DE SCHRIJFHEREN (6.7)
Roman
Twee maanden na de verdwijning van Tonijn meldde zich op de redactie van Embargo een roodharig kereltje van naar schatting anderhalve meter hoog. Hij hield een diaprojector geklemd in beide armpjes en vroeg ons waar Tonijn het dure scherm bewaarde, dat hij vorig jaar op diens verzoek en zeer tegen zijn zin bij de dienst aankopen had besteld. We vonden het na een tip van madame Colvert : bij de oude promotie-artikelen van Embargo in de garage.
‘Jules Cambrai.’
‘Gefeliciteerd daarmee’, zei de voorzitter van ons Redactiecomité.
‘Ik ben uw nieuwe hoofdredacteur.’
‘Ook gefeliciteerd daarmee. Hoewel.’
‘Ik wil u graag een paar lichtbeeldekens laten zien.’
Cambrai was, zo vertelde hij ons, de enige Belgische journalist die had meegemogen met de Amerikaanse troepen in Vietnam. Dat zogeheten privilege maakte hem voor de voorzitter van ons redactiecomité meteen totaal ongeloofwaardig.
‘De CIA ! Ze sturen ons een vriendje van de C.I.A !’
Jules Cambrai toonde ons driehonderdvijftig dia’s. Met commentaar bij elk beeld. Vietnam was een prachtig land, zei hij. Als we dat wilden, had hij ook nog twee dozen mee vol beelden van Cambodja en Laos.
‘Een andere keer dan misschien.’
Op één van zijn Vietnam-dia’s was in de verte een rookpluim te zien.
Een bloedbad. My Lai?
‘Wel...heu dat zou wel eens napalm kunnen zijn.’
Hij wist het niet zeker. Het was hem door de Amerikaanse legerleiding ten strengste verboden de veiligheidsstrook te verlaten. Werd het niet tijd dat de redactie eens een ander verhaal bracht over Vietnam ?
‘Naar de Vietnamese bevolking toe.’
‘Met de vraag of ze nu beter af zijn…’
‘Wa? Beter af dan wa?’
‘Wel,nu de communisten er de lakens uitdelen.’
Cambrai zei dat zijn deur altijd voor ons open stond. Hij kreeg snel wat hij gevraagd had. De redactie bracht een enquête over Belgische ontwikkelingsfondsen die woondorpen bouwden in Tunesië.
‘Zeer goed. Ontwikkelingshulp verkoopt lekker voor ‘t moment.’
Er bleef echter hopen geld van het goede doel in België zelf hangen. Smeergeld voor alle partijen via satellietverenigingen. De collega die de serie op gang had getrokken, werd al na twee afleveringen bij Cambrai geroepen. Hij diende zich uitzonderlijk te melden op de hoofdzetel in de Belliardstraat. Daar vergaderde de raad van bestuur en werd er over het lot van Embargo beslist. Cambrai ontving er onze collega in aanwezigheid van de alomgevreesde topadvokaat meester Parelgort. Die bepleitte alle delicate rechtszaken voor Embargo. Niet Cambrai voerde er het woord, wel meester Parelgort.
‘Luister zeer goed, jongeman.’
‘Ge moogt de corruptie aanklagen.’
‘Het is van uw leeftijd revolutionaire gedachten te koesteren.’
‘Zelf heb ik geen tijd voor dialectiek.’
‘Ik ken al die zever, ik heb thuis ook twee studenten.’
‘Daniel Cohn-Bendit, Pol Goosssens, Kris Merckx de rooien doktoor…’
‘Al die gasten dat zijn hun helden.’
‘Ge wilt het geld van de rijken afpakken ?’
‘Ge wilt het aan de armen geven gelijk Che Guevara ?’
‘Zeer goed. Jezus Christus wou dat ook.’
‘Uwen Ché heeft dat zelf niet uitgevonden.’
‘Ge wilt de corruptie in den Embargo zetten ?’
‘Zeer goed.’
‘MAAR DOE HET DAN GODVERDOMME BIJ ONZE VIJANDEN MENEER ! BIJ ON-ZE VIJ-AN-DEN HOORT GE MIJ GOED ! DOE HET NIET BIJ ONZE VRIENDEN ! GE ZIJT DE LAATSTE OM ONZE VRIENDEN AAN TE PAKKEN! DAT ZAL DE VIJANDIGE PERS ZELF WEL DOEN ! WANT HUN EIGEN RODE KAMERADEN…. DIE LATEN ZE ONGEMOEID.’
Cambrai zei daarop dat alles nu wel duidelijk was. Zo mocht hij toch verhopen. Meester Parelgort voegde er aan toe dat hij zich als buitenstaander vooral niet wou mengen in de journalistieke aangelegenheden van de redactie. Hoe lang was de reporter trouwens al in dienst ? Vier maanden pas ? Dan was hij personeelsmatig gesproken zelfs nog in zijn wettelijke proefperiode? Had hij de bepalingen van de proefperiode wel goed gelezen?
‘Allez vooruit.’
‘Verbeter uw leven.’
‘En we spreken er niet meer over.’
‘Un moment de honte est vite passé.’
(Vervolgt)
Uit : ‘De Schrijfheren’ Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.
