15 november 2006

DE BENIEUWDE RONSENAAR (24)

IEN ROONSE EES DAT IET

CARNAGE TEN HUIZEN PEVENAEGE


Bijkans had ik Uw deze keer niet geschreven kunnen hebben. Uw moet namelijk weten dat in ons appartementsblok een bom ontploft is. Pas op, neemt Uw dat niet letterlijk op – geen sprake van een aanslag, noch van een achtergebleven bom uit de oorlog zoals Uw wel eens in U gazet leest. Neen, maar wel is de hele toestand rond het huisdier van de veel gelaagde Madame Van Overmeiren tot explosie gekomen. Nochtans, de Terappisterie, of Trappisterapie of hoe moet ik het noemen, die het gebuurte sedert een aantal weken op Kikie, de schoothond in kwestie toepaste, was een succes gebleken en dit over de gehele linie. Tegen dat de huismoeders onze kleinen te slapen leggen werd de witte keeshond in alle discretie op het terras getrakteerd op zijn dagelijkse delicatesse van die brave Paters van Westmalle en in geen tijd genoot hij een bodemloze slaap die eveneens aan alle geburen een gezonde nachtrust garandeerde. Zo was de harmonie in ons gemoed evenals in het ganse appartementenblok eindelijk weergekeerd. En zo had de toestand wat mijzelf en alle geburen betreft noch lang mogen aanslepen. Maar, en dat had ik van bij het begin moeten hebben geweten, het tere punt van ons offensief lag bij Madame Van Overmeiren zelve. Was ze zich eerst van geen kwaad bewust geweest, de avondlijke lethargie van Kikie begon op de duur natuurlijk wel op te vallen, waardoor Madame’s achterdocht gewekt werd. Gezien de ouderdom van het beest (ik heb het nu voor alle duidelijkheid even niet over Madame zelf) was deze achterdocht geheel terecht. En Madame Van Overmeiren deed dus wat elke attente dierenvriend zou doen: zij belde de veearts van dienst. Deze reed in zijn zware terreinwagen voor omstreeks het uur dat ik na mijn middag siëste een vertrouwde blik werp op de parking vanop het balkon van mijn appartement. Ik moet zeggen dat mijn oude hart hier toch wel even oversloeg, zoals de motor van ons Dafke 750 DeLuxe model 1962 in de tijd als zijn half automatische versnellingsbak weer eens haperde. Zodat ik zelfs overwoog om een pilleke onder mijn tong te laten smelten, zoals voorgeschreven door mijn huisdokter. Want ik moet een beetje oppassen sedert mijn verwittigingske deze zomer! Naar de uitslag van het onderzoek op de trouwe viervoeter had ik natuurlijk het raden, want sinds het spijtige malentendu met zijn massieve eigenares enkele weken geleden ziet zij mij niet meer staan, zoals Uw weet. Ik besloot derhalve de inlichtingendienst in te schakelen in de persoon van Desmaele Rachel, gezegd Slotsieze Puuties Rachelleke, wegens dat haar vader, zelf de zoon van een gerenommeerde slotenmaker die in de oorlog 14-18 fortuin had gemaakt op de kap van de Duits, een minder valiede mankepoot had gehad. Rachelleke wordt trouwens door een deel van de geburen ook wel de gazet genoemd, want niet alleen is ze, niettegenstaande ze potdoof is, op de hoogte van alles wat er in onze blok dweilt en zeilt, maar ze beschouwt het ook als haar plicht om elkeen op zijn beurt omstandig en luid ruchtig daarover geuniformeerd te houden. Geen kwartier later wist ik dat er voorlopig noch niets aan de hand was: zoals te verwachten waren hartslag en ademhaling van Kikie geheel volgens de normen gebleken. Wel had de dieren dokter op last van moeder Van Overmeiren uitgebreid de vaste ontlasting van het beest in al zijn bestand delen dienen te ontleden. Maar ook daar was niets ongewoons