06 januari 2006

DE SCHRIJFHEREN (3.4)

Roman

We nemen met wel honderd de bus van Gent naar Rudesheim, parel van de Rheingau. De Drosselgasse is het kloppend hart van Rudesheim. Mijn grootvader zit op rij zeven a. Ik mag naast hem op zeven b. Zo leer ik bij onderweg. Grootvader doet niets anders dan lezen. Dag en nacht, tot tegen het dagen van de krieken. Ik moet mama waarschuwen op rij twaalf c, wanneer ik merk dat grootvader zijn galstenen beginnen te nijpen. We zijn lid van de Vlaamse Toeristenbond. Mama zal aan de alarmbel trekken boven haar hoofd en de bus doen stilstaan bij de eerste openbare telelooncabine. Doodkalm zal ze van daaruit het Internationale Rode Kruis verwittigen, dat ze mijn grootvader in een veldhospitaal komen opereren. Waarom kopen we anders potloden en Eau de Cologne no 471? Boven mijn hoofd hangen twee knopjes. Een blauw voor meer wind in uw gezicht, een rood voor chauffage. Op uw kop of naar uw voeten, ge moogt kiezen. Het is bloedheet. De grote vakantie zit er bijna op. Dan zit ik bij meester Metsiers met mijn Pelikan die ik nog niet mag bezigen om de pen te sparen. Ik ben slaapdronken van de Paranausine tegen het kotsen maar ik mag grootvader niet teleurstellen. Hij heeft de hele zomer toegeleefd naar deze uitstap. Hij houdt zijn enorme loep boven een van de toeristische gidsen die hij in zijn carnassière overal meesleurt. Volgens de Vlaamse Toeristenbond is een boottocht op de Rijn dé ideale manier om de streek grondig te verkennen. Bovendien hebben leden korting in de meest exclusieve hotels van de Romantische Strasse. Gemakkelijk te herkennen aan de chique schilden van de Vlaamse Automobilisten Bond en van de Royal Automobile Club de Belgique. Doch dat laatste is voor de Franstaligen en daar houden wij ons niet mee bezig dat ze zelf hun plan trekken, zegt grootvader. Ook een tochtje met de zetellift naar het Niederwaldmonument biedt unieke panorama’s over de Rijn en de vele wijngaarden. Aan de overkant van Rudesheim bevindt zich het stadje Bingen dat heel wat te bieden heeft. Net zoals kuuroord Wiesbaden (45 km) en Mainz (ook 45 km). Op de bus worden Vlaamse liedjes gezonden door luidruchtige medepassagiers uit beide Vlaanders.

Ik ben de sterkste man van Gent! En ‘k ben d’er vuiren gekeènd.
We zien nekeir noa Bissegem gewest. Tierelarjom! Tierelarejom!

Ik durfde Thomas Tonijn niet teleurstellen. Mijn nieuwe hoofdredacteur stelde me een vraag omtrent een nieuwe brug. En ik, Charlie Puis, viel al meteen door de mand. Misschien moest ik fors uitpakken met parate kennis. Wat kon ik bedenken om indruk te maken als neofiet op zijn redactie ? Dat het vlak van Ronquières de neiging vertoonde tot hellen ? Dat het meer van Virelles een oppervlakte had van dertig keer Overmere? Dat de Russen gigantische schijven hadden om te luisteren naar de doden? Qua wereldbruggen kende ik alleen de Golden Gate Bridge van San Francisco. Dan nog, vooral via het Golden Gate Quartet. Dat was komen optreden in onze zaal Familia waar zelfs Jacques Brel ‘Mein Vlakke Land, mein Vlaendrenland’ was komen zingen. En ‘Ai Marieke le ciel Flamand entre Bruges et Gand, zonder liefde warme liefde oewaait de oewind de oewestenoewind.’ En na Marieke ook nog ‘Les Flamandes’. Volgens mijn grootvader en mama puur om het Vlaamse volk te treiteren. Een kiekenfretter die hier eens met de Vlaamse vrouw komt lachen.

‘Ja, natuurlijk weet ik de Bosporus liggen.’
‘Goed want ik dacht al.’

Rome en Byzantium gescheiden door een onnozel streepje blauw op de kaart van meester Metsiers. De kaart hangt achter het skelet. Meester Metsiers bezigt het skelet om ons te bewijzen hoe broos het menselijk leven is. Er moet maar één ijzeren haakje breken en het hele skelet stort ineen. We leren veel over het lichaam en over de wetten van Puskas.

‘Als ik hier tegen de knieschijf tik, schiet het been van Jerom omhoog.’

Meester Metsiers noemt zijn skelet Jerom omdat ge nog zo sterk moogt zijn, elk leven blijft fragiel.

‘Het is niet omdat ge een nagel kunt plooien gelijk John Massis op ons schit-te-rend geslaagd schoolfeest, dat ge onsterfelijk zijt.’

Op sommige plekken zijn de ijzeren draden tussen de knoken van Jerom vervangen door stukjes elastiek. Dezelfde die mama bezigt als ze vers gedraaide hazenpastei in Weckspotten perst.

‘Wat telt, is dat ge uw lichaam bekijkt als een tempel. Dat ik geen van jullie ooit zie roken! Ik ga hier eens demonstreren wat één sigaret in de longen van ons Jerommeke geeft qua vergassing.’

Hij rolt zijn zwarte kiel in een bol en pitst hem tussen de ribbenkast van Jerom. Bij het persen begeven de ijzerdraadjes van de schouderbladen het. ‘Ge moet u niet afvragen’, zegt meester Metsiers met de schouderbladen van Jerommeke op de voeten, ‘wat Onze Lieven Heer heeft afgezien! Als ze hem hebben rechtgetrokken aan zijn kruis! Hier! Hier! En hier!’

Het skelet davert aan alle kanten.

‘Die smart moet gewoon vre-se-lijk geweest zijn! Laat ons dit nu eventjes gedenken in een gebed.’

(Vervolgt).

Uir : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.