Twee maanden na de verdwijning van Tonijn meldde zich op de redactie van Embargo een roodharig kereltje van naar schatting anderhalve meter hoog. Hij hield een diaprojector geklemd in beide armpjes en vroeg ons waar Tonijn het dure scherm bewaarde, dat hij vorig jaar op diens verzoek en zeer tegen zijn zin bij de dienst aankopen had besteld. We vonden het na een tip van madame Colvert : bij de oude promotie-artikelen van Embargo in de garage.
‘Jules Cambrai.’
‘Gefeliciteerd daarmee’, zei de voorzitter van ons Redactiecomité.
‘Ik ben uw nieuwe hoofdredacteur.’
‘Ook gefeliciteerd daarmee. Hoewel.’
‘Ik wil u graag een paar lichtbeeldekens laten zien.’
Cambrai was, zo vertelde hij ons, de enige Belgische journalist die had meegemogen met de Amerikaanse troepen in Vietnam. Dat zogeheten privilege maakte hem voor de voorzitter van ons redactiecomité meteen totaal ongeloofwaardig.
‘De CIA ! Ze sturen ons een vriendje van de C.I.A !’
Jules Cambrai toonde ons driehonderdvijftig dia’s. Met commentaar bij elk beeld. Vietnam was een prachtig land, zei hij. Als we dat wilden, had hij ook nog twee dozen mee vol beelden van Cambodja en Laos.
‘Een andere keer dan misschien.’
Op één van zijn Vietnam-dia’s was in de verte een rookpluim te zien.
Een bloedbad. My Lai?
‘Wel...heu dat zou wel eens napalm kunnen zijn.’
Hij wist het niet zeker. Het was hem door de Amerikaanse legerleiding ten strengste verboden de veiligheidsstrook te verlaten. Werd het niet tijd dat de redactie eens een ander verhaal bracht over Vietnam ?
‘Naar de Vietnamese bevolking toe.’
‘Met de vraag of ze nu beter af zijn…’
‘Wa? Beter af dan wa?’
‘Wel,nu de communisten er de lakens uitdelen.’
Cambrai zei dat zijn deur altijd voor ons open stond. Hij kreeg snel wat hij gevraagd had. De redactie bracht een enquête over Belgische ontwikkelingsfondsen die woondorpen bouwden in Tunesië.
‘Zeer goed. Ontwikkelingshulp verkoopt lekker voor ‘t moment.’
Er bleef echter hopen geld van het goede doel in België zelf hangen. Smeergeld voor alle partijen via satellietverenigingen. De collega die de serie op gang had getrokken, werd al na twee afleveringen bij Cambrai geroepen. Hij diende zich uitzonderlijk te melden op de hoofdzetel in de Belliardstraat. Daar vergaderde de raad van bestuur en werd er over het lot van Embargo beslist. Cambrai ontving er onze collega in aanwezigheid van de alomgevreesde topadvokaat meester Parelgort. Die bepleitte alle delicate rechtszaken voor Embargo. Niet Cambrai voerde er het woord, wel meester Parelgort.
‘Luister zeer goed, jongeman.’
‘Ge moogt de corruptie aanklagen.’
‘Het is van uw leeftijd revolutionaire gedachten te koesteren.’
‘Zelf heb ik geen tijd voor dialectiek.’
‘Ik ken al die zever, ik heb thuis ook twee studenten.’
‘Daniel Cohn-Bendit, Pol Goosssens, Kris Merckx de rooien doktoor…’
‘Al die gasten dat zijn hun helden.’
‘Ge wilt het geld van de rijken afpakken ?’
‘Ge wilt het aan de armen geven gelijk Che Guevara ?’
‘Zeer goed. Jezus Christus wou dat ook.’
‘Uwen Ché heeft dat zelf niet uitgevonden.’
‘Ge wilt de corruptie in den Embargo zetten ?’
‘Zeer goed.’
‘MAAR DOE HET DAN GODVERDOMME BIJ ONZE VIJANDEN MENEER ! BIJ ON-ZE VIJ-AN-DEN HOORT GE MIJ GOED ! DOE HET NIET BIJ ONZE VRIENDEN ! GE ZIJT DE LAATSTE OM ONZE VRIENDEN AAN TE PAKKEN! DAT ZAL DE VIJANDIGE PERS ZELF WEL DOEN ! WANT HUN EIGEN RODE KAMERADEN…. DIE LATEN ZE ONGEMOEID.’
Cambrai zei daarop dat alles nu wel duidelijk was. Zo mocht hij toch verhopen. Meester Parelgort voegde er aan toe dat hij zich als buitenstaander vooral niet wou mengen in de journalistieke aangelegenheden van de redactie. Hoe lang was de reporter trouwens al in dienst ? Vier maanden pas ? Dan was hij personeelsmatig gesproken zelfs nog in zijn wettelijke proefperiode? Had hij de bepalingen van de proefperiode wel goed gelezen?
‘Allez vooruit.’
‘Verbeter uw leven.’
‘En we spreken er niet meer over.’
‘Un moment de honte est vite passé.’
(Vervolgt)
Uit : ‘De Schrijfheren’ Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.
<< Home