DE NIEUWE RONSENAAR (86)
AAN U ALLEN DIE VAN RONSE HOUDT
De afgelopen maanden heeft u deze blog vereerd met nagenoeg 25.000 bezoeken. Uw massale belangstelling blijft me dagelijks verrassen, beroeren, ontroeren. Ik begrijp er vooral uit dat jullie met zijn allen zielsveel van Ronse houden en deze blog lezen om alles wat in Ronse roert. Van hier tot in Tokio, van New York tot Abidjan..de lijst van landen waaruit u deze blog komt opzoeken dikt dag na dag aan. Waar jullie als Ronsenaars ook mogen vertoeven, jullie vinden mekaar hier terug met jullie bezoekjes en persoonlijke mailtjes.
Vandaag is het een regelrechte klotedag voor onze geliefde stad. Schrik niet van deze schuttingstaal. Voor een keer kan en wil ik het niet anders.
Een re-gel-rech-te klotedag. Vernedering. Koleire. Machteloze woede. Dat alles is wat ik samen met jullie als Ronsenaar voel als ik zie hoe onze geliefde stad vanochtend door de traditionele media wordt gebanvloekt, verketterd, verguisd als een leprozenoord, een door pest getroffen plek.
Een prof van de Université Catholique de Louvain (de dure universiteit die zo nodig met ons geld moest gebouwd worden nadat Jan Verroken zeer terecht Leuven vervlaamste) heeft een hoop parametertjes bedacht om er een hitparade aan op te hangen en tot het besluit te komen dat Ronse, na Antwerpen, de meest te mijden stad is van Vlaanderen.
Dezelfde populaire media die van Ronse altijd het liefst de miserie uitvergroten en hiermee de verzuring aanpoken, hebben het nu in koeien van letters over Ronse als flop. Let wel, de provinciale top is dan volgens die zogeheten geluksparametertjes … het bescheten bourgeoisdorp Latem.
De prof heeft dan ook vooral gekeken naar het leefmilieu (de beschikbare groene ruimte), de sociaal-economische toestand (werkloosheid), de huisvesting (centrale verwarming, dubbel glas) en de diensten (artsen, crèches) en eruit opgemaakt dat bos, geld en dubbel glas de dingen zijn die bepalen waar het paradijs op aarde te zoeken valt.
Welnu lieve lezer, ik heb ik hier in mijn huis geen dubbele beglazing. Ik zit na een derde herstructuring door mijn krant als bruggepensioneerde thuis en als ik mijn wandelschoenen aantrek, geniet ik van het groen zoveel ik wil. Volgens de enquête zou Ronse dus de op één na laatste plek zijn waar ik zou moeten wonen. Zoniet dreig ik héél ongelukkig te zijn. Maar kijk, toch zou ik mijn geliefd Ronse voor geen geld willen ruilen voor het Latem van de smoorrijke mediabazen en hun vrienden de golf spelende miljardairs.
Weet je wat ik klote vind aan dat vetbetaald huiswerkje van zo’n demograaf in zijn vijvertje vol parmantige parametertjes en droge statistiekjes? Dat hij gewoon straal voorbij gaat aan al hetgeen je in zo’n parameter nooit kwijt kan omdat je het zelf moet voelen en beleven.
Bijvoorbeeld dat jij en ik binnenkort vanuit Ronse in de vroegte weer naar Kerselare trekken om er boterkoeken te eten met vrienden. Dat Wittentak niet te explikeren is als je Wittentak niet kent. Dat het bijkans Fiertel is. Dat het Muziekbos in de lente vol blauwe kouskes staat. Dat er tegenwoordig aan het Bruulpark héél kleine eendjes in het water zwemmen tot vreugde van je kleinkind. Dat we op onze weg van hier tot in ‘’t staad’ hopen bekende mensen terugzien, echte figuren met een levensverhaal waarvan we happen kennen en andere brokjes niet. Dat we samen met onze heel knappe deken nu en dan in innige verbondenheid waardig afscheid nemen van Ronsenaars die we goed gekend hebben. Dat we onze vrienden en kennissen daarbij steunen in het verdriet dat hen nu treft en morgen het onze kan zijn. Dat we allemaal gewoon Ronsenaars zijn met de Ronsenaars. Dat we best wel weten wat er misgaat. Dat we hier als Ronsenaars niet wachten op de Knack of vette titels die gazetten moeten doen verkopen. Dat we wel zien hoe moeilijk het is, hoe moeizaam het betert. Dat we treuren om de lege handelszaken in de Wijnstraat. Dat we blij zijn om elk nieuw mooi gebouw in de Peperstraat (Standaardboekhandel) , de Abeelstraat (het Kruidvat), de markt (de apotheek). Dat we Vlaanderen én Wallonië en Brussel vermaledijden om de gemiste fusie, de opgedrongen voogdij en de vergrendelde faciliteiten. Dat we Wallonië vervloeken om de plundering van onze fabrieken met Vlaams transfergeld en Europese subsidies. Dat we aangenaam verrast zijn wanneer we deputé Jean-Pierre Vandermeiren in de Cultuurfabriek een van de schoonste speeches horen uitspreken die ooit over de weerbaarheid van Ronse uitgesproken zijn. Dat we bij dat alles als Ronsenaars niet plooien, niet opgeven, altijd blijven voortdoen.
