OVER LEVEN IN RONSE
HEB JE EVEN VOOR MIJ?
Wat zou Panamarenko denken als hij op een Bommelsavond ten stadhuize met een talloor vol-au-vent uit de Remington aan een walking dinner-tafel belandt in gezelschap van zijn geliefde Evelyne Hoorens, die hoogblonde breed-lacherige nagelslanke koeketiene van de Koffies Hoorens & de Kaaffies Hermes?
Wat zoude hij denken als hij al die (andere) kwieten om zich heen ziet bommelen? Speechers die maar niet genoeg krijgen van hun eigen woordencarnaval, feestmeesters van één dag, carnavalprinsen overladen met wederzijds aan elkaar overhandigde medailles? Dat the sky van het plafond van dit stadhuis the limit is en de Ronsiese realiteit zelfs zijn gekste dromen als 's lands grootste zwevende kunstenaar overtreft?
Wat zou schepen van diversiteit en divertissement Nedia Gmati-Trabelsi denken als ze, als een oosterse prinses in de trouwzaal onder haar nieuwe Bommelspunthoed haar elegante Sheherazade-pasjes placeert, vakkundig geleid door mijn aloude kameraad Claude Debie, sakkerse nonkel Louis uit de Schietspoeldynastie?
Wat zou mijn kleinzoon denken als hij de voetjes stevig geklemd in het zadel van mijn zere schouders, de cohorte steltlopers uit Merchtem op zich af ziet komen waggelen? Wat zou hij peinzen van al die zotte keizers, koningen, prinsen, erejonkers die op hun praalwagens LAAT DE ZON IN JE HART wiebelen en HEB JE EVEN VOOR MIJ schreeuwen? Naar welke verre ster zou de kleine Spiderman boven mijn hoofd nu wegschieten? Samen met de duizend raketten en het miljoen vonken van de vuurwerkmeesters? In zijn sterrekes van ogen vermoed ik dezelfde dromen die ik een halve eeuw geleden ook al koesterde.
Wat zou Johnny Duquin denken van al de glitter om zich heen en de rode Wally-hoed van zijn minzame papa achter hem? Hij, Zilveren Johnny die als geen ander een hart van goud heeft dat klopt voor Ronse, voor de Bommels, voor Tavi?
Wat zou het zusje van Nedia denken, als ze haar sister opgenomen weet in het Heilige der Heilige van de Bommelsgenootschap vanwege haar inzet voor de diversiteit. Zij die hier vanavond zelf voorlopig als enige allochtone op deze besloten stadhuistoestand met key-cords en badges op naam en controleurs wordt toegelaten?
Wat zou burgemeester van Froesen Jean-Luc Crucke denken als genodigde op de mooiste Ronsiese nacht van het jaar. Dat hij beter in Ronse was gebleven om hier zelf burgemeester te worden in plaats voor animatie te zorgen op de publieksbanken van de gemeenteraad?
Wat zou de burgemeester van Ronse Luc Dupont denken van de jonge Ignatius I Michaux, dartel rondhuppelend in een Louis Quatorze-pakje alreeds. Dat de problemen om zijn opvolging er nu op het Woolly Boolly-tempo van The Take Five zitten aan te komen?
Wat zou mijn lieve vriendin Marie-Mathilde Ketels de la presse francophone op haar bankje daar in dat stadhuis zoal denken, veilig verscholen en ver van alle feestgewoel? Zij die dit alles vanaf 1950 heeft zien komen en weer zien gaan. Dat zot zijn geen zeer doet. Tenzij s'anderendaags een klein beetje aan de kop. En dat het nooit gedaan zal zijn. Dat het integendeel altijd weer herbeginnen zal. Het stadhuis als Petit Versailles van Ronse. Met Keizer Luc. Met kroonprins Jan. Met dauphin Gunther. Met kroonpretendent Ignace. Met prinses Nedia. Met al deze hovelingen en lakeien. Al dan niet in zotspakje.
Wat zou Pieter De Crem denken als, hij zoals vorige woensdagavond aan de zijde van zijn Ronsese zonnekoninkje in de Locale Unique neerstrijkt om er een tournée générale te wagen en er daar toch wel een hufter van een Ronsiese blogger aan de rand van de tafel blijkt te zitten die het aangeboden rondje van Crembo hooghartig afwijst zeker. Dat die Ronsenaars toch maar eigenzinnige wieties zijn?
Wat zou Rudi Boudringhien denken als hij op de dansvloer omringd door zijn fideel gevolg zijn ongeveer twintigste verjaardag viert aan de zijde van zijn Waalse geliefde, op de trompetklanken van Sidney Bechet? (‘Le ministre tient une bonne douffe’ fluistert zijn Petite Fleur me in het oor. ‘Je sais qu’on ne sait jamais’, zeg ik. ‘Mais ça je le sais.’)
Wat zou die cameraman van AVS denken als hij 'De Gevuigoode Mandolienen' daar ziet staan zwaaien noer Ounoerde (in het klassement van derde klasse heel schoon ACHTER Ronse). Dat hij zijn eigen lens niet gelooft. Ien Ronse ees dat iet.
