13 januari 2006

DE SCHRIJFHEREN (4.2)

Roman

‘Voilà Charlie, dat is het.’
‘Wat bedoelt u, meneer Tonijn ?’

Op onze redactie noemden we hem meneer Tonijn. Een kwestie van respect. Hij was hoofdredacteur, gevierd journalist, gezaghebbende stem in het persoverzicht, voorzitter van verenigingen, docent journalistiek. Hij kende iedereen en iedereen kende hem. De premier, de kamervoorzitter, de president van de senaat, de partijvoorzitters, de ministers van state, de tenoren, de meelopers. In het Internationaal Perscentrum was hij een graag geziene figuur, kende tal van anekdotes.

‘Prenez une chaise’, zegt Achiel Van Acker.
‘Je suis le baron Snoy et d’Oppuers !’
‘Prenez deux chaises alors.’

Ah die Tonijn! Toujours le mot pour rire bij de Poire Williams. Hij had zijn vaste tafel in de Westbury, de Hyatt, La Maison du Cygne en bij Katelijne in Knokke waar de koning kwam. Hij sliep in het koninklijk kasteel van Ciernon zoals ik in de Kinkhoorn van Mariakerke-aan-zee. Een machtig en gevreesd heerschap. Moeide zich met regeringen en kabinetten. Speelde bridge met de kabinetschef van de koning. Ging op dezelfde bank ter communie. Zat achterop de moto van de koning zijn broer. Werd gevraagd op de Alpa, het yacht van Albert en Paola. Trok met de prins naar Kongo, Thailand en Bali. Was erbij op alle economische zendingen. Zat meer in Laken, het Belvédère en Argentuil dan op zijn eigen kot. Doch totale discretie daarover. De kroon mocht niet ontbloot worden. Verdeelde leep zijn invloed over alle partijen, wist alles van geheime partijfinanciering, geldstromen, vriendendiensten, geldschieters, zwarte kassa’s, netwerken van de macht. Naar hem werd geluisterd met het oog op partijcongressen. Hij was de vaste speechschrijver van velen. Zelfs van wie je het nooit vermoeden kon. Nee? Toch? Dit werd beweerd. Wat zou verklaren… Waarom hij zo mild was met? Juist. Had zijn landhuisje in San Leonino. Kocht zijn wijnen op de Chiantiroute. Maar dat was dan toch in de buurt van…? Voilà. Ze ontmoetten mekaar informeel op de Palio in Siena. Hun dames deelden de liefde voor de schone kunsten. Samen naar het Uffizi. Nu en dan liet hij daarover wat ballonnetjes op in het blad. Ma non troppo.

Veel van die dingen wist ik nog niet. Gaandeweg zou Tonijn me introduceren in zijn wereld achter de schermen, waar alles werd bedisseld en gedirigeerd. Journalistiek in het schemerlicht van De Grote Waarden. Het Algemeen Belang, daar deed hij het voor. Anders was hij toch ambassadeur in Londen geworden? Of Regent van de Nationale Bank? Of gecoöpteerd senator? Doch niks mooier dan jonge journalisten de stiel leren. Als hij erover begon, zeikte hij door.

‘Je hebt daar al een heel verhaal, Charlie.’
‘Hoezo ?’
‘Wel, over die Duitsers …’
‘Maar meneer Tonijn, dat is pure verbeelding…
‘Duitsers in de Duinen. Werk dat uit.’
‘Het is gewoon een ingebeelde situatie…’
‘Et alors ? Kleur dat in. Een smeuige zomerserie: Duitsers in onze duinen.
‘Of : Hunker in de bunker ?.’
‘Nee, Charlie. Zie, dat is er dan alweer over.’

Want ik moest op de rem van de pen gaan staan. Dat de lezer het zelf verder kon invullen.

‘Zie wat ge schrijft als een ijsberg.’
‘Een ijsberg.’
‘Het meeste moet onder water blijven. Geef alleen een subtiele hint.’
‘Iets zoals…’
‘Zoals wat, Charlie ?’
‘Zoals stapstenen leggen naar de innerlijke wereld van de lezer zelf?’
‘Voilà. De genaamde Puis Charlie heeft het begrepen.'

Hunker voor de bunker, nee. Dat was meer voor die papiermarchands van De Zondagsvriend of De Zondagmorgen.’

(Vervolgt).

Uit : De Schrijfheren. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.