Het misprijzen en de vervloeking van Ronse doet ons vandaag pijn maar dat krijgt ons als Ronsenaars niet klein. Uit onze gekrenkte trots putten we integendeel nieuwe energie om voort te doen. We laten ons als Ronsenaars door niets of niemand vernederen. We zullen doorgaan. Degenen die menen uit onze vernedering nu hun demagogisch grote gelijk te moeten putten, fluiten we bij deze al meteen terug. Een van de negatieve elementen bij dergelijke rangschikking van steden is uitgerekend de aanwezigheid… van het Vlaams Belang.
Zijn we daarom blind voor de kwalen van Ronse? Belange Niet. De handicap die Ronse heeft door de faciliteiten die eerst een fusie met Kluisbergen en Maarkedal in de weg stonden, ons nu opzadelen met een migratie uit Wallonië en een francofone allochtoneninstroom uit Brussel wordt hier door niemand ontkend. Maar een racistisch discours dat kinderkopjes in kribbes gaat tellen is niet aan ons besteed en zullen we blijven bestrijden.
Vandaag voelen we ons als Ronsenaars in de steek gelaten door Vlaanderen. Vernederd in enquêtes van Franstalige profs in opdracht van een Vlaams weekblad. Verketterd door populaire bladenmakers op zoek naar lekkere titels. Vernederd door dit alles zijn we vandaag als Ronsenaars. Maar vernielen zullen ze ons niet. We zullen doorgaan met diegenen die hier blijven en diegenen die hier wel willen komen wonen, die samen met jullie allen en met mij van Ronse houden. Nooit, jamais, niemals, never laten we ons geliefd Ronse in de steek. Met heel Louvain-La-Neuve misschien, maar niet met de Ronsenaars.
Tuupe vuir Ronse.
De afgelopen maanden heeft u deze blog vereerd met nagenoeg 25.000 bezoeken. Uw massale belangstelling blijft me dagelijks verrassen, beroeren, ontroeren. Ik begrijp er vooral uit dat jullie met zijn allen zielsveel van Ronse houden en deze blog lezen om alles wat in Ronse roert. Van hier tot in Tokio, van New York tot Abidjan..de lijst van landen waaruit u deze blog komt opzoeken dikt dag na dag aan. Waar jullie als Ronsenaars ook mogen vertoeven, jullie vinden mekaar hier terug met jullie bezoekjes en persoonlijke mailtjes.
Vandaag is het een regelrechte klotedag voor onze geliefde stad. Schrik niet van deze schuttingstaal. Voor een keer kan en wil ik het niet anders.
Een re-gel-rech-te klotedag. Vernedering. Koleire. Machteloze woede. Dat alles is wat ik samen met jullie als Ronsenaar voel als ik zie hoe onze geliefde stad vanochtend door de traditionele media wordt gebanvloekt, verketterd, verguisd als een leprozenoord, een door pest getroffen plek.
Een prof van de Université Catholique de Louvain (de dure universiteit die zo nodig met ons geld moest gebouwd worden nadat Jan Verroken zeer terecht Leuven vervlaamste) heeft een hoop parametertjes bedacht om er een hitparade aan op te hangen en tot het besluit te komen dat Ronse, na Antwerpen, de meest te mijden stad is van Vlaanderen.
Dezelfde populaire media die van Ronse altijd het liefst de miserie uitvergroten en hiermee de verzuring aanpoken, hebben het nu in koeien van letters over Ronse als flop. Let wel, de provinciale top is dan volgens die zogeheten geluksparametertjes … het bescheten bourgeoisdorp Latem.
De prof heeft dan ook vooral gekeken naar het leefmilieu (de beschikbare groene ruimte), de sociaal-economische toestand (werkloosheid), de huisvesting (centrale verwarming, dubbel glas) en de diensten (artsen, crèches) en eruit opgemaakt dat bos, geld en dubbel glas de dingen zijn die bepalen waar het paradijs op aarde te zoeken valt.
