20 november 2006

DE BENIEUWDE RONSENAAR (25)

Buysse van alle tijden…

De kracht van Cyriel Buysse, dezer dagen verdienstelijk tot leven gebracht door ’t Podium in Het Gezin van Paemel, is dat hij het hardnekkig voortwoekerend (on)recht van de sterkste in gewone personages van vlees en bloed weet te mikken.

Zonder dat je het echt in de gaten hebt, laat Buysse in simpele bewoordingen heel hoge concentraten maatschappelijke onrechtvaardigheid op je af.

Het is zo herkenbaar. Je zegt: ja zo was dat, zo is dat, zo zal het altijd zijn. De ene sociale strijd verdringt de andere.

Eergisteren Van Paemel in ’t land van Deinze.
Gisteren de wevers in Ronse.
Vandaag de arbeiders van Volkswagen in Vorst.

Tussen de vloek en de zucht van boer van Paemel, tussen de reprimande en de zalvende woorden van de pastoor, tussen de paternalistische oprispingen van de huisjesmelkende baron, tussen het hautaine gezeik van zijn barones en haar compagnie door komt de hele essentie van het ondermaanse onrecht naar voor. En dat is en blijft van alle tijden.

Het gaat telkens weer om dat kunstmatig onderscheid waarmee mensen elkaar beduvelen via de macht van hun geld, de supprematie van hun intellect, het elitarisme van hun taal, het snobisme van hun afkomst, de discriminatie door hun ras of huidskleur.

Roger Bolders (mijne moat alzeleven) koos in deze nieuwe Podium-regie voor de traditionele set: als in een schilderij van Emile Claus. En hij ging tegelijk voor ‘de toale van boer Van Poamel.’ Buysse honderd percent oorspronkelijk dus.

Niet zo evident, dat idioom. Want ‘de toale van Nevele n’es azue moar gienen boekee blommen vanuit Améérikà.’
Leuk was dat er nu en dan wat Ronsiese frasologie doorklonk. De kracht van het Ronsies
(ha, Roger ge zij nieu wijs jongene).

’t Podium timmert apropos inmiddels ook al dertig jaar aan de weg.
Dapper wars van alle trends. Uit liefde voor toneel.

Schuene Van Poomel en gezeèlschaap.
Schuene, jong.
Omer Pevenaege het mij uek gezeid.
Hij zot ie jij zuust op de booveste roote flaak aachter mij.