26 december 2005

DE SCHRIJFHEREN (2.1)

Roman

In schaaldierentempels aan de Rue des Bouchers was Jean Poulain een graag geziene gast. Gul als hij gooide met fooien. Hij hield er ook een vaste tafel op na in het Brussels Hilton. Waar stoverij bij Japanse sneltoeristen werd aangeprezen als exotische delicatesse. Zijn haar, met hier en daar een streep grijs erdoor, lag gestroomlijnd onder vetsubstantie. De kraagpunten van zijn overhemd hingen in volkomen symmetrie met de diepe groeven die zijn mond in een perfecte zero klitten. Zijn erwtjesdas, wit op koningsblauw, zat in een verneukte knoop. Poulain dweepte met Gilbert Bécaud. Die had hij bezig gezien in de Parijse Olympia.

‘Eén poot van de piano afgezaagd. Daardoor kan je ook vanop de eerste rijen het virtuoos vingerspel van de meester volgen. ‘n Gruut professionel, Bécaud’.

Sinds de aankledingsrituelen kwam zijn dasknoop alweer slordig onder de kraag vandaan. Een pointillistisch miniatuurtje van bolognaisespikkels kleurde het voormalig sneeuwlandschap van zijn hemd karmijn ter hoogte van zijn pens. Voor de manchetknopen had Poulain naar zijn geld gekeken. Dat wreekte zich op het totaalbeeld. Wat moest ik me voorstellen bij twee onnozele zwarte nepdelstenen met gouden stip? Aan de rechterpols liet Poulain een zilveren gourmetje bengelen met erin de aloude gegraveerde onzin :

‘A toi, à jamais’

Jean Poulain leidde als zelfverklaarde hoofdredacteur het gratis verschijnsel Targets Magazine. Zoals de meeste Vlamingen had ik nooit eerder van het maandblad gehoord. Wie het in de bus kreeg, werd geacht het met een Laguiole-papiersnijder van de betere verpakking te ontdoen, dan nonchalant te doorbladeren. Het orgaan promoveerde zichzelf tot Must voor Managers. Het was een glimmend boekje in beide landstalen van het soort dat alleen in het Boergondische België kan bedacht worden. Vol verhalen als lokmiddelen voor de gadgets die er in aangeprijsd stonden. Speeltjes die je nodig had wilde je goed in je vel voelen als descision maker. Zonder Dupontaansteker in je broek, zonder Breitling om je pols, zonder Montblanc tegen je borst, zonder Porsche-paardenkracht aan je rechtervoet, telde je niet mee.

Targets Magazine huisde pronkerig in een kasteel aan het eind van de Louizalaan. Van buiten oogde het gebouw als een van de ambassades die met wapenschilden en vlaggen Brussel de allure verleenden van wereldstad. Het kasteel lag discreet in een park met uitlopers tot in het Ter Kamerenbos. Wie de tuinen ervan betrad, werd overweldigd door de de illusie ver van de profane drukte te vertoeven. In hoge naaldbomen werkten eekhoorntjes naarstig voort aan wintervoorraad en nageslacht.

Eindelijk zou ik een echte hoofdredacteur leren kennen. Onderweg naar de hoofdstad had het me nog toegeleken of ik me dit alles alleen maar inbeeldde. De brief met logo van Targets Magazine. Het ontwerp van contract. De afspraak met Poulain.

‘…om U te melden dat ik U, Charlie Puis , heb gekozen uit een lot van kandidaten…’

In Brussel hoorde ik te zijn. Hier gebeurde het.

‘….Om dan uw contract van onbepaalde duur te komen tekenen…’.

Hier in Brussel naaiden Vlaanderen en Wallonië elkaar. Zoals de eekhoorntjes in het park.

‘….Zie dit derhalve als een unieke kans….’

Hier was de Koning van Spanje een afspanning vol varkensblazen.

‘…Op uw volle inzet…’

Hier stond het zeikend manneke waaraan Japanners vol stoverij zich vergaapten.

‘…Met een positieve ingesteldheid….’

Hier nam je de tram vol anonieme levens van nergens naar nergens.

‘…Geheel in de stijl van het huis….’

Hier stapte je als een verrukt jongentje het stadsleven in. Urenlang drentelde je door negentiende eeuwse galeries vol klimplanten. Middagen door vergaapte je je aan feeërieke spiegelgaanderijen. Hier liep je langs trefpunten van haute couture. Hier flaneerde je langs bedwelmende confiseries. Verse pralines met Griekse namen. Hier kuierde je langs heiligdommen vol artisanale chocoladekaramellen.

‘De chefs d’état zijn er zot op.’
‘Madame Soekarno.’
‘Farah Dibah.’
‘Soraya .‘
‘Ze heeft er haar taillefine aan geruïneerd.’
‘Norodom Sihanoek van de Cambodge.’
‘Felouk van Egypte.’
Wat zegt u ? Faroek ja, die.’
‘Chaban Delmas .’
‘Die nog president van Frankrijk gaat worden, onthoud wat ik u zeg.’
‘Die bobbels in zijn scherpe kaken. Onze karamellen’.

Hier schoof je langs dampige wafelparadijzen de diepste weemoed tegemoet. Marcel Proust had dit moeten meemaken.

‘Nooit had hij de verloren tijd teruggevonden.’
‘Hij had nog duizend jaar in bed mogen liggen schrijven, Proust.’
‘Tegenover dat ene Madeleinekoekje wachtten hem hier honderd Gaufres de Bruxelles.’
‘En duizend bloeiende meisjes.’
‘Voor mij een Café Filtre.’
‘In een zilveren servies.’
‘Bien sur, monsieur.’
‘Wiskemann inoxidable.’

Hier hadden ze aan één heilige niet genoeg voor hun kathedraal. Zoveel over Brussel viel er door de kleine Marcel te noteren, eer moeder Proust hem ‘s avonds in bed die kus kwam geven nadat die eikel van een Monsieur Swann eindelijk het pand verlaten had. Hier in Brussel hingen de autowegen zomaar boven je hoofd. Als gigantische betonnen kabels tussen Basiliek en Paleis van Justitie. De Basiliek van Koekelberg. Gods eigen Domus Dei. Met erin het stukje muur waartoe de godvrezende familie Puis jarenlang had bijgedragen, tot meerdere eer en glorie van de Heer.

(Vervolgt).

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.