05 september 2011

TUUPE VUIR RONSE

TAALHOFFELIJKHEID IN
RENAIX-BABELLE-OUED





J’cause pas Flamand’, bekt het meisje van Action me af. Ik ben op zoek naar zo’n bergdoos met hangmapjes erin. Hoe durf ik haar aanspreken in een taal die zij niet beheerst.

'Ha bon', zeg ik. In lichaamstaal.
'Geen probleem. Ik vraag het dan wel aan een van uw collega's'.

Taalhoffelijkheid. Begint bij wederkerige hoffelijkheid. Bijgevolg heb ik deze keer als tolerante tweetalige Vlaamse Ronsenaar geen zin om dan maar zelf de communicatiekloof dicht te rijden. Want ik weet het allemaal wel. Ze ze zijn zo jong, meneer. Ze worden niet echt overbetaald, meneer. Wees al blij dat ze willen werken, meneer. Enzovoort. Mais ceci n'est pas le propos.

'Je m’excuse', zegt het volgende meisje. In slecht Frans. Doch zeer beleefd. Dat scheelt alvast een slok op het slikken.

(Beter ware: ‘Veuillez m’excuser'.)

'…Mais j’parle pas le Flamand...'

‘C’est bien regrettable’, lach ik haar toe. In mijn mooiste lichaamstaal. Want ze is zo jong, meneer. Ze wordt niet overbetaald, meneer. Wees al blij dat ze wil werken, meneer.

Taalhoffelijk dus. Voor de duizendste keer.

‘Mademoiselle, vous n’êtes pas sans ignorer que nous sommes en Flandre.’
‘Je sais,’ zegt ze.‘Vous parlez Français?
‘Evidemment’, zeg ik.’

En ik ga door in het Frans. Taalhoffelijk. Voor de duizendste keer zet ik de stap. Breek ik het ijs. Treed ik tegemoet.

‘Mais là n’est pas le propos.’

Taal als middel van ontmoeting. Taalhoffelijkheid. Dat Ronse eigenlijk een Vlaamse stad is, zeg ik. Dat ze het nu wel treft met een tolerante Vlaming die andermaal de ogen dichtknijpt voor de bijna vanzelfsprekende onwil, de non-communicatie, de gemakzucht. Die er er geen punt van maakt om dan nog maar eens zelf over de brug te komen. Na de jaren van vernedering toen je als Vlaming hier in tijden van Renaix-Bilingue en bourgeoisie bekeken werd als tweederangs-Ronsenaar. De Beau Langage van de meesters versus het Vloms van de meiden en knechten.

Een taalhoffelijke Vlaming. Francofiel bovendien. Met frequente uitstapjes naar boekhandels als 'La Fnac' en 'Le Furet du Nord 'in Lille en 'Librairie Décalonne' in Tournai. ‘Limonov’, de bestseller van Emmanuel Carrère is nu al mijn rechtmatig bezit. En ‘La Délicatesse’ van David Foenkinos. En ‘Le Roi vient quand il veut’ van meesterlijk miniaturist Pierre Michon. En ‘Lettres à sa mère’ van Le Grand Prince Antoine de Saint-Exupéry. En ‘Enfance’ van Nathalie Sarraute. En ‘La Mort heureuse’ van Albert Camus. Zelfs Thomas Mann vermag ik in het Frans te lezen want mijn Duits ja heili heilo heila.(Dus:‘Lotte à Weimar’).

Dit alles vertel ik haar niet. Vanwege de kloof onzer twee werelden. En het zou ons te ver leiden. Het is op deze eerste schooldag ook bijzonder druk. Boeken kaften, in plaats van ze te lezen.

‘Bon’, zeg ik. Taalhoffelijk. Doch niet: ‘A la prochaine’. (Action est égal à Réaction).

Taalhoffelijkheid in Ronse. Soms wordt een mens er zo moe van. Ben al blij dat me niet gevraagd wordt of ik dan geen Oezbeeks praat. Of Lybisch Arabisch, met het accent van Sirte. Ronse. Stad met uitzicht op de toren van Babel. Renaix-Babelle-Oued.