15 mei 2019

ONBESCHRIJFELIJK

EEN FERM FEESTJE



We staan daar bijeen rond haar laatste rustplaats. Elk van ons met eigen herinneringen aan haar. Dit kan ze niet maken. De afspraak was toch dat zij voor altijd blijven leven zou. Elegant. Spontaan. Teder. Open. Afwezig capteer ik vage verhalen over een homejacking. Dat ze er zwaar onder geleden heeft. Dat het sindsdien nooit meer echt is goed gekomen.

Een decennium geleden is er die reünie waarop ze van ieder van ons haar vaste koosnaampjes krijgt, haar achternaam verkleinwoordjes. Daar straalt ze net als vroeger toen onze levens nog alles te verwachten hadden wat nooit komen zou. Een warmtebron was ze, voor allen om haar heen. Na haar begrafenis is er een samenzijn waarop al onze zeer uiteenlopende leventjes op tafel worden gegooid tussen twee hapjes door. Mensen veranderen niet. Ze blijven wie ze altijd al waren.

Er wordt geopperd dat het tijd wordt voor nog een ferm feestje. Zoals vroeger bij haar thuis of bij mij thuis, of op de flanken van de Kluis. Wat valt er nog te feesten en te vieren? Dat de ene gescheiden is, de meesten van ons getackeld door het bestaan, gebroken door haar dood? Dat de eikels van toen ondertussen oude eiken geworden zijn? Dat de twijgjes zijn geknakt. Dat alle schoonheid geteisterd wordt door de tijd.

Door mijn fidele bloedvriend word ik thuis gebracht. Ik toets Jojo in van mijn vriend Brel. Mei was voor mij altijd al dubbel. Vreugde en verdriet in één gevoelige mix. Om de dode broer, een vrijdag dertien. Om haar, van wie ik nu de zon en de sterretjes in de ogen nooit meer zal zien. Wie heeft er ooit bedacht dat mannen niet horen te huilen? Papa Hemingway kan de pot op. Hij met zijn feest zonder einde.