07 februari 2008

BLUE MOON


13.

‘Schrijver, je moet noteren wat er in Bloemfontein gebeurt ook al valt daar geen bal te beleven. Je moet daar waar mijn Sarie Marijs woon, John Michael Coetzee achterna. Naar indianenfluitjes gaan zitten luisteren in de Andes. Op wild horses draven dat je gat er zeer van doet. All the pretty horses van Cormac Mc Carthy achterna. Je nat vingertje opsteken. Voelen van waar de wind waait in Mongolië. Daar dan een vuistdik meesterwerk over schrijven. Doordrongen van oude mythen en sagen, van versleten volkeren en hun rare rituelen. De Lévi-Strauss van je tijd moet je zijn of anders niks. Als je schrijver wil zijn, moet je hier weg. Nu. Ik zal je naar Zaventem voeren. Naar Charles de Gaulle. Naar Deurne. Schiphol. Frankfurt. Weg. Nu. Naar de evenaar. Naar de tropen. Naar de poolgebieden. Naar de randgebieden. Naar de binnenlanden. De zijderoute. De rumroute. De slavenroute. Niet de Vlaamse Ardennenroute. Niet de Eddy Merckxroute. Niet de Hermesroute. Niet de Adriaan Brouwerroute. Niet altijd blijven hangen in dit klotedal waar nooit wat anders gebeurt dan dat de bakker bij nacht rovers van zijn automaten achterna zit en hun vet geeft. Met de vuisten bloot en al de rest ook. Zo dat ze zijn klokwerk horen luiden. Je bent schrijver maar je gaat nooit weg hoe komt dat? Hoe kan je van hieruit zitten schrijven omtrent de vaart der volkeren en de zin van het zijn? Je haalt je filosofie uit je boeken niet uit je leven.’

Cherubijn Gevaert wil me altijd al weg van hier. Bedoelt het goed. Wil dat ik mijn literaire horizon verruim. Nieuwe indrukken opdoe. Materie. Achtergrond. Decor. Research ter plekke. De visu. Vécu. Want leef ik wel? Nee meneer ik leef niet. Want ik rook niet. Ik ben nooit zat. En altijd alles onder controle. Waarom doe ik niet zoals hij. Mij eens goed laten gaan. Uit de bol gaan. Mijn grenzen aftasten. Hij vindt me te honkvast. Dat vooral.

Het is onze eindeloze discussie. Ik over reizen in je kop, in films en boeken. Hij over onderweg zijn met pen en knapzak. De sfeer opsnuiven. Het leven ruiken, de geuren en de kleuren. Hij heeft het over de wereld die ik moet gezien hebben en niet ken. Hij heeft gereisd. Overal. Hij heeft de wereld gezien maar niks geschreven en er weinig over gezegd. Behalve dat hij alles nu gezien heeft en dat er niks is om over naar huis te schrijven. Zodus. Dat het lang vliegen is. Dat zijn benen er pijn van doen. Dat hij blij is dat hij niet verlamd in een karretje zit vanwege trombose. Dat die vervloekte jetlag steeds langer in de kleren blijft hangen. Dat hij de volgende keer een ongeluk zal begaan om er eentje te mogen roken.

Behalve het hellend vlak van Ronquières heb ik niks gezien en heel veel geschreven. En nog houdt dat niet op. Een kwarteeuw mijn eigen werelden bereizen. Een kwarteeuw onderweg naar het einde van mijn gedachten.

Ik weet het: Cherubijn Gevaert is geen naam om door het leven mee te gaan. Wie noemt er nu zijn kind Cherubijn? Behalve Cherubijns mama Julia Laevens, die verzot was op cherubijnen. Haar huis hing er vol van. In onze stad noemt iedereen Cherubijn Gevaert kortweg: 'Che Gevaert'. Sommigen gaan een stap verder, noemen hem ‘Che Guevara’. Ofschoon hij Cuba een dictatuur noemt en Fidel een tiran.

