DE SCHRIJFHEREN (2.2)
Roman
Hier in Brussel kwamen wereldberoemdheden neerstrijken in Metropole en Astoria. Ellen Saphiro. Mahalia Jackson. Trini Lopez. Brenda Lee. Hier flaneerde Annie Cordy met haar canapépisser. Het nachtleven aan de Place Brouckère. De lichtjes van de Madoutoren. De reclame aan het Centre Rogier. Dit was de Trade New World van Paul Vanden Boeynants en zijn compaan Charlie De Pauw.
‘Heel de Nord plat.’
‘Toutes les putes dehors.’
‘Allemoel gratte-ciels.’
De vlam van de Congreskolom. De vette bollen van de Zuiderfoor. De ballen van ‘t Atomium. Hier druppelde het zoetjes op geliefden in het Warandepark, terwijl het in Parijs stormde op de zeilbootjes van de Luxembourg. Extreem waren hier enkel de jumbomosselen Chez Léon. Hier waakte onze vorst. Als hij geen biches aan het schieten was in Ciernon. Hier was de nationale held een stripfiguur in pofbroek. Hier heette het lelijkste gebouw Résidence Palace, de kleinste snackbar Les Tuileries. Het Brussel van Brel en Toots. Met op elke square een bal musette, om elke hoek een bluesette.
Jean Poulain zou mijn eerste schrijfheer worden. Van hem verwachtte ik lessen in vakmanschap. Krijgen zou ik ze.
‘De mooiste stiel ter wereld ?’
‘Wie heeft je dàt wijsgemaakt ?’
Ik moest vooral niet romantisch gaan zeiken over deze hondestiel. Was het trouwens een stiel ?
‘Pure verslaving, ja. Ha, wij gazettiers !’
Gazettiers. Ik zou hem dat woord nog vaker horen gebruiken. Een gazettier rookt als de schoorsteen van de Marly. Een echte gazettier werkt als een beest, kent iedereen, rekent alleen op zichzelf.
Omtrent hoofdredacteuren had ik me alles al ingebeeld. Hoe ze achteloos de redactieruimte kwamen binnen gewandeld, je gehavende kopij onder de arm. Hoe ze wat mompelden omtrent de vorm.
‘Schrrrrijven is schrrrrrappen.’
Omtrent de inhoud.
‘Bij elke alinea beletten dat de lezer in slaap dommelt.’
Omtrent de structuur.
‘Heeft kop noch staart’.
Dan weer de inhoud.
‘Puis, waar gààt dit over ?’
De titel
‘Moet erin als gesneden koek.’
Relevante bijschriften.
‘Het geduld van de nieuwe lezer loopt vijf seconden.
Hoofdredacteuren lieten je achter op het puin van je schrijfsels. Verdwenen dan weer in hun kantoor. Met een air alsof ze net de lofrede over je Pulitzerprijs hadden uitgesproken.
‘Herbegin en werk het uit.’
Je optrekken aan de vernedering. Je opladen aan het misprijzen. Je stek waarmaken op de redactie.
‘We hebben er hier al veel zien komen.
‘Ga ervan uit dat hij niks goed vindt.’
Je zou je niet afgeven. Tot hij zou moeten toegeven dat je een knap verhaal uit je pen had geperst. Halverwege de nacht zou hij je koeltjes opbellen. Wat van je tekst na veel gesleutel overbleef, kon mee op de laatste pagina. Daar was toch onverwacht nog een gaatje gevallen. Doch. Mijn titel was waardeloos. Dus had hij die gewijzigd. Mijn inleiding was nietszeggend. Dus had hij die veranderd. De rest was saaie troep. Dus had hij mijn honderdwintig herleid tot tien. Die tien vond hij goed.
‘Dit zal gevreten worden.’
(Vervolgt).
Uit ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.
Hier in Brussel kwamen wereldberoemdheden neerstrijken in Metropole en Astoria. Ellen Saphiro. Mahalia Jackson. Trini Lopez. Brenda Lee. Hier flaneerde Annie Cordy met haar canapépisser. Het nachtleven aan de Place Brouckère. De lichtjes van de Madoutoren. De reclame aan het Centre Rogier. Dit was de Trade New World van Paul Vanden Boeynants en zijn compaan Charlie De Pauw.
‘Heel de Nord plat.’
‘Toutes les putes dehors.’
‘Allemoel gratte-ciels.’
De vlam van de Congreskolom. De vette bollen van de Zuiderfoor. De ballen van ‘t Atomium. Hier druppelde het zoetjes op geliefden in het Warandepark, terwijl het in Parijs stormde op de zeilbootjes van de Luxembourg. Extreem waren hier enkel de jumbomosselen Chez Léon. Hier waakte onze vorst. Als hij geen biches aan het schieten was in Ciernon. Hier was de nationale held een stripfiguur in pofbroek. Hier heette het lelijkste gebouw Résidence Palace, de kleinste snackbar Les Tuileries. Het Brussel van Brel en Toots. Met op elke square een bal musette, om elke hoek een bluesette.
Jean Poulain zou mijn eerste schrijfheer worden. Van hem verwachtte ik lessen in vakmanschap. Krijgen zou ik ze.
‘De mooiste stiel ter wereld ?’
‘Wie heeft je dàt wijsgemaakt ?’
Ik moest vooral niet romantisch gaan zeiken over deze hondestiel. Was het trouwens een stiel ?
‘Pure verslaving, ja. Ha, wij gazettiers !’
Gazettiers. Ik zou hem dat woord nog vaker horen gebruiken. Een gazettier rookt als de schoorsteen van de Marly. Een echte gazettier werkt als een beest, kent iedereen, rekent alleen op zichzelf.
Omtrent hoofdredacteuren had ik me alles al ingebeeld. Hoe ze achteloos de redactieruimte kwamen binnen gewandeld, je gehavende kopij onder de arm. Hoe ze wat mompelden omtrent de vorm.
‘Schrrrrijven is schrrrrrappen.’
Omtrent de inhoud.
‘Bij elke alinea beletten dat de lezer in slaap dommelt.’
Omtrent de structuur.
‘Heeft kop noch staart’.
Dan weer de inhoud.
‘Puis, waar gààt dit over ?’
De titel
‘Moet erin als gesneden koek.’
Relevante bijschriften.
‘Het geduld van de nieuwe lezer loopt vijf seconden.
Hoofdredacteuren lieten je achter op het puin van je schrijfsels. Verdwenen dan weer in hun kantoor. Met een air alsof ze net de lofrede over je Pulitzerprijs hadden uitgesproken.
‘Herbegin en werk het uit.’
Je optrekken aan de vernedering. Je opladen aan het misprijzen. Je stek waarmaken op de redactie.
‘We hebben er hier al veel zien komen.
‘Ga ervan uit dat hij niks goed vindt.’
Je zou je niet afgeven. Tot hij zou moeten toegeven dat je een knap verhaal uit je pen had geperst. Halverwege de nacht zou hij je koeltjes opbellen. Wat van je tekst na veel gesleutel overbleef, kon mee op de laatste pagina. Daar was toch onverwacht nog een gaatje gevallen. Doch. Mijn titel was waardeloos. Dus had hij die gewijzigd. Mijn inleiding was nietszeggend. Dus had hij die veranderd. De rest was saaie troep. Dus had hij mijn honderdwintig herleid tot tien. Die tien vond hij goed.
‘Dit zal gevreten worden.’
(Vervolgt).
Uit ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.
<< Home