16 maart 2009

JOURS DE FRANCE















8.

Serre-Ponçon. Tergend traag trekt hij de zware Evinrude op toeren. De onderkant van mijn twee Champion- ski’s steken verticaal in het miljard kubieke meter water onder mij. Ik heb er moeite mee ze uit elkaar te houden. Het karmijnrode touw, dat me als een levenslijn met zijn boot verbindt, spant zich aan. Genadeloos als de strop om de hals van François Villons gehangenen. Sleurt me haaks over de plas.

Met oeverloos veel geduld heeft hij me geleerd hoe ik met de zwaartekracht dien om te springen, wil ik over water glijden. Hij draait zich om aan het stuur, maakt het zegeteken. Ik ben klaar voor een slalom over de negenentwintig vierkante kilometer tussen Embrun, Chorges en Savine-Le-Lac waar we vanmiddag zullen aanmeren voor pick-nick op de flanken. Het stuwmeer dat van Ubaye een onderwaterdorp maakte, moet de Durance beletten om, zoals in 1843 bijna het geval was, Avignon en omgeving te verzwelgen.

Hij is mijn personal hero. Al doe ik erg mijn best om dat niet te laten blijken. Teveel dingen drijven onze ruimtetuigen nu razendsnel uit elkaar naar verschillende planeten. Hij, de perfecte fils de famille, bourgeois-gentilhomme. Attaché-case vol ezelsvellen. Reservekolonel met stick, pet en baret. Mijn suggestie dat hij met al zijn legerexamens ooit nog de rang van Belgisch reservekoning kan ambiëren, wordt minder gesmaakt. Chief Executive is hij. Iets met staal en grootindustrie. Voor minder dan hoogovens en gloeiende graden hoeft het niet. Aandeelhouderschappen. Fusies van bedrijven. Bestuursraden. Mandaten alom. Alle trendy titels die onweerlegbaar wijzen op volkomen welslagen. La Haute. Welstand. Erfenissen. Paul Harris Fellow. Piloot op Piper. Waterskikampioen op de drievoudige disciplines slalom, figuren en ver springen.

Naast hem ben ik een moustique. Een kakkerlak die de brui geeft aan zijn hogere studies. Een watje dat hij hier op twéé ski’s heeft gedropt, niet eens sterk genoeg voor mono dus. Van de zevenhonderd miljoen kilowattuur per jaar die dit stuwmeer opwekt, verbruiken hij en ik op de begane grond (water is een geleider, Claude François zou dit detail later schromelijk verwaarlozen in zijn bad) voldoende vonken voor hoogspanning tussen alles wat ons tegelijk innig aan elkaar bindt en hier in de opspattende koele wateren van dit meer snel van elkaar verwijdert. Mei gaat aan hem voorbij. Hij, hardnekkige gelovige van alles wat de anderen nu loslaten.

‘Des couilles molles.’

Zijn wereld blijft voor altijd die van ervoor. Wat er nu in Nanterre gebeurt is nivellering naar omlaag. Het komt nooit meer goed. De ondergang van het oude avondland. Waar is de grandeur van Port-Royal? Waar zijn de zekerheden van het hart? Eén keer kiezen voor de gemakkelijke weg is altijd toegeven aan gemakzucht. Een paard dat een obstakel ontwijkt kan evengoed op stal. En ik, voor hem ben ik een knul van een knol.

Behalve waterskikampioen is hij verwoed winterskiër, dat spreekt. Voor minder dan poedersneeuw gaat hij niet. Skiën dwars door ‘La Mer des Glaces.’ Glijden over gletsjers. Bergbeklimmer ook. Liefst de moeilijkste kant van de Mont-Blanc. L’Aiguille du Midi, als opwarmer voor alle toppen ter wereld. Everest. Mount Kenia. Kilimanjaro. Je vergeet de Mont Saint-Michel, plaag ik hem.

Il n'ira pas beaucoup plus loin
La nuit viendra bientôt
Il voit là-bas dans le lointain
Les neiges du Kilimandjaro

Elles te feront un blanc manteau
Où tu pourras dormir
Elles te feront un blanc manteau
Où tu pourras dormir, dormir, dormir.

Walk on water. Vooral vermijden dat ik bij het oppikken met de voeten in de messcherpe schroeven van zijn boot terechtkom. Tafelverhalen daarover. De meermin met het lange blonde haar dat verstrikt geraakt in de schroeven onder de boot. Hoe ze helemaal aan flarden draait. Het hoofd eraf gesneden. Later opgeschept door een Canadair bij het bijtanken van bluswater. De ooit zo mooi zo blonde kop verkoold teruggevonden in een lavendelveld, na blussingswerken in Barcelonette. Franse tafelverhalen. Altijd erover. Altijd à peu près. Zoals ze je ‘approximativement ‘ de weg uitleggen naar Sisteron, naar de Verdon toe, naar Entrevaux. Maar nu dus eerst kop, voeten en handen ver uit de buurt van die schroeven. Ski’s en mezelf ongeschonden weer aan boord hijsen.

Hij is ook een jaar lang ski-leraar geweest in Jamaica. Daar deed hij het zonder ski’s. Op blote voeten. Hoge snelheid. Schroeihard. Eén stuk wrakhout en je bent je voeten kwijt. Om van de haaien te zwijgen en wat ze dan af happen.

Tafelverhalen. Hoe kan ik ooit aan de hielen van mijn held reiken? Ik met mijn boeken mijn schriftjes en mijn gekrabbel in de marge altijd. Et lui, avec ses couilles en or. Hoogspanning. Elektriciteit. De zoete Banyuls maakt veel goed. Zoet. Zacht. Watje. In mijn lijf het verdronken Atlantis van mijn verlangens en de meermin die er op me wacht.

Dans son délire il lui revient
La fille qu'il aimait
Ils s'en allaient main dans la main
Il la revoit quand elle riait.

Morgen wil mijn held naar Embrun. Het Nice van de Zuidelijke Alpen. Past perfect in zijn plaatje. Tout le monde il est beau. Tout le monde il est gentil. Hij wil er de kathedraal bezoeken. Twaalfde eeuw. Een persoonlijke afspraak met de man die over water liep zonder ski’s. De ene seigneur die de andere dankt voor het betere bestaan in de wondere schepping. Tot die dag dat hij, mijn onnavolgbare held, recht vanop de poedersneeuw tegen één van gods naaldbomen knalt.

‘Jours de France’.
Verzonnen Journaal.
Copyright Stef Vancaeneghem.