06 april 2007

VADER DAG

155.

Op het Van Bunenplein observeer ik de vervaarlijk aanzwellende paasdrukte. Hier wachtte ik eindeloos lange paasvakanties op jou. Er was zoveel minder van alles toen. Wat verderop, op een eilandje tussen de laatste duinen, restaurant ‘Le Chapon Fin.’ En, geprangd tussen witte glorierijke muren, één smal flatgebouw in lichtblauwe mozaïeksteentjes, waarover de verhalen beweerden dat Anderlechtvedette Jefke Jurion er de bouwheer van was.

Vagelijk verliefd op het meisje van het zevende. Haar zonnebril in de donkere lift, mijn zon in het gure paasweer. Ik wou dat je de Lippenslaan was komen opwandelen. Samen naar de film. Wat moest ik daar alleen op het verlaten strand van Cadzand.

Het gebouw hebben ze afgegooid, vervangen door een gigantische getrapte constructie. Op het eerste is er nu een restaurant. ‘La Langoustine.’ Beneden ‘The New Havanna.’ De joodse kinderen met hun rare petjes ze zijn er nu enkel nog in mijn hoofd. Knokke is nog veel erger zichzelf geworden. Een Maserati, een paar Ferrari's, een Aston Martin. Nederlanders, Antwerpenaren, Brusselaars die hun welstand etaleren met veel te jonge Vuitton-klantes op de passagierszetel.

Nooit geraak ik uitgegeken op al deze mateloze exuberantie. Niks is nog wat het lijkt. Corman prijst zowaar Nederlandse literatuur aan. Voor straciatelli in de 'Glacier de La Poste' moet je niet langer de geheimzinnige donkere gang door. Wat had ik hier met jou achter glas willen zitten. Samen die minuscule tongslibbetjes. En jij die me eindelijk verklaren kan waar zoveel ongelijkheid vandaan komt.

De ene, zelfgenoegzaam glunderend. Om het wiebelkontje op de duozit van zijn Harley. De andere op de dijk. Zo intriest doch liefdevol in het karretje voortgeduwd door mama. Totaal van de wereld weg. De blik wezenloos op de zeelijn. Op het containerschip. Met in het ruim tussen ratten een dode clandestien.

156. ‘Verlatingsangst’, zegt me de lieve studente. ‘Je hebt verlatingsangst.’ Ze leest mijn romans door de bril van Jacques Lacan. Frans psychiater. Psycho-analyticus. Stichter van de 'Ecole Freudienne de Paris'. Wegens ‘obscurantisme’ van de Ecole Normale Supérieure gegooid. De mens wordt verteld door zijn eigen taal.

Om zichzelf te worden, moet het kind zich gelijkstellen aan iets anders. Het beeld dat terugkomt uit de spiegel. Deze ingebeelde identiteit komt neer op vervreemding. Waar Freud het denkende subject reduceert tot satelliet van zijn onbewuste, ziet Lacan alleen illusie, gebed in de verbeelding van het subject.

Een duik in de wereld van de linquistiek, de semiotiek, de signifianten die teruggaan naar Ferdinand Mongin de Saussure, de grondlegger van de taalwetenschap.

‘Verlatingsangst. Ik vind het bij jou en in werken van Monika Van Paemel,’ zegt ze. ‘Een kind wil altijd bevestiging door een derde. Mama complimenteert. Papa bevestigt. Jij hebt dat bevestigend element gemist. Vanwaar: verlatingsangst.’

Ik geloof niet wat ik hoor. Zo jong nog en al zo dwars door alles heen lezen. Verlatingsangst was het altijd al, jazeker.

157. Achter de gordijnen van de Steenbrugge. Dat je dood was. Dat mama nooit zou terugkeren van haar tournee met haar fabriekscoupons, het uniformgroen van de hoop voor Vlaamse meisjeskloosters. Dat ik dan in het weeshuis zou vliegen. Waar ik ertoe gedwongen zou worden vléés te eten. Vléés! Vette bouletten.

Verlatingsangst. Ze wil er haar eindwerk over maken. Ze is alweer weg. Ook zij verlaat me. Illusie, gebed in de verbeelding van mijn imaginaire identiteit. Vervreemding.

158. Het wordt Pasen, papa. Vader, waarom heb je me verlaten? Ik ben Christus niet. Ik hou geen truken achter de hand. Er is geen redding.

‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.