DE SCHRIJFHEREN (6.5)
Roman
‘Ik had hem alles kunnen uitleggen, Jan Van Rompaye.’
‘Ik had hem kunnen helpen voor zijn reportage over de Amoco Cadiz.’
‘De mensen zouden nog nooit zo’n goeie Terloops bekeken hebben.’.’
‘Ik wist alles over de Amoco Cadiz. Waarom het schip gebroken is.’
Tonijn kon de juiste zeeweg aflezen van de sterren als was het een wegenkaart Derouck. Hij speelde met de nieuwste boordinstrumenten zoals een kind met zijn meccano.
‘Mijn leven lang heb ik al die verraderlijke zandbanken weten te omzeilen.’
‘Zelfs de gevaarlijke Golf van Biskaje schrikt mij niet af.’
‘Evenmin de woelige wateren van de Azoren.’
Noch de mistbanken van de Noordzee, noch de vervaarlijke stormen van de Ierse Zee hadden hem ooit echt doen terugdeinzen.
Nooit was hij ook maar één keer echt in moeilijkheden geraakt. Nodeloze risico’s waren aan hem niet besteed.
‘Stoere taal spreek je aan wal.’
‘Op zee buig je het hoofd.’
‘Deemoedig eerbiedig je Gods wondere elementen.’
Als Fons Oerlemans de oceanen wou tergen op een armzalig vlot of in een idiote fles, dan was dat zijn probleem. Op hem maakte het weinig indruk. Stuntwerk voor de gazetten. Met ware zeemanskunst had dat weinig te maken.
‘Oerlemans is een avonturier.’
‘Zoals de zotte Thor Heyerdahl.’
‘Of Alain Bombard.’
‘Avonturiers tarten de codes.’
‘Ze verdwijnen op een dag met toeters en bellen achter de horizon.’
‘Soms voor altijd. Dat moeten ze dan zelf maar weten.’
‘Een echte zeiler respecteert de zee.’
‘Hij kiest het zeegat. Hij gaat snel. Of hij gaat traag.’
‘Nooit vergeet hij dat de zee als laatste beslist wat er te gebeuren staat.’
‘Man, man, man. Golven zo hoog als de Empire State Building.’
‘Die heb ik getrotseerd. Dan weet je het wel.’
Altijd al was Thomas Tonijn na een weekje varen weer fier de haven van Nieuwpoort binnengevaren. Nog mooi op tijd voor het gezellige etentje met de vrienden in de havenclub. Oude zeeratten. Oude verhalen. Oude vriendschappen. Oude vetes.
Die keer hadden ze echter op hem gewacht. Lang. Te lang naar hun zin. Dan waren ze met zijn allen naar hem gaan zoeken. Met hun prachtige zeilboten. Met de makkers van de kustwacht. Met de helikopters van Koksijde. Ze hadden gewacht op hun goede vriend Thomas. Ze waren blijven wachten. Ze hadden gewacht, gewaakt, gezocht, gewacht. Toen was de eerste twijfel gerezen.
‘Ofwel is hij…’
‘Alles komt goed zeg ik je.’
‘Er rest ons nog…’
‘Het begint lang te duren.’
De andere, ultieme mogelijkheid werd voor het eerst geopperd door de oudste van de club. Die had ook al zoveel had gezien, gehoord, meegemaakt dat niemand hem nog durfde tegenspreken. Bovendien hield hij de centen bij van de amicale. Hij droeg bijgevolg het hoogste gezag van hun vriendenclub. Hij was de man met hun geld dus de meest betrouwbare want onder zeerovers. Zonder hem, zonder zijn zekerheden, zijn alomtegenwoordigheid, zijn gezond vissersverstand, zijn zeilersverleden zou hun kliekje snel gaan uiteendrijven als algen in de golven. Hij, de oudste onder hen, gaf het eerste teken van ongerustheid. Hij, hun vuurtoren in de branding, smeet de vertwijfeling als een boei in die groep stoere zeemansvrienden.
‘De zee geeft, de zee neemt.’
‘Dat is zo voor iedereen.’
‘Ook voor Tonijn.’
Hun gespeeld zelfvertrouwen werd van dan af uur na uur steeds verder aangevreten door de verlammende angst. Zoals de kleine mosselen op de golbreker, werden hun verweerde zeemansharten overspoeld door de kolkende golven van de verbijstering.
‘Niemand staat daar boven.’
‘De zee gaat spreken.’
‘Zij gaat het ons vertellen.’
‘Morgen kan het ons overkomen.’
