RONSIES RARITEITENBOEK (49)
BLOESKIES
Er is een verschil tussen ‘bloeze’ en ‘bloeskies'. Het ene is niet zomaar het meervoud van het andere. Als een Ronsenaar van iemand zegt ‘t ees ’n dieke bloeze wil hij je iets kwijt omtrent de halsomtrek van een dikke nek en is dat iets heel anders dan wanneer hij uitpakt met bloeskies.
‘Bloeskies’ heeft als meervoud zelf een dubbele betekenis. Tja, om het Ronsies echt te doorgronden, is nu eenmaal meer nodig dan een taal-trempette à la koningin Paola. In de eerste betekenis slaan bloeskies op de gebakken lucht van mooipraters die zichzelf importanter maken dan ze zijn. Ronsenaars rangeren die dan prompt in de afdeling ‘emblaveis’ (Zie hoofdstuk 48).
Gevaarlijk wordt het pas wanneer bloeskies de Ronsese hemel worden ingeluld omtrent leven en dood. Dan worden ‘stadsgenoten’ verleden tijd van genieten... middenin het groen. Want de bloeskies verspreiden zich dan als een gifwolk in ijltempo over de stad, dalen er neder in achtertuintjes, op terrasjes en pleintjes. Tot ze op de kop van het slachtoffer zelf terecht komen. Dan krijg je in The Streets of Ronse volgende dialoog.
‘Hoe zoade goa niet duud?
'?????'
'Z’hoen moa pertanks gezoad daade goa duud woert?
‘Wie zeegt er daat?’
‘Ha heu,dengske.’
‘En hoe beenek tuus aan mien duud gekomen?’
‘‘n Wried accident bauvenop den Huutond.’
(Op een dag crasht Papa Hemingway twee keer op dezelfde dag in The Green Hills of Africa. De aankondiging van zijn dood is wereldnieuws. Alleen is er een probleem: hij heeft de twee vliegtuigcrashes overleefd. Vanop zijn ziekenbed in Kampala laat hij daarop volgend perscommuniqué verspreiden : ‘De geruchten omtrent mijn overlijden zijn fel overroepen.’)
In Ronse moet je altijd uitkijken met dood en vernieling verspreidende bloeskies. Zelf heb ik het meegemaakt dat ik op straat vriendelijk word aangesproken door iemand van wie 'ze' mij de ochtend zelf nog met zekerheid verzekerd hebben dat hij de weg van alle vlees gegaan was. Het doet een mens wat, zowel de nog levende Ronsenaar als de alreeds morsdood verklaarde. In Ronse is het onderscheid tussen leven en dood niet evident: nogal wat Ronsenaars vertoeven in de schemerzone ertussen. In afwachting dat ze dood worden verklaard. Al dan niet voorbarig. Door de bloeskies. Ronsenaars leven aldus zeer voorlopig voort bij de gratie van de bloeskies die over hen worden opgelaten.
Soms, als 'ze' er weer eens zwaar over gaan met al 'hun' bloeskies, bekruipt je als Ronsenaar wel eens de zin om zo’n pleisterplek van waaruit de bloeskies worden aangemaakt binnen te stappen. Om er te vragen waar en wanneer je op je eigen begrafenis wordt verwacht. Of pijnlijker nog, op die van een van je dierbaren. (Apropos, de geruchten dat Benedictus XVI de voormalige bisschop van Brugge op Pasen geilig gaat verklaren, zijn fel overroepen. Om niet te zeggen: bloeskies).
RONSIES RARITEITENBOEK.
Handleiding voor Ronse.
Copyright Stef Vancaeneghem.
Er is een verschil tussen ‘bloeze’ en ‘bloeskies'. Het ene is niet zomaar het meervoud van het andere. Als een Ronsenaar van iemand zegt ‘t ees ’n dieke bloeze wil hij je iets kwijt omtrent de halsomtrek van een dikke nek en is dat iets heel anders dan wanneer hij uitpakt met bloeskies.
‘Bloeskies’ heeft als meervoud zelf een dubbele betekenis. Tja, om het Ronsies echt te doorgronden, is nu eenmaal meer nodig dan een taal-trempette à la koningin Paola. In de eerste betekenis slaan bloeskies op de gebakken lucht van mooipraters die zichzelf importanter maken dan ze zijn. Ronsenaars rangeren die dan prompt in de afdeling ‘emblaveis’ (Zie hoofdstuk 48).
Gevaarlijk wordt het pas wanneer bloeskies de Ronsese hemel worden ingeluld omtrent leven en dood. Dan worden ‘stadsgenoten’ verleden tijd van genieten... middenin het groen. Want de bloeskies verspreiden zich dan als een gifwolk in ijltempo over de stad, dalen er neder in achtertuintjes, op terrasjes en pleintjes. Tot ze op de kop van het slachtoffer zelf terecht komen. Dan krijg je in The Streets of Ronse volgende dialoog.
‘Hoe zoade goa niet duud?
'?????'
'Z’hoen moa pertanks gezoad daade goa duud woert?
‘Wie zeegt er daat?’
‘Ha heu,dengske.’
‘En hoe beenek tuus aan mien duud gekomen?’
‘‘n Wried accident bauvenop den Huutond.’
(Op een dag crasht Papa Hemingway twee keer op dezelfde dag in The Green Hills of Africa. De aankondiging van zijn dood is wereldnieuws. Alleen is er een probleem: hij heeft de twee vliegtuigcrashes overleefd. Vanop zijn ziekenbed in Kampala laat hij daarop volgend perscommuniqué verspreiden : ‘De geruchten omtrent mijn overlijden zijn fel overroepen.’)
In Ronse moet je altijd uitkijken met dood en vernieling verspreidende bloeskies. Zelf heb ik het meegemaakt dat ik op straat vriendelijk word aangesproken door iemand van wie 'ze' mij de ochtend zelf nog met zekerheid verzekerd hebben dat hij de weg van alle vlees gegaan was. Het doet een mens wat, zowel de nog levende Ronsenaar als de alreeds morsdood verklaarde. In Ronse is het onderscheid tussen leven en dood niet evident: nogal wat Ronsenaars vertoeven in de schemerzone ertussen. In afwachting dat ze dood worden verklaard. Al dan niet voorbarig. Door de bloeskies. Ronsenaars leven aldus zeer voorlopig voort bij de gratie van de bloeskies die over hen worden opgelaten.
Soms, als 'ze' er weer eens zwaar over gaan met al 'hun' bloeskies, bekruipt je als Ronsenaar wel eens de zin om zo’n pleisterplek van waaruit de bloeskies worden aangemaakt binnen te stappen. Om er te vragen waar en wanneer je op je eigen begrafenis wordt verwacht. Of pijnlijker nog, op die van een van je dierbaren. (Apropos, de geruchten dat Benedictus XVI de voormalige bisschop van Brugge op Pasen geilig gaat verklaren, zijn fel overroepen. Om niet te zeggen: bloeskies).
RONSIES RARITEITENBOEK.
Handleiding voor Ronse.
Copyright Stef Vancaeneghem.
<< Home