11 januari 2006

DE SCHRIJFHEREN (3.6)

Roman

Wapenstilstand. Ingerukt mars weer naar huis zonder uw linkerbeen. Uw fluitje gehalveerd en er was al niet veel overschot. Tijd om met wat rest een kroostrijk gezin te stichten want de Belgische rangen zijn uitgedund. De liefdesdaad wordt door onze moeder de Heilige Kerk enkel getolereerd met het oog op bevruchting. Als ge een christen zijt, gaat ge tot op de bot voor uw geloof. Half geloven en u op ‘t laatste rap berouwen dat is gemakkelijk. Zo kan iedereen zich christen noemen. Het zijn onze Heilige Plichten. Vechten voor uw vaderland. Uw beste kameraad trapt op een landmijn. Ge krijgt een stuk van zijn hersens in uw oog. Ge ziet niets meer.

Blijde thuiskomst. Ze hadden u niet meer verwacht. Voor hen zijt ge allang gekrepeerd als onbekende soldaat. Ze hebben uw foto naast Onze-Lieve-Vrouw van Wittentak gezet met een rouwband schuin erover. Bij de foto van nonkel Gerard, neergestort met zijn luchtballon in Amengijs. Bij tante Emmy, dood van teveel suiker in haar galetten. Bij onze Antoine, ocharme dat kind. In de waterput gesukkeld. We zeggen nog er moet een plank op doch te laat. Onze kleine prins ziet een roodborstje aan de put, grijpt ernaar. Een val van twintig meter.
Al die tijd hebben ze u gekoesterd als dode oorlogsheld die in eenieders hart voortleven zou. Maar die hier nu toch wel weer zelf in de weg komt lopen zeker?
Er is hier trouwens ondertussen nog iemand bijgekomen. Neen, geen zeventiende kindje van uw vader. Hij is ondertussen per malheur onder zijn eigen ploeg gedraaid uw vader, zijn hoofd in dikke schellen. Hoe zou het hier dan vandaag feest kunnen zijn omdat ge terug zijt? Er nu vooral voor zorgen dat die van ‘t verzet hier hun afrekening niet komen vereffenen. Zodat ons nieuwe blondekopje kan opgroeien ver van de schande en de herinnering aan de Duitse soldaten op het erf. (Hun prachtige uniformen. Hun strogele haarbos. Hun blauwe ogen).

Ik denk dat ik later dikke boeken ga schrijven over de petite histoire. Geschiedenisboeken geven alleen de grote lijnen, zegt meester Metsiers. Jullie moeten de verbanden leren zien met het echte leven. Achter elke oorlog zitten miljoenen simpele levens. Een vrijage in het hooi, een soldaat aus Wiesbaden. Du bist alles was ik habe.

Thomas Tonijn vroeg of ik tegen maandag die vier vellen kon pennen over de Ataturkbrug. Het ontstaan. Het plan. De bedoeling. De betekenis voor de regio. De historiek.

‘Geen probleem. Komt in orde.’
‘A la bonheur.’

Zo hoorde hij het graag. Besefte ik wel welke betekenis die brug krijgen zou in de toekomst ? Onze oude christelijke beschaving die de hand reikte aan het Ottomaanse imperium. Van brug gesproken, zelf verdween hij nu naar zijn flat in Nieuwpoort. Hij wou het lange weekend benutten om leesachterstand op te halen. Misschien maakte hij tussendoor ook wel een tochtje met zijn nieuwe catamaran.

Ik belde wat rond, reed naar Eindhoven, ontmoette er de Philips-ingenieur die de verlichting van de brug had bedacht. Noteerde uit zijn mond de hele wordingsgeschiedenis, de structuur, de technische snufjes en de kostprijs van Tonijn zijn verdomde brug.

‘Niet kwaad. Apropos hoe was uw lang weekend, Charlie?’

Zelf was hij in L’Aquilon gaan dineren. Boudewijn en Fabiola zaten er ook.

‘Niemand mocht erbij.’

Alleen hij, mediaman van aanzien.

‘Sire zeg ik hem, eet u smakelijk.’
‘Nog last van uwen sciatiek tegenwoordig?’
‘Journalistiek is onder de mensen komen, Charlie.’
‘Op de juiste plek zijn, op het juiste moment.’
‘Daarom dat ge mij nooit veel op de redactie zult zien.’

Hij dook in De Volksgazet en las het standpunt van socialist Jos Van Eynde. De polderbizon.

‘Papenvreterspraat, Charlie. Meer is dat niet.’

(Vervolgt).

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.