‘Het zijn er al zovelen de laatste tijd’
‘Een brand…’
‘Dat zouden we al geweten hebben.’
‘Een fugue…’
‘Niet beginnen zeveren.’
‘De midlife crisis…’
‘Daar is hij te oud voor.’
‘Daarbij, dan vinden ze hem nog wel.’
‘Waar dan ook ter wereld.’
‘Een boot verdwijnt zo maar niet.’
‘Tenzij in de dieperik.’
‘Een hartinfarct.’
‘Een hersenbloeding.’
‘Daarmee is zijn boot nog niet van de zeespiegel.’
‘En als hij nu eens overvaren is ?’
‘Door zo’n Japans containermonster.’
‘Door een olietanker uit Noorwegen.’
‘Die mannen kijken naar niets of niemand.’
‘Stoppen niet eens.’
‘Ze stoppen nooit.’
‘Time is money.’
‘Voorrang van rechts, vergeet het.’
‘Die varen je zo van de aardbol.’
‘Weg, de dieperik in.’
De redactie van Embargo volgde de resultaten van de opsporingen op de voet. Het leverde niks op. Er heerste grote drukte op het water. Maar er was geen teken van Tonijn.
‘Geen rubberboot te bespeuren.’
‘Er zijn geen vuurpijlen gezien of gesignaleerd.’
‘Geen verdacht wrakhout.’
‘Geen message in a bottle.’
Tonijn was weg. Hij was verdwenen. Verschwunden. Gone with the wind. Porté disparu. Opsporing verzocht. Hij bleef weg. De opzoekingen werden gestaakt. Zeer tegen de zin van zijn familie. Invloedrijke vrienden van hem slaagden erin het zoekwerk tegen de procedure in uitzonderlijk met vierentwintig uren te verlengen. Vruchteloos. Zijn Penduick was vermoedelijk vergaan. Met man en muis. Tonijn was verdronken. Eerst klonk het nog als een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Daarna werd het een quasi zekerheid. Niemand had hem opgevist. Ook niet in Reykjavik, de Labrador Zee, De Hudson Baai , de Faroëreilanden, Hampton Bay, Hyannis Port, Cape Cod, de golfclub van Saint-Maxime. Nergens was hij aangespoeld. Buitenlandse Zaken had het nagetrokken. Niemand had een wrak gezien. Strandjutters vonden alleen de gebruikelijke rotzooi : een lege fles Dreft, slierten folie, een frisbee van Embargo, een gehavende Donald Duck. De redactie maakte werk van een speciaal afscheidsnummer.
Dood van een Waterman.
Vlaanderen zonder Tonijn
Zijn opgepoetst curriculum. Telg van een welstellende familie.
‘Harde werker.’
‘Van stagiair tot perspatron.’
‘Een zeldzaam succesverhaal.’
Getuigenissen. Afgelikt in memoriam van een professor emeritus. Eresaluut van de Hofmaarschalk. Herinneringen van een topbankier. Anekdote van een financier. Een heel nummer gewijd aan Tonijn. Zijn leven. Zijn werken. Zijn passie voor de zee.
De gevaren van de zeilsport.
Hoe onveilig wordt het Kanaal ?
Hoe zit het met de zeilcursussen?
Verkeerschaos op zee.
Grote olieroutes in Europa.
Zandbanken: onderwaterkillers.
De gevaren van enkelwandige tankers.
Jan Van Rompaye : de ramp met de Amoco Cadiz.
Wat met de kantelrisico’s van Ferries ?
Onze redacteur vaart mee met de Herald of Free Enterprise.
Voor de continuïteit op de redactie van Embargo was er inderhaast een Redactiecomité opgericht door de anciens. Bij algemene goedkeuring stond het onder de voorlopige leiding van de oudste redacteur in dienst. Een overjaarse existentialist in zwarte rolkraag. Een gezellige kerel die ons al twintig keren verteld had hoe hij Juliette Gréco nog had gekust in de Tabou, een kelderclub in Saint-Germain des Prés.
‘Een french kiss, vrienden.’
‘Ge ziet dat van hier.’
Hij dweepte met Jean-Paul Sartre, Albert Camus en Boris Vian.
‘De zin van het leven is de zin die we er zelf aan geven. ’
We zouden verder wel zien wie de uitgever zou aanduiden als opvolger voor Tonijn. Eerst moest er verder gewerkt worden. Even leek Embargo als een losgeslagen Penduick zonder roerganger. Volop de wind in de zeilen maar geen richting. De wind van de dood.
