26 maart 2013

TOEVALLIG HEDEN

WAAROVER MEN NIET SPREKEN KAN
DAAROVER MOET MEN SCHRIJVEN




De Vlaamse schrijfster en filosofe Patricia de Martelaere (°1957 Zottegem) overleed in 2009 nadat vier maanden eerder bij haar een hersentumor was vastgesteld. Ze was amper 51. Patricia De Martelaere: ‘Ontgoocheling hoort bij volwassen worden. De grootste ontgoocheling is misschien nog wel dat het paradijs waaruit we verbannen zouden zijn, nooit heeft bestaan. Iedere troost is een leugen. Alle geloof in iets hogers is kinderlijk’.

‘De dingen zijn niet wat ze zijn, en zelfs wijzelf hebben geen eigen identiteit. Hoe zou wat dan ook door wie dan ook met zekerheid kunnen worden gekend? Als alles in het leven vloeiend en dynamisch is, altijd bezig te veranderen, zodanig dat het zelfs onmogelijk is te bepalen wie of wat we zijn ‘in ons diepste zelf’, dan wordt de behoefte aan ‘iets dat blijft’ alleen maar nijpender’.

Maar wat kan dat zijn? PDM komt met een suggestie die toch gaat richting een andere en hogere wereld dan die waarin wij leven. Via Plato en Hume komt ze uit bij Wittgenstein. Volgens hem bestaat er namelijk zoiets als ‘het onuitsprekelijke’, dat voor ons belangrijker is dan de dingen die we wel kunnen zeggen.

‘Onze grote fout, die zorgt voor zoveel ontreddering, is dat wij onszelf beschouwen als ‘iets’ te midden van het onherbergzame en bedreigende niets. In werkelijkheid is het net andersom: het niets is onze thuishaven en ziel, en het ‘iets’ houdt ons daarvan weg…

Dansend als dilettante op grensgebieden

In ‘Wat Blijft’, het essay dat ze in 2002 schrijft voor de Maand van de Filosofie komt Patricia De Martelaere aldus langs filosofische weg tot de boeddhistische waardering van het niets.

Wat ze aan de universiteit leert, vindt ze over het algemeen saai en heel weinig ‘echt’. Voor de interessante dingen moet ze buiten de universiteit zijn. Filosofie is voor haar van het begin af aan iets wat te maken heeft met de wereld, en haar plaats in de wereld. Terwijl het binnen de universiteit gaat om theorieën, termen, definities.

Ze grapt wel eens dat ze door haar uiteenlopende interesses zichzelf voorgoed tot het dilettantisme veroordeelt. De waarheid is dat dit haar kracht wordt: omdat ze de grensgebieden opzoekt, kan ze onverwachte verbanden leggen en tot nieuwe inzichten komen.

Instinctief voelt ze het schrijven dan weer als een soort verraad tegen het leven.

‘Terwijl je schrijft kun je immers niets anders doen. Je bent bezig met personages die niet bestaan en van wie het er ook niet toe doet of zij bestaan’.

Om te kunnen schrijven moet ze de filosofe in haar de nek omdraaien. Tegelijkertijd is er een parallelle stroom: filosofie en literatuur zijn tegengestelde manieren om hetzelfde te doen. De echt grote filosofen komen zelden vooruit, vindt ze. Ze hebben geen sluitend systeem, geen verklarend principe. In hun mislukken, in het fragmentarische, vindt ze de kracht liggen van zowel Wittgenstein als Nietzsche. Filosofie vindt ze een vorm van sciencefiction, letterlijk: wetenschap en fictie tegelijk. Filosofie moge rationele arbeid zijn, schrijven vertegenwoordigt voor haar mee de waarheid. Met alle uitputting vandien.

Schrijven is een nuloperatie



Schrijven is een zuivere nuloperatie, citeert ze Maurice Blanchot. Meer nog dan beminnen of vertwijfeld zijn is het een bezigheid zonder doel en zonder resultaat: het begint met niets, maakt er alles van, en eindigt dan opnieuw met niets.

