BRIEFGEHEIMEN
EEN BEELD VOOR BUUNIE
‘’t Is nie waar hé alle buuntsies weeral op ik had het kunnen peizen’.
Ik hoor het mijn oogappel Margot (2) zo zuchten. Als ze wat groter is, vertel ik haar - bij leven en welzijn - over jou. Als je standbeeld er staat op het pleintje voor de Passage. Hoe ik je in de Cité Bara leerde kennen toen mijn maat Paulke en ik er knikkerden voor de buuntsies die jij wat verderop als een witte magiër onder je zwarte alpenmutsje bekokstoofde in een van je rijhuisjes daar. Het verhaal ging dat je ongeveer de hele steeg ‘ien oa booze’ had gepoft. We zagen je het ’t donkere gangskie op en neer stappen. Vanuit de buik van Ronse recht naar het hart van de binnenstad met je ‘mande’ die je hier in de cité steeds weer kwam aanvullen. Geen fancy-fair of match of je stond er met je bijkans lege korf. Je was dan ook de bedenker van de meest succesvolle Ronsese markttruc ooit:
‘'t Zijn de leeste. Noog vuir ne kalant oof twie’.
De Cité zat vol leven toen. Ik zag er bompa’s op hun omgekeerde stoel, bedacht er vele jaren later een liedjestekst bij voor wijlen De Gevuigoode Mandolienen. Nu en dan kreeg je er het gezelschap van de scharensliep. Er woonde, dat spreekt vanzelf, niks dan goed volk. De sociale controle zorgde ervoor dat onverlaten er zonder veel complimenten werden buiten geschreeuwd. Zo nodig weg gestofd met de matrassenklopper. Street Fighting Wonder Years.
Om vier uur was er een boterham met Kwatta en warme choco bij de Bomma van Paulke. Nog wat later op de avond kwam zijn papa helemaal van Brussel waar hij als drukker werkte. Aan tafel foeterde hij onveranderlijk over de slechte treinverbinding in het algemeen en de selectieve doofheid van de Ronsese politiekers daaromtrent in het bijzonder. Zo’n papa had ik als vaderloos kind wel voor mezelf gewild. Later zou Meneer Albert de peetvader worden van Weekbladgroep AZ.
De Cité is tot op vandaag vrijwel ongerept gebleven. Heb ik onlangs in een nostalgische bui gecheckt. De mensen van toen zijn dood of weg. En ook al jouw huisjes in de dwarsstraat. Na schooltijd zie je er nu andere kereltjes hun eigen wonderjaren kleuren met hun zelf opgefokte buuntsies nuitsies. Sur le Parking des Anges.
Dat je nu je standbeeld krijgt in De Passage brengt me ook terug naar de tijd van onze ontdekkingstochten over de daken van de fabriek aan de Olifantstraat tot helemaal boven de binnentuin van de Arme Klaren. Misschien zouden we er God zelve zien. We zagen helaas Klein Pierke . Aan de zuidkant reikten de dakgoten tot waar nu die parenclub van Belmondo zijn gewezen lief staat te glitteren bij nacht. Niet alleen in West-Vlaanderen liggen geiligheid en heiligheid vaak verstrengeld in eenzelfde tongkrul.
Er waren nog wel andere Buuntsiesmarchands. Maar jij was van hen allen dé ster. Met dit standbeeld brengt de Werkgroep ’t Ronsies Geklapt van deCultuurraad Ronse helemaal terug tot wat het altijd geweest is en blijven moet. Een stad van en voor alle mensen tuupe. Jouw beeld zal ons daar voor altijd aan herinneren.
Zitten we hier niet beter dan bij pakweg de ‘buuneklakers’? Ik denk het wel, Julien.
Aan wijlen Julien Deraedt, Buuntsiemarchand.
Door Valère Depauw ook vereeuwigd in ‘Tavi’ als ‘Cannoo’.
‘’t Is nie waar hé alle buuntsies weeral op ik had het kunnen peizen’.
Ik hoor het mijn oogappel Margot (2) zo zuchten. Als ze wat groter is, vertel ik haar - bij leven en welzijn - over jou. Als je standbeeld er staat op het pleintje voor de Passage. Hoe ik je in de Cité Bara leerde kennen toen mijn maat Paulke en ik er knikkerden voor de buuntsies die jij wat verderop als een witte magiër onder je zwarte alpenmutsje bekokstoofde in een van je rijhuisjes daar. Het verhaal ging dat je ongeveer de hele steeg ‘ien oa booze’ had gepoft. We zagen je het ’t donkere gangskie op en neer stappen. Vanuit de buik van Ronse recht naar het hart van de binnenstad met je ‘mande’ die je hier in de cité steeds weer kwam aanvullen. Geen fancy-fair of match of je stond er met je bijkans lege korf. Je was dan ook de bedenker van de meest succesvolle Ronsese markttruc ooit:
‘'t Zijn de leeste. Noog vuir ne kalant oof twie’.
De Cité zat vol leven toen. Ik zag er bompa’s op hun omgekeerde stoel, bedacht er vele jaren later een liedjestekst bij voor wijlen De Gevuigoode Mandolienen. Nu en dan kreeg je er het gezelschap van de scharensliep. Er woonde, dat spreekt vanzelf, niks dan goed volk. De sociale controle zorgde ervoor dat onverlaten er zonder veel complimenten werden buiten geschreeuwd. Zo nodig weg gestofd met de matrassenklopper. Street Fighting Wonder Years.
Om vier uur was er een boterham met Kwatta en warme choco bij de Bomma van Paulke. Nog wat later op de avond kwam zijn papa helemaal van Brussel waar hij als drukker werkte. Aan tafel foeterde hij onveranderlijk over de slechte treinverbinding in het algemeen en de selectieve doofheid van de Ronsese politiekers daaromtrent in het bijzonder. Zo’n papa had ik als vaderloos kind wel voor mezelf gewild. Later zou Meneer Albert de peetvader worden van Weekbladgroep AZ.
De Cité is tot op vandaag vrijwel ongerept gebleven. Heb ik onlangs in een nostalgische bui gecheckt. De mensen van toen zijn dood of weg. En ook al jouw huisjes in de dwarsstraat. Na schooltijd zie je er nu andere kereltjes hun eigen wonderjaren kleuren met hun zelf opgefokte buuntsies nuitsies. Sur le Parking des Anges.
Dat je nu je standbeeld krijgt in De Passage brengt me ook terug naar de tijd van onze ontdekkingstochten over de daken van de fabriek aan de Olifantstraat tot helemaal boven de binnentuin van de Arme Klaren. Misschien zouden we er God zelve zien. We zagen helaas Klein Pierke . Aan de zuidkant reikten de dakgoten tot waar nu die parenclub van Belmondo zijn gewezen lief staat te glitteren bij nacht. Niet alleen in West-Vlaanderen liggen geiligheid en heiligheid vaak verstrengeld in eenzelfde tongkrul.
Er waren nog wel andere Buuntsiesmarchands. Maar jij was van hen allen dé ster. Met dit standbeeld brengt de Werkgroep ’t Ronsies Geklapt van deCultuurraad Ronse helemaal terug tot wat het altijd geweest is en blijven moet. Een stad van en voor alle mensen tuupe. Jouw beeld zal ons daar voor altijd aan herinneren.
Zitten we hier niet beter dan bij pakweg de ‘buuneklakers’? Ik denk het wel, Julien.
Aan wijlen Julien Deraedt, Buuntsiemarchand.
Door Valère Depauw ook vereeuwigd in ‘Tavi’ als ‘Cannoo’.
<< Home