27 augustus 2018

MIJN TUIN VAN HEDEN

SELFIE



Ons ondeelbare authentieke zelf is net zo echt als de eeuwige ziel, Sinterklaas en de Paashaas. Dat schrijft Harari in zijn ‘Kleine geschiedenis van de toekomst’. De auteur van de wereldwijde bestseller ‘Sapiens’ is hard bezig zichzelf te overtreffen in zijn magistrale ‘Homo Deus’.

Als ik diep in mezelf kijk, valt de schijnbare eenheid die ik als vanzelfsprekend beschouw uiteen in een kakofonie van tegenstrijdige stemmen waarvan er niet eentje mijn ware zelf is. Mensen zijn geen individuen. Mensen zijn dividuen.

Ons ervarende zelf is ons bewustzijn van moment tot moment. Het bovenhalen van onze herinneringen, het vertellen van onze verhalen en het nemen van onze grote beslissingen, het valt helemaal binnen het monopolie van een compleet andere instantie in ons binnenste: ons verhalende zelf. Dat is continu bezig verhalen op te dissen over ons verleden en plannen te maken voor de toekomst. Net als bij vermaledijde journalisten en polariserende politici neemt dat verhalende zelf altijd de snelste route, gebruikt het alleen piekmomenten en eindresultaten om er een verhaal van te maken.

Die verhalen van ons botsen bovendien op drie innerlijke monologen die elk vechten om dominantie. De maatschappelijke omstandigheden en hun vooroordelen om ons heen. Onze persoonlijke geschiedenis. Onze genetische erfenis. Allemaal construeren we ons eigen verhaal dat het merendeel van onze ervaringen weggooit, er een paar mooie uitpikt (al dan niet voor Instagram of Facebook), vermengd met stukjes film uit onze achtereenvolgende levens en favoriete dagdromen.

Uit die chaos weeft ons verhalende zelf een schijnbaar coherent verhaal dat verklaart wie we (denken te) zijn, waar we vandaan komen, waar we heen willen: als transmigranten van onze eigen identiteit. Een verhaal dat ons onderweg vertelt waar we moeten van houden. Wie we denken te moeten haten. Wat we met onszelf aan moeten. We hebben daarvoor allemaal ons eigen verhalend genre. Sommigen van ons gaan voor de tragedie, anderen kiezen voor het religieus drama, nog anderen voor de flitsende actiefilm. Niemand van ons ontsnapt aan het razend populaire genre van de komedie.

Bio-wetenschappers ondermijnen het plaatje van de zogenaamd vrije keuze en het oude geschil tussen de grotendeels geprogrammeerde mens van Aristoteles en de maakbare mens van Sartre. Ze reduceren de vrije keuze tot een fictief verhaaltje dat in elkaar wordt gebrouwen door dezelfde biochemische algoritmen die ons vandaag achtervolgen tot in onze smartphone via het algoritmisch voorgekauwd gekakel in de sociale media.

Elke seconde creëren biochemische mechanismen in onze hersenen een korte ervaring, die direct weer verdwijnt. Daarop volgen in ijltempo meer van die flitsen, die weer verdwijnen. Die kortstondige ervaringen vormen samen geen duurzame essentie.

Het door ons gemakshalve ingekort en zwaar ingekleurd verhalende zelf probeert hooguit wat orde in deze chaos aan te brengen door er een oneindig verhaal van te maken, waarin al onze ervaringen een plekje krijgen en we elke ervaring een zogenaamd blijvende betekenis geven.

Maar ons totaalverhaal is en blijft fictie. Als middeleeuwse kruisvaarders geloven we dat God de Vader in de hemel ons leven zin geeft en de eeuwige zaligheid via volle aflaten met heiligen en engelen op ons wacht. Als moderne liberalen geloven we dat individuele vrije keuzes van ons zijn, dat ze ons leven zin geven en dat wij maakbare mensen zijn. Dansend tussen oorzaak en gevolg, noodzaak en toeval. Surfend op de biochemische processen langs de afgrond van ons eigen erfelijk uitgeplooid genoomplaatje…

De twijfel aan het bestaan van onze vrije wil en aan ons individualisme is niet nieuw. Tweeduizendvijfhonderd jaar geleden al opperden denkers in India, China en Griekenland dat ons individuele zelf een grote illusie is. Maar dat soort twijfels verandert onze survival of the fittest en struggle for life niet echt als ze geen direct praktische impact hebben op economie, politiek en dagelijks bestaan.
Want vooral zijn we met zijn allen meesters in cognitieve dissonantie. In het laboratorium geloven we het ene, in rechtszaal en parlement zeggen we het helemaal anders. Wachtend op de trage omwenteling van elke paradigmashift (de aarde is plat, nee ze is rond). Net zo min als het christendom verdwijnt op de dag dat Darwin 'Over het ontstaan der soorten' publiceert, verdwijnt het geloof in een eigen identiteit omdat wetenschappers er achter komen dat het vrije individu niet echt bestaat.

Waarom wil Eva de verboden vrucht die de slang haar aanbiedt? Hoe komt ze erbij? Ze zit toch al in de tuin van Eden? Ze heeft toch al alles? Alles? Waarom de geheimen van de boom der kennis dan niet? Kiest ze er zelf voor, uit eigen ‘vrije’ wil? Zonder enige persoonlijke voorgeschiedenis. Zonder genetische voorgeschiedenis. Zonder maatschappelijke omstandigheden? Door wie is dit doemscenario voorgeschreven? En als ze er niet uit vrije wil voor kiest, waarom moet ze er dan voor gestraft worden? Waarom krijgt zij als vrouw de schuld toegespeeld? Door welke machoscenarist?

Voor zo’n simpele vragen vlieg ik in de retorica naar mijn chambrette, tijdens de collegeretraite bij de paters van Strijpen. Het begin van mijn persoonlijke transmigratie. Mijn maatschappelijke omstandigheden zijn dan nog redelijk burgerlijk bekrompen. Mijn genetisch verhaal ontrolt zich met het onrustwekkend val-hier-nu-zomaar-sebiet-dood scenario van mijn verwekker. Mijn persoonlijke geschiedenis is een leven zonder vaderfiguur. Mijn eigen verhaal begint met een natte kus, onder het zeil op de rups van de kermis.

‘Mijn Tuin van Heden’. Dagboeknotities.
(Illustratie: 'Zonneman'. Apotheose. Theater VTV.)