Welnu lieve lezer, ik heb ik hier in mijn huis geen dubbele beglazing. Ik zit na een derde herstructuring door mijn krant als bruggepensioneerde thuis en als ik mijn wandelschoenen aantrek, geniet ik van het groen zoveel ik wil. Volgens de enquête zou Ronse dus de op één na laatste plek zijn waar ik zou moeten wonen. Zoniet dreig ik héél ongelukkig te zijn. Maar kijk, toch zou ik mijn geliefd Ronse voor geen geld willen ruilen voor het Latem van de smoorrijke mediabazen en hun vrienden de golf spelende miljardairs.
Weet je wat ik klote vind aan dat vetbetaald huiswerkje van zo’n demograaf in zijn vijvertje vol parmantige parametertjes en droge statistiekjes? Dat hij gewoon straal voorbij gaat aan al hetgeen je in zo’n parameter nooit kwijt kan omdat je het zelf moet voelen en beleven.
Bijvoorbeeld dat jij en ik binnenkort vanuit Ronse in de vroegte weer naar Kerselare trekken om er boterkoeken te eten met vrienden. Dat Wittentak niet te explikeren is als je Wittentak niet kent. Dat het bijkans Fiertel is. Dat het Muziekbos in de lente vol blauwe kouskes staat. Dat er tegenwoordig aan het Bruulpark héél kleine eendjes in het water zwemmen tot vreugde van je kleinkind. Dat we op onze weg van hier tot in ‘’t staad’ hopen bekende mensen terugzien, echte figuren met een levensverhaal waarvan we happen kennen en andere brokjes niet. Dat we samen met onze heel knappe deken nu en dan in innige verbondenheid waardig afscheid nemen van Ronsenaars die we goed gekend hebben. Dat we onze vrienden en kennissen daarbij steunen in het verdriet dat hen nu treft en morgen het onze kan zijn. Dat we allemaal gewoon Ronsenaars zijn met de Ronsenaars. Dat we best wel weten wat er misgaat. Dat we hier als Ronsenaars niet wachten op de Knack of vette titels die gazetten moeten doen verkopen. Dat we wel zien hoe moeilijk het is, hoe moeizaam het betert. Dat we treuren om de lege handelszaken in de Wijnstraat. Dat we blij zijn om elk nieuw mooi gebouw in de Peperstraat (Standaardboekhandel) , de Abeelstraat (het Kruidvat), de markt (de apotheek). Dat we Vlaanderen én Wallonië en Brussel vermaledijden om de gemiste fusie, de opgedrongen voogdij en de vergrendelde faciliteiten. Dat we Wallonië vervloeken om de plundering van onze fabrieken met Vlaams transfergeld en Europese subsidies. Dat we aangenaam verrast zijn wanneer we deputé Jean-Pierre Vandermeiren in de Cultuurfabriek een van de schoonste speeches horen uitspreken die ooit over de weerbaarheid van Ronse uitgesproken zijn. Dat we bij dat alles als Ronsenaars niet plooien, niet opgeven, altijd blijven voortdoen.
Het misprijzen en de vervloeking van Ronse doet ons vandaag pijn maar dat krijgt ons als Ronsenaars niet klein. Uit onze gekrenkte trots putten we integendeel nieuwe energie om voort te doen. We laten ons als Ronsenaars door niets of niemand vernederen. We zullen doorgaan. Degenen die menen uit onze vernedering nu hun demagogisch grote gelijk te moeten putten, fluiten we bij deze al meteen terug. Een van de negatieve elementen bij dergelijke rangschikking van steden is uitgerekend de aanwezigheid… van het Vlaams Belang.
Zijn we daarom blind voor de kwalen van Ronse? Belange Niet. De handicap die Ronse heeft door de faciliteiten die eerst een fusie met Kluisbergen en Maarkedal in de weg stonden, ons nu opzadelen met een migratie uit Wallonië en een francofone allochtoneninstroom uit Brussel wordt hier door niemand ontkend. Maar een racistisch discours dat kinderkopjes in kribbes gaat tellen is niet aan ons besteed en zullen we blijven bestrijden.
Vandaag voelen we ons als Ronsenaars in de steek gelaten door Vlaanderen. Vernederd in enquêtes van Franstalige profs in opdracht van een Vlaams weekblad. Verketterd door populaire bladenmakers op zoek naar lekkere titels. Vernederd door dit alles zijn we vandaag als Ronsenaars. Maar vernielen zullen ze ons niet. We zullen doorgaan met diegenen die hier blijven en diegenen die hier wel willen komen wonen, die samen met jullie allen en met mij van Ronse houden. Nooit, jamais, niemals, never laten we ons geliefd Ronse in de steek. Met heel Louvain-La-Neuve misschien, maar niet met de Ronsenaars.
Tuupe vuir Ronse.
<< Home