TOEVALLIG HEDEN
OPSTIJGEND GRONDVOCHT
Het kantoor was een groot aquarium te midden van de weverij-spinnerij-ververij. Van daar uit had je een goed zicht op de grote fabriekshal en om te beginnen op de stiksters. Dees kende al deze vrouwen bij hun voornaam. Toen hij nog maar een snotter was, kwamen Farailda Fernande of Andrea hem ophalen aan de kleuterklasjes van zuster Zenobie en zuster Venantia. Hij mocht dan op het stoeltje zitten dat ze bovenop hun bagagedrager gemonteerd hadden.
(Fragmenten uit ‘Zonde van Nini’).
Post Scriptum. Ze is dus dood Andrea. Ik verneem het toevallig van haar boezemvriendin, kranige dame op leeftijd. Toeval bestaat niet. Sowieso al de droevigste zaterdag van het jaar.
Goedlachse Andrea. Haar zonovergoten glimlach als ze zich op haar fiets van bij Cyriel Vanderkimpen naar me toekeert , het klepje van mijn passé-montagne optilt en vraagt: Goet dat doer ’n betsie vaan aachter, Steefke?
Bij haar dood bleek haar rijkdom dieper dan alle voren bijeen die door de boeren van de streek op landbouwtuigen van wijlen haar man gegraven waren. In haar huis had ze her en der stapels bankbiljetten verstopt. Weggebleekt door opstijgend grondvocht. De frigo rijk gevuld met de fijnste etenswaren. Niks wou ze missen van de luxe waarmee ze de pijn van haar lastige jeugd wou wegbleken.
Altijd is ze me dat blijven zeggen, de keren dat ik ze ontmoette; her en der op stap met haar vriendin. ‘Goet dat, Steefken?’ Je vraagt me of het gaat, Andrea. Wat wil je dat ik je zeg? Dat je warme glimlach voor altijd sterker blijft dan de koude werkelijkheid en de bittere illusies van efemere macht en wereldse weelde?
En als de zon boven Amerika onder gaat en ik op de vervallen oude pier aan de rivier zittend naar de brede, brede luchten boven New Jersey kijk en al dat ruige land voel dat in één ongelofelijke gigantische massa helemaal naar de Westkust golft, en heel die lange weg, en al die dromende mensen in die onmetelijke ruimte, al die kinderen in Iowa die nu al liggen te huilen in dat land waar ze de kinderen maar laten huilen, maar dadelijk gaan de sterren schijnen en je weet toch wel dat God Pooh Bear is? Als de Avondster al daalt en haar vonken uitschuddend boven de prairie dooft in die laatste ogenblikken voor de komst van het volledig duister de aarde zegent, alle rivieren verduistert, de bergtoppen omzwachelt en de verste oeverlijn inpakt, als niemand, niemand weet wat er nog komen zal behalve de morsige verlatenheid van de ouderdom, denk ik aan Dean Moriarty, zelfs aan de oude Dean Moriarty, de vader die we nooit meer hebben gevonden, dan denk ik aan Dean Moriarty. ( Jack Kerouac, On the Road.)
Zestig jaar later laat ‘On the road’ zich nog steeds niet vangen door een zoveelste poging tot verfilming. Hit the road, Jack.
Presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. Hope and glory.
En dan zwijgen we maar over de vermeende massavernietingswapens van Saddam, de directe aanleiding van de oorlog, die nergens te vinden waren. De Irakese oorlog liep uit op één gigantische particuliere onderneming, van de oliegigant Halliburton tot talloze paramilitaire veiligheidsfirma’s, bedrijven die opvallend vaak verbonden waren aan de vriendenkring rond president Bush en vicepresident Dick Cheney. (‘Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika.’ Geert Mak).
Beïnvloed door Machiavelli, beschouwt Spinoza de politiek als een spelletje dat aanzet tot ‘vuile handen’. Wie politiek leiderschap op zich neemt, moet de gangbare regels van de moraal laten varen. (‘Door Spinoza’s lens’. Tinneke Beeckman).
Bernard Rieux regardait la dépêche officielle que le préfet lui avait tendue en disant: ‘Ils ont eu peur.’ La dépêche portait: ‘Déclarez l’état de peste. Fermez la ville. ( Albert Camus. La Peste.)
TOEVALLIG HEDEN.