(Vervolgt)
Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.
‘Ik had hem alles kunnen uitleggen, Jan Van Rompaye.’
‘Ik had hem kunnen helpen voor zijn reportage over de Amoco Cadiz.’
‘De mensen zouden nog nooit zo’n goeie Terloops bekeken hebben.’.’
‘Ik wist alles over de Amoco Cadiz. Waarom het schip gebroken is.’
Tonijn kon de juiste zeeweg aflezen van de sterren als was het een wegenkaart Derouck. Hij speelde met de nieuwste boordinstrumenten zoals een kind met zijn meccano.
‘Mijn leven lang heb ik al die verraderlijke zandbanken weten te omzeilen.’
‘Zelfs de gevaarlijke Golf van Biskaje schrikt mij niet af.’
‘Evenmin de woelige wateren van de Azoren.’
Noch de mistbanken van de Noordzee, noch de vervaarlijke stormen van de Ierse Zee hadden hem ooit echt doen terugdeinzen.
Nooit was hij ook maar één keer echt in moeilijkheden geraakt. Nodeloze risico’s waren aan hem niet besteed.
‘Stoere taal spreek je aan wal.’
‘Op zee buig je het hoofd.’
‘Deemoedig eerbiedig je Gods wondere elementen.’
Als Fons Oerlemans de oceanen wou tergen op een armzalig vlot of in een idiote fles, dan was dat zijn probleem. Op hem maakte het weinig indruk. Stuntwerk voor de gazetten. Met ware zeemanskunst had dat weinig te maken.
‘Oerlemans is een avonturier.’
‘Zoals de zotte Thor Heyerdahl.’
‘Of Alain Bombard.’
‘Avonturiers tarten de codes.’
‘Ze verdwijnen op een dag met toeters en bellen achter de horizon.’
‘Soms voor altijd. Dat moeten ze dan zelf maar weten.’
‘Een echte zeiler respecteert de zee.’
‘Hij kiest het zeegat. Hij gaat snel. Of hij gaat traag.’
‘Nooit vergeet hij dat de zee als laatste beslist wat er te gebeuren staat.’
‘Man, man, man. Golven zo hoog als de Empire State Building.’
‘Die heb ik getrotseerd. Dan weet je het wel.’
Altijd al was Thomas Tonijn na een weekje varen weer fier de haven van Nieuwpoort binnengevaren. Nog mooi op tijd voor het gezellige etentje met de vrienden in de havenclub. Oude zeeratten. Oude verhalen. Oude vriendschappen. Oude vetes.
Die keer hadden ze echter op hem gewacht. Lang. Te lang naar hun zin. Dan waren ze met zijn allen naar hem gaan zoeken. Met hun prachtige zeilboten. Met de makkers van de kustwacht. Met de helikopters van Koksijde. Ze hadden gewacht op hun goede vriend Thomas. Ze waren blijven wachten. Ze hadden gewacht, gewaakt, gezocht, gewacht. Toen was de eerste twijfel gerezen.
‘Ofwel is hij…’
‘Alles komt goed zeg ik je.’
‘Er rest ons nog…’
‘Het begint lang te duren.’
De andere, ultieme mogelijkheid werd voor het eerst geopperd door de oudste van de club. Die had ook al zoveel had gezien, gehoord, meegemaakt dat niemand hem nog durfde tegenspreken. Bovendien hield hij de centen bij van de amicale. Hij droeg bijgevolg het hoogste gezag van hun vriendenclub. Hij was de man met hun geld dus de meest betrouwbare want onder zeerovers. Zonder hem, zonder zijn zekerheden, zijn alomtegenwoordigheid, zijn gezond vissersverstand, zijn zeilersverleden zou hun kliekje snel gaan uiteendrijven als algen in de golven. Hij, de oudste onder hen, gaf het eerste teken van ongerustheid. Hij, hun vuurtoren in de branding, smeet de vertwijfeling als een boei in die groep stoere zeemansvrienden.
‘De zee geeft, de zee neemt.’
‘Dat is zo voor iedereen.’
‘Ook voor Tonijn.’
Hun gespeeld zelfvertrouwen werd van dan af uur na uur steeds verder aangevreten door de verlammende angst. Zoals de kleine mosselen op de golbreker, werden hun verweerde zeemansharten overspoeld door de kolkende golven van de verbijstering.
‘Niemand staat daar boven.’
‘De zee gaat spreken.’
‘Zij gaat het ons vertellen.’
‘Morgen kan het ons overkomen.’
