12 februari 2006

DE SCHRIJFHEREN (6.6)

Roman

De doodgraver beweert dat hij het graf van mijn ouders nog nooit zo mooi geweten heeft.

‘Ziet ge wel dat mijn truc werkt ? Dat heb ik u vorig jaar toch gezegd maat ? Ge stopt hier sebiet met u een breuk te schuren. Ge rijdt om een liter chloor. Ge trekt uw oudste broek aan en uw botten van caoutchouc. Niks beter dan een goeie scheut chloor in uw oude sproeier tegen het onkruid. En ge zit alweer goed voor twee jaar. De grafsteen van uw ouders gaat liggen blinken in de zon. Van de jaar moogt ge eraf blijven. ‘t Is geen avance van er nu nog op te schuren. Ge gaat u een verschot krabben. Proper is proper. Uw doden gaan content zijn. Ik volgens mij liggen ze hieronder met negen in rijen van drie kisten. Boven elkaar. Een schone grote familie. Dat is al een serieuze grafkelder. Vroeger was dat de mode. Nu ziet niemand er nog naar om. Ze halen het geld op bij de notaris en weg zijn ze. Vroeger eerst dertig missen voor de dierbare overledene. Of ge mocht naar het geld fluiten. Uwen Christus van brons ginderboven, daar moet ge afblijven. Brons dat geeft groene vlekken. Altijd. Daar is niks tegen te beginnen. Ik weet wel, het is geen zicht. ‘t Is precies of hij hangt daar te lekken uw Christus. Excuseer me dat ik het zo cru zeg. Maar die vlekken, die krijgt ge met niks meer weg. Brons is een vuiligheid om te onderhouden.’

Het graf naast mijn ouders ligt helemaal open aan de voorkant. De steen is ervan weggehaald. Zoals bij ‘t graf van Christus. Toen al de vrouwen van zijn leven kwamen kijken hoe de Heer het stelde na de kruisiging. Of hij misschien al verrezen was. Ik kijk in het zwarte gat. Duisternis. Ook verderop zijn hier en daar graven geopend. Of dan helemaal verdwenen. Het ooit zo mooi onderhouden oude kerkhof zit nu vol kale plekken. Het grote witte kruis middenin staat er verlaten bij. Schoolbezoek aan het kerkhof.

‘Toon ons eens het mooie graf van uw papa, Charlie.’
‘Die ligt hier toch ergens of niet ?’
‘Vlakbij dat grote witte kruisbeeld, meester.’
‘Waar dan precies Charlie ?’
‘Er liggen er hier zoveel rond dat kruis.’
‘Weet je dat dan niet te vinden?’
‘Mama zegt dat papa in mijn hart zit…’
‘Kom kinderen we zoeken samen naar de familie Puis.’
‘…in mijn hart in een doosje.’
‘Bidden we allemaal voor de papa van Charlie.’
‘Kunnen de doden ons hier horen meester ?’
‘Zijt dat zeker Vereertbruggen.’
‘Uw voeten van dat graf.’
‘Maken ze nooit ruzie ‘s nachts ?’
‘Stil allemaal. Dat is hier een heilige plek.’
‘Bid voor, Charlie .
‘Onze vader die in de hemelen zijt en in mijn hart in een doosje.’
‘Puis, hou u aan het Onze Vader.’
‘Anders kunt ge uw plechtige communie vergeten.’

De schoolbezoeken hebben zich verplaatst naar het nieuw kerkhof aan het Bois Joly. Hier op het oude wordt niemand meer begraven. De jeugd kan het nuttige aan het aangename paren. De doden eren en tegelijk een gezonde wandeling door het unieke Joly-bos. Volgens de brochure van de Toeristische Dienst een zeldzame biotoop in Vlaanderen. Met tegelijk lage, middenhoge en hoge beplanting. Een zeldzaamheid in deze tijd van kaalslag. Bovendien gevuld met de gekke neparcheologie van de toenmalige schatrijke eigenaar meneer Joly. Hier zijn ook echte archeologische vondsten gedaan. Die heeft meneer Joly doorverkocht aan het museum van New York. Bezoeken enkel in groepen en met een van onze toeristische gidsen.’