(Foto's: Yannic Vancaeneghem)
Wat zou Panamarenko denken als hij op een Bommelsavond ten stadhuize met een talloor vol-au-vent uit de Remington aan een walking dinner-tafel belandt in gezelschap van zijn geliefde Evelyne Hoorens, die hoogblonde breed-lacherige nagelslanke koeketiene van de Koffies Hoorens & de Kaaffies Hermes?
Wat zoude hij denken als hij al die (andere) kwieten om zich heen ziet bommelen? Speechers die maar niet genoeg krijgen van hun eigen woordencarnaval, feestmeesters van één dag, carnavalprinsen overladen met wederzijds aan elkaar overhandigde medailles? Dat the sky van het plafond van dit stadhuis the limit is en de Ronsiese realiteit zelfs zijn gekste dromen als 's lands grootste zwevende kunstenaar overtreft?
Wat zou schepen van diversiteit en divertissement Nedia Gmati-Trabelsi denken als ze, als een oosterse prinses in de trouwzaal onder haar nieuwe Bommelspunthoed haar elegante Sheherazade-pasjes placeert, vakkundig geleid door mijn aloude kameraad Claude Debie, sakkerse nonkel Louis uit de Schietspoeldynastie?
Wat zou mijn kleinzoon denken als hij de voetjes stevig geklemd in het zadel van mijn zere schouders, de cohorte steltlopers uit Merchtem op zich af ziet komen waggelen? Wat zou hij peinzen van al die zotte keizers, koningen, prinsen, erejonkers die op hun praalwagens LAAT DE ZON IN JE HART wiebelen en HEB JE EVEN VOOR MIJ schreeuwen? Naar welke verre ster zou de kleine Spiderman boven mijn hoofd nu wegschieten? Samen met de duizend raketten en het miljoen vonken van de vuurwerkmeesters? In zijn sterrekes van ogen vermoed ik dezelfde dromen die ik een halve eeuw geleden ook al koesterde.
Wat zou Johnny Duquin denken van al de glitter om zich heen en de rode Wally-hoed van zijn minzame papa achter hem? Hij, Zilveren Johnny die als geen ander een hart van goud heeft dat klopt voor Ronse, voor de Bommels, voor Tavi?
Wat zou het zusje van Nedia denken, als ze haar sister opgenomen weet in het Heilige der Heilige van de Bommelsgenootschap vanwege haar inzet voor de diversiteit. Zij die hier vanavond zelf voorlopig als enige allochtone op deze besloten stadhuistoestand met key-cords en badges op naam en controleurs wordt toegelaten?
Wat zou burgemeester van Froesen Jean-Luc Crucke denken als genodigde op de mooiste Ronsiese nacht van het jaar. Dat hij beter in Ronse was gebleven om hier zelf burgemeester te worden in plaats voor animatie te zorgen op de publieksbanken van de gemeenteraad?
Wat zou de burgemeester van Ronse Luc Dupont denken van de jonge Ignatius I Michaux, dartel rondhuppelend in een Louis Quatorze-pakje alreeds. Dat de problemen om zijn opvolging er nu op het Woolly Boolly-tempo van The Take Five zitten aan te komen?
Wat zou mijn lieve vriendin Marie-Mathilde Ketels de la presse francophone op haar bankje daar in dat stadhuis zoal denken, veilig verscholen en ver van alle feestgewoel? Zij die dit alles vanaf 1950 heeft zien komen en weer zien gaan. Dat zot zijn geen zeer doet. Tenzij s'anderendaags een klein beetje aan de kop. En dat het nooit gedaan zal zijn. Dat het integendeel altijd weer herbeginnen zal. Het stadhuis als Petit Versailles van Ronse. Met Keizer Luc. Met kroonprins Jan. Met dauphin Gunther. Met kroonpretendent Ignace. Met prinses Nedia. Met al deze hovelingen en lakeien. Al dan niet in zotspakje.
Wat zou Pieter De Crem denken als, hij zoals vorige woensdagavond aan de zijde van zijn Ronsese zonnekoninkje in de Locale Unique neerstrijkt om er een tournée générale te wagen en er daar toch wel een hufter van een Ronsiese blogger aan de rand van de tafel blijkt te zitten die het aangeboden rondje van Crembo hooghartig afwijst zeker. Dat die Ronsenaars toch maar eigenzinnige wieties zijn?
Wat zou Rudi Boudringhien denken als hij op de dansvloer omringd door zijn fideel gevolg zijn ongeveer twintigste verjaardag viert aan de zijde van zijn Waalse geliefde, op de trompetklanken van Sidney Bechet? (‘Le ministre tient une bonne douffe’ fluistert zijn Petite Fleur me in het oor. ‘Je sais qu’on ne sait jamais’, zeg ik. ‘Mais ça je le sais.’)
Wat zou die cameraman van AVS denken als hij 'De Gevuigoode Mandolienen' daar ziet staan zwaaien noer Ounoerde (in het klassement van derde klasse heel schoon ACHTER Ronse). Dat hij zijn eigen lens niet gelooft. Ien Ronse ees dat iet.
(Foto's: Yannic Vancaeneghem)
<< Home