Writer's blog.
Het kantoor was een groot aquarium te midden van de weverij-spinnerij-ververij. Van daar uit had je een goed zicht op de grote fabriekshal en om te beginnen op de stiksters. Dees kende al deze vrouwen bij hun voornaam. Toen hij nog maar een snotter was, kwamen Farailda Fernande of Andrea hem ophalen aan de kleuterklasjes van zuster Zenobie en zuster Venantia. Hij mocht dan op het stoeltje zitten dat ze bovenop hun bagagedrager gemonteerd hadden.
(Fragmenten uit ‘Zonde van Nini’).
Post Scriptum. Ze is dus dood Andrea. Ik verneem het toevallig van haar boezemvriendin, kranige dame op leeftijd. Toeval bestaat niet. Sowieso al de droevigste zaterdag van het jaar.
Goedlachse Andrea. Haar zonovergoten glimlach als ze zich op haar fiets van bij Cyriel Vanderkimpen naar me toekeert , het klepje van mijn passé-montagne optilt en vraagt: Goet dat doer ’n betsie vaan aachter, Steefke?
Bij haar dood bleek haar rijkdom dieper dan alle voren bijeen die door de boeren van de streek op landbouwtuigen van wijlen haar man gegraven waren. In haar huis had ze her en der stapels bankbiljetten verstopt. Weggebleekt door opstijgend grondvocht. De frigo rijk gevuld met de fijnste etenswaren. Niks wou ze missen van de luxe waarmee ze de pijn van haar lastige jeugd wou wegbleken.
Altijd is ze me dat blijven zeggen, de keren dat ik ze ontmoette; her en der op stap met haar vriendin. ‘Goet dat, Steefken?’ Je vraagt me of het gaat, Andrea. Wat wil je dat ik je zeg? Dat je warme glimlach voor altijd sterker blijft dan de koude werkelijkheid en de bittere illusies van efemere macht en wereldse weelde?
En als de zon boven Amerika onder gaat en ik op de vervallen oude pier aan de rivier zittend naar de brede, brede luchten boven New Jersey kijk en al dat ruige land voel dat in één ongelofelijke gigantische massa helemaal naar de Westkust golft, en heel die lange weg, en al die dromende mensen in die onmetelijke ruimte, al die kinderen in Iowa die nu al liggen te huilen in dat land waar ze de kinderen maar laten huilen, maar dadelijk gaan de sterren schijnen en je weet toch wel dat God Pooh Bear is? Als de Avondster al daalt en haar vonken uitschuddend boven de prairie dooft in die laatste ogenblikken voor de komst van het volledig duister de aarde zegent, alle rivieren verduistert, de bergtoppen omzwachelt en de verste oeverlijn inpakt, als niemand, niemand weet wat er nog komen zal behalve de morsige verlatenheid van de ouderdom, denk ik aan Dean Moriarty, zelfs aan de oude Dean Moriarty, de vader die we nooit meer hebben gevonden, dan denk ik aan Dean Moriarty. ( Jack Kerouac, On the Road.)
Zestig jaar later laat ‘On the road’ zich nog steeds niet vangen door een zoveelste poging tot verfilming. Hit the road, Jack.
Presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. Hope and glory.
En dan zwijgen we maar over de vermeende massavernietingswapens van Saddam, de directe aanleiding van de oorlog, die nergens te vinden waren. De Irakese oorlog liep uit op één gigantische particuliere onderneming, van de oliegigant Halliburton tot talloze paramilitaire veiligheidsfirma’s, bedrijven die opvallend vaak verbonden waren aan de vriendenkring rond president Bush en vicepresident Dick Cheney. (‘Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika.’ Geert Mak).
Beïnvloed door Machiavelli, beschouwt Spinoza de politiek als een spelletje dat aanzet tot ‘vuile handen’. Wie politiek leiderschap op zich neemt, moet de gangbare regels van de moraal laten varen. (‘Door Spinoza’s lens’. Tinneke Beeckman).
Bernard Rieux regardait la dépêche officielle que le préfet lui avait tendue en disant: ‘Ils ont eu peur.’ La dépêche portait: ‘Déclarez l’état de peste. Fermez la ville. ( Albert Camus. La Peste.)
TOEVALLIG HEDEN.
Writer's blog.
<< Home