Jaar na jaar verdwijnen de oude doden nu voor goed uit hun eigen graf. Het geeft dit oude kerkhof een nog desolater zicht. Struggle for dead.

‘Als de concessie gepasseerd is, breken we het boeltje gewoon weer open. Dan doen we de poorten van het kerkhof toe. Wat we dan doen, is niet voor gevoelige zielkes. Excuseer mij mijn ongelukkig woordenspel, hahaha! We halen al hun botten er weer uit. Enfin, wat ervan overschiet. We smijten ze allemaal bijeen in de grote put. Een paar schoppen ongebluste kalk erover en de klus is geklaard. Dat is hier niet voor ouwe madamkes. Al die prachtige praalgraven die we hier moeten kapot slaan. Er is hier iemand van Monumenten en landschappen geweest. Ze willen al de grootste graven filmen. Voor dat het allemaal opgebroken is. Er staan hier graven met speciale bidstoelen van Horta. Kent ge Victor Horta ? Het schijnt dat hij hier nog veel huizen gezet heeft ook. Maar dan wel niet op ‘t kerkhof hahaha! Heeft u vader nog toneel gespeeld misschien? Dat er hier zo’n mooie gedenkplaat op staat. Voor-onze-voor-zit-ter. Van-we-ge Voor Taal en Volk. Spijtig dat ze afbrokkelt.’


Voor aal en Vol.
Ierbare oorzitter

‘Kom er vooral niet aan. Anders barsten de Taal en het Volk helemaal in brokstukken. Ja, de tijd doet zijn werk. We zijn wij hier maar passanten gij en ik. Wandelaars op een kerhof. Wandelaars in het leven. Volgend jaar moogt ge weer een bus chloor kopen. Ge gaat er dan nog eens gewoon over. Ge zult zien, het gaat schoon wit blijven. Uw purperen heidebloemekes staan ook schoon. Geef ze niet teveel water. Anders gaat ge ze verzuipen. Daarbij, dat loopt er vanzelf wel in. De helft van de doden klotsen hier al allemaal met hun knoken in ‘t water. Ik ben er zeker van dat uw negen familieleden hier nu de aquagym van hun leven beleven. Hahaha ! ‘t Is te hopen dat ze een beetje kunnen zwemmen. Anders is hun uur van vergaan voorgoed gekomen. Ge zijt toch niet kwaad dat ik zo spreek ? Een mens moet kunnen lachen met ‘t leven. Allez toch zeker met het leven dat al gepasseerd is. Ik denk niet dat ik zelf nog zou willen terugkeren. Gedaan is gedaan zeg ik. Als ge dood zijt, werken uw oren en uw ogen en uw hersens toch niet meer zodus ge ziet en ge hoort niks meer. Wat heeft het dan nog voor zin van daar te liggen ? Daarbij, ze moeten ze mij gerustlaten met hun eeuwig leven. Ik heb mijn deel hier al gehad. Met mijn wijf haar spierziekte en onze Kevin onder de camion. Ge hebt er toch van gehoord. Dode hoek spiegel. Dood was onze Kevin in elk geval. Hij ligt op het nieuw kerkhof in een graf. Mijn wijf wou het niet anders. Het was geen avance. Ze wou er kunnen tegen spreken. Hoeveel keer heb ik haar niet naar boven gebracht met haar kar en al. Ik kan u verzekeren het gaat daar naar omhoog. Voor mij zouden we beter allemaal direct verbrand worden. De oven in en er weer uit als een hoop stof en asse. Mij mogen ze dan uitstrooien.. Die asse wordt daar toch helemaal gemengd met anderen. Een urne is feitelijk een cocktail van verschillende mensen. Nee, uitstrooien. Geen probleem. In ‘t gras voor de boterbloemen. Hebt ge hier nog lang werk ? Mijn dienst zit erop voor vandaag. We gaan omzeggens gaan sluiten. Geloof me laat het zo jongen. Dat graf is al schoon genoeg. Niemand vanonder die gaat komen protesteren.’

(Vervolgt)

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.