17 november 2005

DE NIEUWE RONSENAAR (5)

Waarde Gerolf Annemans,

In het College van de Heilige Antonius van Padua was er een priester-leraar: eerwaarde heer Annemans. Ik heb me laten vertellen dat hij uw nonkel was. Als dat zo is, begin ik graag met een anekdote. Eerwaarde heer Annemans was titularis van de toen nog zogeheten Vierde Grieks-Latijnse. Hij gold als één van de allerbeste leraren van het hele college. Zijn bijnaam was ‘De Kaak.’ In het Nederlands klinkt dat als een onderdeel van het gezicht. In het Ronsies is het helaas wat u vermoedt. Door mijn oudere broers werd er thuis altijd in bijzonder lovende bewoordingen over ‘De Kaak’ gepraat. Zijn eruditie, zijn boeiende manier om kennis over te dragen. Ik vermoed een beetje zoals literatuurleraar Robin Williams in ‘Dead Poets Society’.
Nu en dan kwam eerwaarde heer Annemans bij ons thuis langs voor een goed gesprek. Besprenkeld met een paar glazen Chambolle-Musigny ’38. Want, zoals Chesterton wist hij dat niets in het leven het winnen waard is : tenzij wijn en goede vrienden.
Op een dag, ik zat nog in de korte broek, belde hij aan. Ik werd zoals steeds als de benjamin van een groot gezin geacht open te doen. Ik liet hem vol ontzag binnen, begroette hem beleefd zoals mij was opgedragen en zei : ‘Dag eerwaarde heer Kaak.’
Hij trok aan zijn sigaar, bekeek me eens goed van boven naar onder, bulderde van het lachen.. ‘Goedenavond, jongeheer.’
Nadat ik hem vooraan in de veranda had binnen gelaten, vroeg ik mijn broers in de keuken waarom hij mij zo grappig had gevonden. Zij kwamen niet meer bij van de leute, legden mij dan mijn blunder van het jaar uit.
Toen ik enkele schooljaren later mijn lager erop zitten had, liepen mama en ik hem na de proclamatie tegen het lijf op de collegekoer. Opgelucht was ik, toen bleek dat hij zich het voorval niet herinnerde. Of deed alsof. Hij verwachtte me, zo zei hij vriendelijk, binnen een paar jaar in zijn klas om me de genoegens der klassieke letteren bij te brengen.
Helaas, driewerf helaas. Net op het moment dat ik overging naar zijn Vierde klas verliet eerwaarde heer Annemans het college. Later vernam ik dat hij zijn laatste dagen nogal in eenzaamheid had doorgebracht. Het jammerlijke lot van veel van priester-leraren die oud zijn geworden in een ander tijdperk dan die van hun eigen bestaan. Hij ruste in vrede.
Vrede. Dat is het nu net waarover u zaterdag in De Brouwerij komt spreken op vraag van de Vlaams Belang Jongeren. Want wat is ‘Criminaliteit in onze samenleving’ anders dan de afwezigheid van vrede ? Vrede in het hart, thuis en in de stad ? U komt hier een hoop vragen beantwoorden waarop het antwoord mij, neem me niet kwalijk, nogal evident lijkt.
Vraag : ‘Is criminaliteit een normaal fenomeen ?’
Natuurlijk niet. Het kwade is de afwezigheid van het goede. Een tekort aan goedheid. In de opvoeding, in de maatschappij, in de wereld.
Vraag : ‘Is criminaliteit een aanvaardbaar gebeuren ?’
Natuurlijk niet. Wie criminaliteit aanvaardt, is goed gek. Doet zichzelf de strop om.
Wat raar geformuleeerde vraag : ‘Zijn wij tolerant of moeten we toleranter worden ?’
Als we toleranter moeten worden, betekent het dat we het te weinig zijn. Natuurlijk zijn we tolerant. Moeten we toleranter worden ? Aan de ene kant werkt het politiek correcte discours van tolerantie misbruik van vertrouwen in de hand. Aan de andere kant zet zerotolerantie de deur op een kier voor repressie, verkapt racisme en fascisme.
Vraag : ‘Is er bij autochtonen meer of minder criminaliteit dan bij allochtonen ?’
Vraag die stiekem wegglijdt van het onderwerp en criminaliteit associeert met migratie.
Bon we zijn er. Onveiligheid en allochtonen in Ronse.
Wel, waarde Gerolf Annemans, volgens mij maakt het voor een Ronsenaar totaal niet uit of de criminaliteit die hij ervaart of vreest van Vlaamse, Waalse of allochtone origine is. Wat een Ronsenaar wil is dat Ronse niet langer dient als vermeend asielparadijs voor de Quart Mondiens uit Wallonië en de hoofdzakelijk Franstalige migratie van waar ook elders. Ronse stikt in zijn nepstatuut op de taalgrens. Ronse verpaupert zichzelf aan zijn te grote hart. Ronse geeft zichzelf weg. Ronse verliest zichzelf in de politiek correcte goede wil. Ronse wordt gefnuikt en misbruikt. Kleine criminaliteit is allicht een probleem, maar het is niet het echte probleem.Het probleem van Ronse is een nepstatuut. Ronse is nomansland. Vlaanderen laat ons in de steek, gunt ons geen ontsluiting. Wallonië stuurt ons zijn sukkelaars , pikt onze fabrieken in met vette Eurosubsisies. Het ware probleem van Ronse is een totaal verdwenen imago, een gebrek aan profiel en een gebrek aan visie op lange termijn.
Laatste vraag op uw debat : ‘Zijn Franse toestanden ook mogelijk in ons land ?
In Los Angeles, Londen, Parijs, Brussel of hier : waar ook ter wereld waar mensen worden opgesmeten en aan hun lot worden overgelaten in klassen komt er vroeg of laat herrie.
Uitzicht voor Ronse komt er alleen als alle Ronsenaars ‘tuupe’ (samen in ‘t Ronsies) aan de Renaixance van de Vlaamse stad Ronse willen werken.
Als het echter verder de richting uitgaat van polarisatie, als mensen van Ronse voort tegen elkaar worden opgezet, krijgen we meer onveiligheid. Het is gemakkelijker om stoer de zerotolerantie te prediken en te doen alsof we morgen alle migranten op de trein naar pakweg Oudenaarde moeten zetten. Veel moeilijker is het om er samen als Ronsenaars voor te zorgen dat het evenwicht tussen het eigen volk en de allochtonen in Ronse in balans wordt gebracht.
Ronse wordt pas echt een stad met uitzicht als Ronse eindelijk uitzicht krijgt op een volwaardig Vlaams statuut, een toekomstgerichte visie, een groen en residentieel stijlvol imago.
Misschien moeten de Vlaams Belang Jongeren u nog eens terugvragen om het te hebben over die ware problematiek van Ronse.
Ik wens u een leuke avond. Zelf zal ik u helaas niet horen. Ik ga met de Gev(l)uigoode Mandolienen liedekens zingen uit het ‘Roonsies Beurooboekskie’ in de Klijpe en op Sint-Pieter. Ik zal eens aan ‘De Kaak’ denken. Speciaal voor hem zal ik dan dit zingen : ‘Tuupe vuir Roonse, zu simpoo dat ees.’

Mijn fiere Ronsese groet.