mee, hoewel de regelmatige consommatie van het edel Patersbier wel eens de consistentie ervan durft te beïnvloeden, zo als Uw het weet. Het was er dus op uit gedraaid dat de Mastodont zeer tegen haar goesting de arts zijn visite had moeten betalen. Want omdat die niets tastbaars had opgeleverd moest ze in de ogen van Madame Van Overmeiren ook niet geremunereerd worden. Zij had noch iets gemummeld over “pensioen”, “facteur” en “einde van de maand”, maar de dokter, die haar blijkbaar kent, had vriendelijk glimlachend een gedecideerde hand uitgestoken naar het briefke van 50 Euro dat zij krampachtig maneuvrerend in haar portemonnee probeerde te verbergen. Wel moest zij hem terugbellen indien de symptomen zouden aanhouden, in welk geval hij deze de visu wilde vaststellen, want begrijpen deed hij het ook niet. Gelukkig had de dokter geen graten gezien in de meer dan gewone aandacht die Kikie had vertoond voor de Demi die de Pachyderm na afloop van de consultatie toch maar had uitgeschonken. Diezelfde avond had op mijn initiatief ten huize van Spileers René, die zich zelf aanvoerder van het commiteit “Westmalle” had verklaard, een crisisvergadering plaats. Al snel tekenden zich de eerste scheuren af in onze coalitie: De verstandigsten waren het met mij eens dat onze strategie diende te worden aangepast wegens het dreigende gevaar van de mogelijke ontdekking. Want als het Nijlpaard er ooit achterkwam zou het kot te klein zijn. Maar de harde kern schoor zich al gauw achter de robuuste persoon Van Welden Rigobert, gezegd Beerie Pense, die zoals Uw het misschien weet in zijn jonge tijd nog gebokst heeft en nu met zijn 114 kilo dreigde door slaande argumenten te gebruiken als de dagelijkse traktatie van Kikie in het gedrang zou komen. Goede raad bleek duur en als Vander Coilden Colette van het vierde verdiep niet plots door één van René’s gammele keukenstoelen was gezakt, was de discussie nu misschien nog aan de gang geweest. Coletse werd door René op Hogerlucht naar de Spoed gebracht waar na onderzoek bleek dat haar staartebeen door de val was gespleten. Dat wordt dus een zaak voor de verzekeringen. Maar goed, door dit pijnlijk voorval waren de gemoederen wat bedaard en na stemming per handopsteken bleek nu een meerderheid voorstander van de voorlopige opschorting van onze campagne. Alleen Beerie zelf, die ik ervan verdenk niet meer geheel nuchter geweest te zijn, bleek zich hierbij niet te kunnen neerleggen en bleef maar boven alles en iedereen uit tieren: “Me moeten hem blauven opgieten tot oosterie ‘n leiversieroose aan auver houdt!” Maar de beslissing was gevallen en het was dus met gerust gemoed dat ik mij in mijn appartement terugtrok om van in mijn Relax van in de Makri op mijn gemak naar Thuis te kijken waar Simmoneke naar de vaste geplogenheid alweer haar mascara over haar bleitwezen liet lopen. Ik was er al half bij ingedommeld toen er plots niets ontziend werd aangebeld. Hierbij bonkte iemand ook noch hardhandig op mijn voordeur. Boven al dat leven heen hoorde ik duidelijk Rachelleke haar claxon: “Omer, hoest oa zierie. Doer goen ongeleuken gebuiren!” Ooit zal een dergelijk verschot mijn oude hart fataal worden. Ik haastte mij om open te doen. Een tiental leden van het Westmallecommiteit probeerde mij tegelijk in een onverstaanbare kakafonie duidelijk te maken wat er gaande was. Ik begreep er ten slotte uit dat Beerie Van Welden ons democratisch besluit naast zich neer gelegd had en stiekem met een Trappist in de aanslag