03 september 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (132)

De entourage van Omer Pevenaege

Zonder!



Zoals Uw het weet maak ik op Zondag voormiddag noch steeds mijn traditionele op wachting in Café Het Centrum bij Verhellen Liban en Echt genote Liesbeth aan het Klein Marktje voor het wekelijkse rondje Manillen met bijbehorende sigaar Senateur van Henri Wintermans uit het zakske van mijn gilet. Sinds jaar en dag spelen we dan met de maten een paar boomkes gepaard met elk zijn toernee en afgesloten met een laatste tournee van de verliezers. En zo komt het mij noch goed uit dat Georgeke van de Remington de Zondag niet met mijn noeneten langs komt, want dat is al de Zaterdag mee geleverd. Zo doende moet ik niet kijken op een uurke vroeger of later want anders zouden ze dikwijls voor een gesloten deur kunnen staan! En in U frigo blijft het toch allemaal vers. Immers, het wil er altijd om doen dat het laatste boomke veel te rap uit is, bij voorbeeld voor reden dat Uw zonder gegaan is en daarop geplakt werd, wat natuurlijk direct veel punten kan op leveren onder of boven. En ja, de glazen zijn dan noch niet geleegd, zo dat Uw toch noch het allerlaatste boomke aanvat, maar natuurlijk gaat het dan plots weer maar met kleine punten naar omhoog. Wie al eens een kaartje gelegd heeft weet hiervan ongetwijfeld mee te praten! In de tijd van mijn Germaine zaliger bracht dat altijd kwestie mee als ik weer eens was blijven plakken. En zo kreeg ik dan niet alleen mijn gekooksel koud op mijn bord gesmeten, maar ook de talrijke verwijten! Of het was weer stomme ambacht wat op lange termijn noch erger was! Want wij hadden toen noch geen televisie. Maar met het wegblijven van mijn Germaine wacht er nu niemand meer op mij, zo dat het niet zelden gebeurt dat ik pas rond drie uur in de achternoen land. Dat eten is toch in twee minuten opgewarmd in mijn micro oven. Welnu, zo was het dan jaar in jaar uit altijd dezelfde kaarttafel geweest rechts van de deur als Uw binnenkwam met de vaste vrienden Van Cauwenberghe Ernest, Provost Marcel en Van Overmeiren Gilbert, gezegd Mambo, omdat hij in zijn jonge tijd altijd had lopen bluffen dat hij zo goed de mambo kon dansen, tot hij op een keer op het parket in de zaal van de Harmonie op zijn blaas gesloren is met het affront van een gescheurde broek als gevolg. Onze goede kameraad Ernest was daarbij onder het tellen en delen altijd noch de man geweest van de goede moppen: “Weet gij de voornaam van Alzheimer?” “…?…” “Ha, ziet ge’t? ’t Begint al!” Maar dan kon hij al met eens zijn eigen moppen niet meer onthouden en op het laatste wist hij geen Koeken meer uit Pijkens. Nu ben ik niet bijgelovig maar het was of de duivel ermee gemoeid was. En als Uw hem dan nu ineen geschrompeld ziet zitten daar in de Geriatrie op Hogerlucht met die lege, angstige blik in zijn ogen, dan denk ik wel eens dat hij bij wijze van spreken beter moppen verteld had over fatale hartinfarcten. Enfin, zo is onze Ernest zijn plaats van wege zijn onverwachte seniliteit dus onbezet gebleven. Liesbeth wil nu wel eens inspringen, maar met het bestellen tussendoor is het toch moeilijk om haar hoofd bij haar kaarten te houden wat voor haar man dan wel duur uitkomt aan tournées. En nu heb ik het niet over Liban, natuurlijk. De kaarters onder U begrijpen mij wel. Enfin, goede wil genoeg maar het is toch hetzelfde niet meer. Want als Uw al die jaren week in week uit samen gekaart hebt dan zijn er al die vertrouwde gebruiken en handelingen. Te beginnen met de kaarten: altijd dezelfde boek, natuurlijk, doorheen de jaren spekvet en bruin doorrookt! De bekende voorbereidingen: op het voorziene bierkaartje de streep trekken, links daarvan de “W” van wulder, rechts de “Z” van zulder. De kaarten schudden, maar pas op: nooit meer dan drie keer tenzij de voorgaande keer zonder was en dus voor dubbel punten dan mag vier keer ook. De pak aan U voorganger voorleggen om af te nemen, wat altijd