06 december 2005

EGOSTRIP (50)

Writer’s blog

Het volgende stuk van Teater Voor Taal en Volk, draait om de Gentse Martino.
‘De Martinau ! Vènt, maine joungen !’Ik zie ons daar zitten, de hele ploeg van Basket Club Ronse. Met onze préparé en sloten Engelse pikanterieën erover. Eerst een matchke afgewerkt tegen die van ‘Gaasbaul Geeint’(lees Gasbol Gent) in den ‘Baa Tee Jaas’(lees zaal Bateas). Dan hop, naar de Martino in de Vlaanderenstraat. Marcel De Vijlder, onze geliefde coach, bleek nogal vertrouwd met bokskringen. Hij had Marcel Cerdan nog zien boksen en de Ronsese kampioen Léon Foucquet. Als het om boksen draaide, diende je volgens Marcel behalve in de Capitol aan de Kuiperskaai vooral rond te hangen in de Martino. Daar hoorde je alle verhalen.

Marcel was op een dag komen scouten bij schoolploeg Akron. Twee jongens had hij er uitgepikt om het te wagen bij BC Ronse aan ‘t Park Lagache. Eén die kon jumpen en shotten als een jonge god : Julien Voet. En een ballenplukker op de rebound die er dan doorgaans naast mikte : ik. Julien werkte bij BC een heel mooie vruchtbare carrière af. Hij verwierf terecht snel zijn stek bij de eerste ploeg. Naast de onnavolgbare André Lesenne en de gebroeders Michel en René De Vijlder, Jo en Julot en Julien Dopchie en Edgard Van Habost. Ik mocht op de bank zitten toekijken en voor de rest wat meedraaien bij de reserven. Meer zat er niet in. Ik was al al blij als ik er op trainings in slaagde André Lesenne één scorerijpe pass aan te bieden. Doorgaans lukte me dat niet. Dan daverden de kastanjes in het Park van het ongenoegen.

‘Tees tuuge’
‘Tees te liege’
‘Tees t'hard’
‘Tees te slaap’

Julien en ik werden heel goede vrienden. Meer moest dat niet zijn. Vooral met het oog op onze eerste stappen in de wereld. We volgden graag de grote jongens op hun tournee door het diepe Vlaanderen. We ontdekten aldus de meest onmogelijke pleintjes, plekjes, sportzalen, sportcafé’s en navenante kleedkamers. We speelden de zondagen vol in Eine, Hamme, Sint-Niklaas, Aalst en het Gentse. We leerden veel en snel bij. Vooral na de matches. Onze meest volleerde clubsongs werden de twee enige hits van Dave Berry : ‘You got this strange effect on me’ en ‘Now it’s the moment’.

Marcel was een prachtige coach. Aan een vaag gebaar, een stil gemompel, een ferme knauw op zijn sigaar had hij genoeg om ons duidelijk te maken wat we weer verkeerd deden. Een minzaam man die zijn gezag haalde uit één schouderophalen of een diepe zucht. Hij wachtte ons op in zijn drukbeklant Café Central aan de Stationstraat, waar nu Vietnamese culinaire kunsten geëtaleerd worden. Hij zat daar aan de verste tafel achter een berg opengeslagen sportkranten. Vandaar uit schuimden we samen het Flandre profonde af - vaak vruchteloos – op zoek naar overwinningen.

De mooiste matches waren de Ronsese derby’s tegen die van Châlet Union en de Sfinx. Die laatste groen-witte formatie had zijn stek op de Steenbrugge en beschikte over knappe spelers als Michel en Jean-Paul Gerardi en de pijlsnelle Van de Velde’s, Luc en Paul. De vrouwenploeg van Sfinx had in die dagen veel bekijks. Vooral de twee knappe zussen van mijn maat Julien spraken tot de verbeelding van eenieder: met hun razendsnelle fastbreaks en Bob Cousy’s. Alleen al dat vakjargon en die hele sfeer en je was voor altijd verknocht aan het basketmilieu.

Fons en Gusta, uitbaters van The Victory zorgden voor verse appelsienen. Fons was Emir van carnavalsgroep De Turken. De Steenbrugge bood de Ronsenaars toen behalve druk bijgewoond sportspektakel op tijd en stond ook een stevige processie met de palmen wuivende maagden van de Sancta Maria. Met op het pleintje tabernakel en remonstrans en heel de santeboetiek. Misschien is het dat wat we gaandeweg kwijtgeraakt zijn: dat mensen ongedwongen hun plezier op straat konden vinden. Een basketbal, een wuivende palm, een orientdroom met Turkse trom. Als die bal op straat rolde, werd het verkeer gewoon stil gelegd. Terwijl André Lesenne zijn zoveelste in het net mikte, passeerde de fanfare van den Tap met vlag en wimpel plus majoretten. Op naar een of andere te vieren heilige.
Het meest mis ik wat tussen de basketnetten van de tijd is gaan glippen. Noem het vriendschap, noem het kameraadschap. In elk geval een onbetaalbaar samenhorigheidsgevoel voor het leven.