naar het terras van de Tapir aan het sluipen was. Voor één keer vergat ik al mijn principes en holderdebolder vloog ik op mijn sloefen met gans de bende achter mij aan de trappen af naar buiten waar één van de rododendronstruiken tevergeefs trachtte de massieve gestalte van Beerie aan het oog van de passanten te onttrekken. Hij was al te ver om hem een halt toe te roepen, want we mochten zeker geen leven maken. Dus sloop ik hem na. Ik haalde hem pas in aan het terras van Madame Van Overmeiren, waar hij druk doende was het bierflesje te openen om het in het drinkbakje van de hond te gieten. Kikie gaf vooralsnog geen teken van leven. Omzichtig legde ik mijn hand op zijn schouder om zijn aandacht te trekken, want met die boksers weet Uw het nooit, toen een krachtige lichtbundel ons allebei verblindde. “Waan ee daatier?” Voor de derde keer die dag ontsnapte ik ternauwernood aan een acuute hartstilstand. Boven ons torende hare Corpulentie zelve, de openingen van haar fluorescerende krulspelden dreigend naar ons gericht als evenzovele geweerlopen. In het felle licht van haar schijnwerper overzag ik hoe uitzichtloos de situatie was: Beerie stond half gebogen over het drinkbakje met het corpus delicti in de vorm van het flesje Trappist in zijn hand. Daarachter in waaiervorm de rest van het commiteit. Ikzelf daar ergens tussenin. Wat toen gebeurde ging zo snel, dat ik het pas nu ik het allemaal voor Uw aan het opschrijven ben weer voor mij zie als in een vertraagde film: eerst het flesje Trappist dat uit Beerie’s hand kapot spat op het beton van de terras, dan Beerie zijn stomverbaasd wezen dat langzaam zichtbaar wordt terwijl hij zich recht, zijn mond die open valt om een soort reutel te produceren die niets menselijks meer heeft, de vuist van het volumineuze monster die trefzeker uitschiet, Beerie vol in het gezicht beukt, en dan het ongelooflijke: die 114 kilo vlees die langzaam met een diepe zucht in elkaar zakken. Toen ik mij omdraaide om bij mijn kompanen hulp en bijstand te zoeken stelde ik vast dat ik geheel alleen stond in die onverbiddelijke kring van licht. Het volgende ogenblik sloeg ik hard de voordeur van mijn appartement achter mij dicht, schoof de grendel erop en duwde de wandkast ervoor. Dan wiste ik middels mijn geruite neusdoek het koude angstzweet van mijn voorhoofd en hals en schonk mij bibberend een druppel uit de fles van Filliers die ik in één beweging achterover sloeg. En nog één. En nog één. Aan de pillen van mijn huisdokter dacht ik niet eens meer. Tegen dat mijn oude hart weer aan een raisonabel tempo sloeg hoorde ik uit de verte al de jankende sirenes naderen. Even later zwaaiden blauwe lichten over de parking van onze blok, dan sloegen portieren dicht en vervolgens hoorde ik gestommel op de trap. Wordt vervolgd – evenals ikzelf, waarschijnlijk.

Pevenaege Omer

Noot van de redactie:

Onze fidele correspondent hier ter plaatse, de heer Pevenaege Omer, bestaat wel degelijk in levende lijve als Ronsies manspersoon. Hij is dus niet , zoals soms ten onrechte en gemakshalve wordt geopperd, een zoveelste alter ego van deze blogbeheerder, maar integendeel een ervaringsdeskundige zelfstandige zelfstandige met een ferm gemuild wezen maar zo'n getormenteerd klein hartse, ge zijt het niet wijs. Vanwege zijn onmiskende observatorische capaciteiten, zijn mega memorie en zijn pointillistisch detaillisme schenken we de heer Pevenaege Omer hier gaarne carte blanche, ter publicisering van zijn memorabele memoires.