ongeveer in het midden dient te gebeuren. Tenzij Uw aan de winnende hand zijt, dan mag Uw met een misprijzend glimlachje met het plat van U hand op het hoopje kaarten tikken, wat zoveel wil zeggen als doet maar op ons kan hier niets meer gebeuren. De kaarten snel delen met korte, precieze gebaren, eerst drie, dan twee, dan noch eens drie de man, waarbij de kaarten netjes op een hoopje moeten landen. De wijze waarop troef wordt aangekondigd: “Des coeurs Maseur” (Marcel), “Onder de bloeze” (Gilbert) voor Hartens, “Konauneneiten” (Gilbert) voor Klaverst!... Of noch: “’t Zijn Koeken, die gene heeft moet ze zoeken!” (Ernest). U kaarten hersteken kleur bij kleur, maar niet vooraleer de troef werd aangekondigd zo dat Uw geen boodschappen kunt doorgeven naar U man! Het genot van het kaarten zelf, slag na slag en vooral niet U laatste kaarten afsmijten omdat Uw meester bent (“En hier-se, en hier-se en hier-se!” – Uw kent dat wel)! Jaren geleden had Ernest eens alle troeven op zijn hand gehad. Hij had dus gerust zijn kaarten van de eerste slag op tafel mogen leggen. Welnu, Nest heeft op zijn gemak zijn hand uitgespeeld, slag voor slag en dit tot ergernis van Gilbert en Marcel want die waren altijd vaste ploeg. En Uw kent malkaar zo door en door, dat de eerste slag noch niet opgeraapt is of Uw weet al wie wat op zijn poten heeft of het scheelt niet veel. Een lichte frons van het voor hoofd, een trilling van een neusgat, en Uw weet of Uw mag vetten of met troef moet komen. Zo wist Ernest bij voorbeeld aan de manier waarop ik mijn hoed achteruit schoof en aan mijn sigaar trok of ik de slag ging kopen. Zelfs de manier waarop een kaart wordt weggesmeten is al een aanwijzing: triomfantelijk, vanuit de hoogte, met een korte, aggressieve tik van U knokkel op tafel, of aarzelend U vrije hand langzaam naar een kaart bewegen, halverwege halt houden en dan resoluut een andere pakken en op de tafel zwieren – waar dan een onderdrukt gebromde “Nèm, ze, godver…” bijbehoort of noch onderdanig en als het ware verontschuldigend van al onder hands U kaart onder de voorgaande laten vallen bijkans alsof ge Uw ervoor schaamt… En evenmin te versmaden zijn natuurlijk de onvermijdelijke eindeloze discussies achteraf, waarbij de gemoederen wel eens verhit geraken evenals de kaarters zelf vooral als het niet bij één toernee per boom is gebleven zo als wel eens kan gebeuren! Kortom, Manillen is zoveel meer als een onnozel kaartspel gelijk bieden of kleuren whist. Het is een precizie sport, want zeer uitputtend voor U geest vooral naar gelang het aantal consumpties. Het is een kunst, mits professioneel gespeeld zodat Uw maar bij mondjes maat punten kunt afhalen bij de tegen stand. Ik durf het zelfs te zeggen: het is gelijk een religie, waarbij het kleinste gebaar zijn eigen rituele betekenis heeft. En wie niet in gewijd is ziet dat alles aan, maar de subtiele mystieke betekenissen blijven onzichtbaar. Zoiets als gelijk bij de Francmaçons maar dan zonder het voorschootje. Enfin, uw begrijpt misschien al waar ik naartoe wil. Welnu, dit is inderdaad een oproep naar Uw toe, beste lezer. Als Uw dus gaarne ook eens een keer een kaartje zout leggen dan bent Uw welgekomen aanstaande Zondag van af tien uur in de voormiddag in café Het Centrum. Vragen naar Pevenaege Omer en vrienden. Uw mag alvast respectievelijk een Trappist van Westmalle dubbel, een Pale-Ale van Bass en een Witte Mater laten aanrukken om het ijs te breken, waarbij Uw natuurlijk ook zelf iets moogt nuttigen. Goede referenties, zo mondeling als eventueel ook schriftelijk als ervaren Maniller vanuit gelijk welke stamcafé hetzij binnen of buiten het stad zijn natuurlijk troef, alsmede Laureaten van enige Monsterkaarting Manillen voor Kiekens of andere. Wij beginnen met één deel per aanwezige kandidaat en moge de Beste winnen. Evenwel Uw onthouden indien niet ernstig als mede als Uw op U uur thuis moet zijn, want bij ons mag het zo nauw niet steken.

Pevenaege Omer