zijn bijdrage aan die strijd tot het zingen van het ‘Wessellied’ en ‘Die Wacht am Rhein. Dat, terwijl hij ondertussen ook zijn weelderig Belgische salaris blijft trekken. Hij die nochtans twee keer, als ambtenaar én als reserve-officier trouw heeft gezworen aan de Belgische staat. Jaspers is een flauw doorslagje van de topcollaborateurs de Waal Léon Degrelle, die door Hitler zelf zijn adoptiefzoon wordt genoemd en de Vlaming Staf Declerq. Maar alles op zijn tijd Herr Doktor Jaspers. Loontje komt om zijn boontje!‘
(Geef dit bericht door).’


Bericht aan de bevolking!

Nogal wat stadsgenoten schijnen te vergeten dat we in oorlog zijn en dat ons grondgebied bezet wordt door een genadeloze vijand. Ze hebben er nood aan te praten. Ze vertellen elkaar wat ze weten. Daardoor willen ze de indruk wekken goed op de hoogte te zijn van wat er zoal gebeurt of te gebeuren staat. Ze weten niet welke schade ze aldus aanrichten aan onze mensen in het verzet. De bezetter heeft overal zijn spionnen zitten. Sommigen verklikken hun stadsgenoten vanuit oude vetes, boosaardigheid of naijver. Anderen doen het in de hoop hiervoor door de nazi’s beloond te worden, met geld of andere persoonlijke voordelen. Nog een ander soort doet het gewoon uit domheid. Al die verraders moeten dood! De talrijke executies bewijzen dat we vastbesloten zijn dit land te ontdoen van zijn verraders. De tijd van de halve maatregelen is voorbij! Geen woorden maar daden! We vragen aan onze stadsgenoten om te zwijgen, te zwijgen en nog eens te zwijgen want de vijand houdt ons in de gaten en bespiedt ons.’


(Natuurlijk willen we met dergelijke pamfletten vooral indruk maken. In werkelijkheid gaan we nooit zover. Mijn co-chef Renaud noch ik hebben hier nog nooit de opdracht gegeven wie dan ook te executeren. In één geval hebben we iemand wel moeten doodschieten uit louter zelfbehoud. Dat was geen executie maar zelfverdediging in onze strijd van erop of eronder.)

Op papier lijken al onze opdrachten misschien vrij simpele klussen. In werkelijkheid moet ik rekening houden met duizend hinderpalen. Er is de avondklok om 22 uur, waardoor alles erna nog gevaarlijker wordt dan het op zich al is. Onze fietstochten lijken op hindernissenritten langs de talloze controleposten van de Gestapo. Er zijn de vele razzia’s in de straten en de huizen, het station, op het openbaar vervoer.

Na de oprichting van onze stoot-en sabotagetroepen organiseer ik met mijn companen onze hoofdwartieren op drie plaatsen. Bij mijn vader, in de Wijnstraat. In de afgelegen hoeve van Jules Libre aan het Bos Rabi waar we regelmatig vergaderen met de verschillende sectoren uit de provincie. Ons hoofdkwartier voor de hele zone verspreiden we over de hoeve van Antoine Cantraine in Saint-Sauveur en die van Fernand Foucart op de Grand Monchaut.

*

De nazi-haat tegen de joden werkt in als sluipend gif. Tegenover onze rapporten over hun gruwelijkheden injecteren zij hun rassenhaat in diepe lagen van onze bevolking, via het volksgeloof van eenvoudige mensen. Dat Gods straf eindelijk de joden treft. Dat ze het allang verdienden. Al van de dag dat ze Christus aan het kruis hebben geslagen. Dat God alles onthoudt en alles weet.

‘Gott mit uns.’

God gebruikt de Duitsers om zijn gerechtigheid te doen geschieden. Het recht op een natuurlijke dood dient de joden ontzegd te worden. Ze moeten verdelgd worden door het vuur, zodat ze de folteringen van de hel hier op aarde ondergaan. Ze worden gestraft voor de schandelijke misdaden van hun voorouders. Voor het verwerpen van het ware geloof. Voor het genadeloos doden van de christen kinderkes. Voor het drinken van hun bloed. De nazi’s manipuleren aldus de mensen en stimuleren de rassenhaat. Ze willen de joden, de zigeuners, de mindervalide mensen, de vrijmetselaars vernietigen. En ze bezigen de gelovigen van het Nieuwe Testament, tegen het uitverkoren volk van het Oude. Kinderen in gas drijven. Hun lijkjes in het zuurbad tot schuim.

Het rapport van onze inlichtingenagent Joseph Verlinde houdt me wakker. Ergens, voor één keer, hoop ik dat zijn informatie niet klopt. Dat dit alleen maar een boze droom is.

'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.
(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten en authentiek bronnenmateriaal, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording van de bronnen cfr.9.08.2008)