03 augustus 2006

VADER DAG

56. ‘Wanneer nu in de laatste kooi een goed aantal schapen verzameld zijn, wordt een deurtje geopend en de esquilador neemt het eerst onder handen komend schaap bij de ooren. De automatieke scheermachine gaat vlug door de wol. In minder dan een paar minuten is het schaap gansch geschoren. ’t Is verbazend hoe handig de scheerder het schaap weet te plaatsen. Want alhoewel niet vastgebonden, kan het zich niet meer verroeren. Eens kaal geschoren, wordt het schaap weer in een kooi geduwd. Om dan in omgekeerde orde als bij het komen dezelfde weg te gaan en in de grootste kooi aan te landen. In deze staan twee mannen, goede kenners, om de dieren te keuren.’

57. Het verhaal van de wol zou je me nog doen. Heb ik nu wel gehad. Merci. Sta me toe je boek weg te gooien. Had je een strenge eindredacteur voor je reisverhalen? Ik vrees van niet. Neem me niet kwalijk. Tachtig jaar later lees ik je proza als een uit de hand gelopen grap. Poets wederom poets, vaderfiguur van mij. Je vraagt er ook om. Je verdwijnt zomaar naar Patagonië. Je laat mama achter met je nest kinderen. Je laat je weverij, spinnerij, ververij in de steek. De wereld is je dorp. Maar je kroost, je onderneming, je stad kunnen je inmiddels mooi gestolen worden. In eindeloze nachten zal ik maar schaapjes liggen tellen. Radeloos op je wachtend. Met die shitverhalen van jou zal ik het mijn leven lang moeten stellen. En wat me rest van getuigenissen. Dag papa van horen zeggen.

58. In één van mijn eindeloze nachten heb ik de Kleine Prins leren kennen. We zijn dikke vrienden geworden hij en ik. Mijn hele leven lang zoek ik sindsdien naar De Kleine Prins. Ik heb geluk. Ik vind stukjes van hem in maats voor het leven die mijn pad kruisen. De ene schenkt me zijn schranderheid. De andere gunt me een blik op zijn gevoeligheid. Nog een andere schenkt me zijn jeugdige argeloosheid. Weer een ander kaffert me uit om mijn kwetsbaarheid, leert me harder te zijn voor anderen, zachter voor mezelf. Geen van hen kan ik vertellen wat het is, je vader missen als kind.

Ook al word je dan gekweekt in zogeheten weelde, gekoesterd door vier allerliefste vrouwen die madam zeggen tegen je mama. En jij wil alleen maar toegestopt worden door je mama tegen wie je mama zegt. Een mama die je een kruisje geeft tegen al het onheil van de wereld, die je teder kust, aan wie je vragen kan waar papa blijft.

59. Gaandeweg heeft de Kleine Prins me duidelijk gemaakt dat het geen zin had om nog door te gaan met Argentijnse schaapjes te tellen. Dat jij toch niet zou terugkomen omdat je het te goed had op je nieuwe planeet. Hij had je daar bezig gezien als de man die de sterren telde. Hij heeft me een doos voorgetekend met alle schaapjes van alle planeten erin. Zo zou ik ze niet meer hoeven te tellen en kon ik eindelijk inslapen. Ik wou geen doos met alle schapen erin. Ik wou een box met jou erin. Zonder de doos errond.

Ik viel in slaap. Toen ik wakker werd, was De Kleine Prins weg. En jij was er ook niet. Zoals steeds. Wat moet ik met je reisverhaal op mijn nachttafel?

60. Mazarine Mitterrand schrijft dat ze nog liever echt wees was geweest dan dat ze zo’n verborgen vader had. Ook al was die president van Frankrijk. Ik heb haar boekje dichtgeklapt, andere vakantielectuur tot mij genomen. De Kleine Literatuurgeschiedenis van Herman Hesse. Hoe groot Goethe wel was. En Hölderlin. (Heb ik dat van jou, dat gretig lezen altijd). Ik ga die Mazarine schrijven dat ze niet eens weet waarover ze het heeft. Een verborgen papa is bij mijn weten nog altijd beter dan helemaal geen papa. Zelfs al is hij geen president, maar bijvoorbeeld simpele esquilador in Patagonië.

Delphine, de dochter van onze koning Albert zal mij gelijk geven. Op de nationale feestdag van al zijn onderdanen had haar ouwe het weer eens over waarden. Onze Oewaarden. Oewaarde landgenoten. Onze Oewaarden. We moeten Onze Oewaarden weer meer Oewaarde geven. Ook zo’n vaderfiguur van ik zal u gaan hebben zie. De mond vol over Oewaarden. Doch Delphine niet gezien ha nee.

En jij daar in je Estancia Anita: boeken vol over Argentijnse schaapjes. Maar je eigen schaap kan ze wel lekker liggen tellen in zijn bedje. Je kleine prins moet het stellen met papieren vriendschap. Ja ik weet het ik, ben hard. Al noemt mama me ‘haren teren’. Mama? Het zegt je niks? Mama? De vrouw die je in de steek liet. Madam. Mijn mama.

Teer gekweekt ben ik zonder papa jawel. Een van mijn vrienden herhaalt het me meer dan me lief is: je bent veel te teer gekweekt het maakt je te kwetsbaar voor het leven. Ik heb er wel niet om gevraagd dat je jezelf wegcijferde. Dat je me achterliet vanaf de wieg. Met allemaal vrouwen om me heen die me in bad en in bed stoppen. Die me zoet houden met hun ersatzliefde. Tot mama me diep in de nacht eindelijk dat kruisje komt geven. Zodat er mij niks overkomen kan.

Er zijn dagen dat ik liever geen kruisje wil. Dat ik ernaar verlang door professor Barrabas naar jouw tijd te worden gemikt. Je moet schaapjes tellen, zeggen de vrouwen om me heen. Dan zal je vanzelf slapen. Ze weten niet dat ik vannacht afspraak heb met de Kleine Prins. Die me over jou komt vertellen. Sterrenteller. Ik had je liever gehad als storyteller. Over mijn schouder heen.

Ik wil later geen kinderen. Als ik dan snel dood ga zoals jij, liggen ze in bed schapen te tellen. Terwijl ik met de Kleine Prins vrolijk op de planeet Urbanus de man ben die het gas doet branden. Wil ik ze niet aandoen. Je weet niet wat het is. Kinderverlater die je bent.

Uit ‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.