De schrijver weet zelf ook nog eens heel goed dat wat hij doet niets is. Wat er ook wordt gezegd over zijn werk, hij moet het voortdurend ontkennen: het is onbelangrijk en toch dodelijk serieus. Het heeft niks met hem te maken en het gaat over hem. Het is helemaal waar en het is helemaal gelogen. De ultieme paradox. De schrijver is degene die er niet is, de voortvluchtige zonder nagelaten sporen.’

Het gaat De Martelaere daarbij nièt om een negatie van het schrijverschap (wat uitgevers maar al te vaak - om de foute commerciële redenen dan nog – van hun auteurs verkeerdelijk denken) maar om een relativering.

Een Frans Kellendonklezing eindigt ze dan ook met het beeld van een schrijver die even doodernstig als ridicuul toch maar moet blijven schrijven, want in haar variant op Wittgenstein:

Waarover men niet spreken kan, daarover moet men schrijven.

Literatuur onstaat uit onrust en onvrede. Ze wordt geboren uit een oneindig heimwee naar ‘werkelijkheid’, de echte onbenoembare werkelijkheid.

Niet dat het haar met die stelling gemakkelijk wordt gemaakt. Los van de rancunes, het geneuzel in de marge van het schrijven en de naijver in en om het schrijverswereldje gelden ook voor haar de afwijzingen, de eindeloze zoektocht naar een uitgever, het leuren met manuscripten, de vraag of ze niet wat toegankelijker romans wil schrijven

‘Als je die manuscripten telkens terugkrijgt, denk je onvermijdelijk dat ze blijkbaar niet goed genoeg zijn, maar intussen waren ze wel zoals ik ze wou. Dat geeft een speciale privé-voldoening. Soms kreeg ik een argument bij zo’n afwijzing: dat het boek te zwartgallig was, de personages waren van papier, de metaforen te barok. Ik weet niet of dat gebreken of kwaliteiten zijn, maar ze hadden het goed gezien want ik had het niet anders gewild. Reacties interesseren me beangstigend weinig. Wat zou mij een kritiek kunnen deren, vermits de een vindt dat het te barok en een ander dat het te simpel is? Het zal geen haar veranderen aan de manier waarop ik verder zal schrijven.

Wat blijft, is ook dat Patricia De Martelaere nu hard wordt gemist in het kille Vlaamse schrijverslandschap.



Patricia De Martelaere wordt beschouwd als een van de belangsrijkste auteurs van ons taalgebied. Een van de minst begrepene ook. Al komt daar na dit werk van Marja Pruis hopelijk verandering in. Om in dat werk en leven door te dringen, neemt Pruis drie rollen op zich: die van biograaf, literair criticus en journalist. Ze schrijft over de opkomst en het succes van De Martelaere als schrijfster, de verdwijning van haar echtgenoot ( tijdens een Ferryreis, verdwijning, ongeluk of zelfmoord wie zal het zeggen?) en haar omarming van het taöisme. Laat ik, bij wijze van hommage, besluiten met deze woorden Patricia zelf:

‘Mijn denken is altijd op zoek geweest naar waarheid, geluk, rust.
Ik wou weten hoe alles en ikzelf in mekaar zitten.
Maar filosofie biedt dat niet.
De natuur weet soms beter wat goed voor ons is dan ons denken.
Daarom is onze natuur verstandiger dan ons verstand.’


In een mooie mail aan haar vriendin Anne Teresa De Keersmaeker schrijft ze dat diep denken en bewegen niet compatibel zijn.

‘Het is de reden waarom dansen zo heilzaam is'. In het beoefenen van tai chi gaat voor haar het denken samen met de filosofische praktijk. 'Alsof de tenen de hersens kussen. Intelligence is in your heels.’

Wat blijft, is dat Patricia De Martelaere nu hard wordt gemist in het kille Vlaamse schrijverslandschap.