‘Het zijn er al zovelen de laatste tijd’
‘Een brand…’
‘Dat zouden we al geweten hebben.’
‘Een fugue…’
‘Niet beginnen zeveren.’
‘De midlife crisis…’
‘Daar is hij te oud voor.’
‘Daarbij, dan vinden ze hem nog wel.’
‘Waar dan ook ter wereld.’
‘Een boot verdwijnt zo maar niet.’
‘Tenzij in de dieperik.’
‘Een hartinfarct.’
‘Een hersenbloeding.’
‘Daarmee is zijn boot nog niet van de zeespiegel.’
‘En als hij nu eens overvaren is ?’
‘Door zo’n Japans containermonster.’
‘Door een olietanker uit Noorwegen.’
‘Die mannen kijken naar niets of niemand.’
‘Stoppen niet eens.’
‘Ze stoppen nooit.’
‘Time is money.’
‘Voorrang van rechts, vergeet het.’
‘Die varen je zo van de aardbol.’
‘Weg, de dieperik in.’
De redactie van Embargo volgde de resultaten van de opsporingen op de voet. Het leverde niks op. Er heerste grote drukte op het water. Maar er was geen teken van Tonijn.
‘Geen rubberboot te bespeuren.’
‘Er zijn geen vuurpijlen gezien of gesignaleerd.’
‘Geen verdacht wrakhout.’
‘Geen message in a bottle.’
Tonijn was weg. Hij was verdwenen. Verschwunden. Gone with the wind. Porté disparu. Opsporing verzocht. Hij bleef weg. De opzoekingen werden gestaakt. Zeer tegen de zin van zijn familie. Invloedrijke vrienden van hem slaagden erin het zoekwerk tegen de procedure in uitzonderlijk met vierentwintig uren te verlengen. Vruchteloos. Zijn Penduick was vermoedelijk vergaan. Met man en muis. Tonijn was verdronken. Eerst klonk het nog als een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Daarna werd het een quasi zekerheid. Niemand had hem opgevist. Ook niet in Reykjavik, de Labrador Zee, De Hudson Baai , de Faroëreilanden, Hampton Bay, Hyannis Port, Cape Cod, de golfclub van Saint-Maxime. Nergens was hij aangespoeld. Buitenlandse Zaken had het nagetrokken. Niemand had een wrak gezien. Strandjutters vonden alleen de gebruikelijke rotzooi : een lege fles Dreft, slierten folie, een frisbee van Embargo, een gehavende Donald Duck. De redactie maakte werk van een speciaal afscheidsnummer.
Dood van een Waterman.
Vlaanderen zonder Tonijn
Zijn opgepoetst curriculum. Telg van een welstellende familie.
‘Harde werker.’
‘Van stagiair tot perspatron.’
‘Een zeldzaam succesverhaal.’
Getuigenissen. Afgelikt in memoriam van een professor emeritus. Eresaluut van de Hofmaarschalk. Herinneringen van een topbankier. Anekdote van een financier. Een heel nummer gewijd aan Tonijn. Zijn leven. Zijn werken. Zijn passie voor de zee.
De gevaren van de zeilsport.
Hoe onveilig wordt het Kanaal ?
Hoe zit het met de zeilcursussen?
Verkeerschaos op zee.
Grote olieroutes in Europa.
Zandbanken: onderwaterkillers.
De gevaren van enkelwandige tankers.
Jan Van Rompaye : de ramp met de Amoco Cadiz.
Wat met de kantelrisico’s van Ferries ?
Onze redacteur vaart mee met de Herald of Free Enterprise.
Voor de continuïteit op de redactie van Embargo was er inderhaast een Redactiecomité opgericht door de anciens. Bij algemene goedkeuring stond het onder de voorlopige leiding van de oudste redacteur in dienst. Een overjaarse existentialist in zwarte rolkraag. Een gezellige kerel die ons al twintig keren verteld had hoe hij Juliette Gréco nog had gekust in de Tabou, een kelderclub in Saint-Germain des Prés.
‘Een french kiss, vrienden.’
‘Ge ziet dat van hier.’
Hij dweepte met Jean-Paul Sartre, Albert Camus en Boris Vian.
‘De zin van het leven is de zin die we er zelf aan geven. ’
We zouden verder wel zien wie de uitgever zou aanduiden als opvolger voor Tonijn. Eerst moest er verder gewerkt worden. Even leek Embargo als een losgeslagen Penduick zonder roerganger. Volop de wind in de zeilen maar geen richting. De wind van de dood.
(Vervolgt)
Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.
<< Home