Che is mijn maat. We zijn het over alles oneens. Ook daarover. Maar voor de rest zijn we vrienden voor het leven. Ik ben hier goed in mijn dal zeg ik hem. Waarom zou ik elders gaan zoeken wat ik hier gevonden heb?

‘Wat heb je dan gevonden?’
‘Wat jij elders zoekt.’
‘Wat zoek ik elders?’
‘Het doorgronden van het bestaan.’
‘Ha bon.’
‘En wat er in het hart zit van de mensen.’

Waarom zou ik de Bruce Chatwin moeten gaan uithangen in Patagonië? 'The Songlines' van de Australische aborigines gaan noteren in reisschriftjes? Waarom zou ik, zoals Paul Theroux aan de Mosquito Coast van Honduras, in de jungle naar het ideale bestaan gaan speuren? Terwijl ik hier onder mijn neus de trein in de tunnel van Louise-Marie zie duiken.

Als een denderende
penetratie
van staal
in de zachte
warme donkere
weelde van moeder aarde.

Waarom zou ik, als VS Naipaul corruptie in Centraal-Afrika gaan observeren? Als het beste boek van Vidiadhar Surajprasad toch gaat over thuisland Trinidad? En wie heeft er ooit verder gereisd dan Ferdinand Bardamu, in het hoofd van Louis-Ferdinand Céline. Dan Harry Potter, in de verbeelding Joanne Kathleen Rowling?

Als ik langs de glimmende akkers stap aan Keizerrei en Romeinse Heirweg dan zie ik mijn hele wereld in al zijn schoonheid. Vanuit het dal vang ik dan alle Geruchten op, wat er leeft in het hart van de mensen.

Dat de Hongaar de mensen van de wasserij aan de Lange Haag bewerkt heeft.
Dat de man in de herberg op de hoek van de Steenweg naar de Walen vrouw en schoonmoeder en visjes de kop heeft ingeslagen er dan, vermomd met pruik, per trein vandoor is.
Dat een man uit Louise-Marie zijn hele gezin heeft uitgemoord. Ook de parkiet.
Dat een vrouw een andere vrouw geld heeft gegeven om haar man te bewerken met een mes. Op carnaval.
Dat de antiquair uit de Kasteeldreef dood is teruggevonden. In de koffer van zijn wagen.
Dat deze stad transitoord is naar snelle weelde. Op een andere plek onder de zon.
Dat deze plek er een is zoals alle andere plekken ter wereld. Met een mooie buitenkant en een donkere onderkant.
Dat de reis naar het einde van de nacht hier soms leidt naar de laatste overdosis van de verslaafde dokter. Naar de kogel in de kop van de foute burgemeeester. Naar de kogel in de kop van de berooide zakenman. In zijn laatste bad.

Maar voor de rest, zo vertel ik mijn maat Che, gebeurt hier nooit wat in dit klotedal. Alles kits. Schaapjes op het droge. Brave schaapjes binnen. Boze wolven buiten.

Niks gebeurt er. Helemaal niks. Behalve dat we met onze Snukkende Snaren nu en dan onze levensliederen zingen. Na de repetities luisteren we naar de avonturen van Solangeke, in de Silicon Valley. En naar haar mama Kitty. Die ons vertelt dat de gokchinees een valies op haar toog heeft gelegd met wel veertig miljoen erin. Om de spelers van de club mee om te kopen.

Ik vraag Solange of ze het boekje van Travel Connections al heeft. Ik wil wel eens naar Kos, het eiland rond gaan fietsen. En geen schriftjes in mijn reistas. Mijn maat Che wil me naar Charleroi voeren. Als ik maar weg ben uit dit klotedal maakt het hem niet uit waar ik heen vlieg. Als schrijver moet ik vooral veel indrukken opdoen.


‘Blue Moon’. Roman.
Illustratie: ‘Morning has broken’.
Copyright: Stef Vancaeneghem.