28 maart 2011

RONSIES RARITEITENBOEK (47)

VIEZE FRUUTE

Mijn lieve nicht Nénetje belt me met de vraag of ik Hortense, onze grootmoeder in huis wil. Bij mijn weten, opper ik respectueus is 'Mareenekie van de Stienbreuge' (zo staat ze bekend in de familiale mythen en sagen) al lang de weg van alle vlees gegaan vermits geboren bauvenop de Koeremont in 1874 en aldaar zachtjes in de Heer ontslapen in 1949. 'Blijven we haar gedenken als stille eenvoudige moeder met een onwrikbaar godsvertrouwen dat haar steunde om de tegenheden van ’t leven beslist te boven te gaan. Haar gezin was haar heiligdom. Goedheid paarde zij met sterkte. Zij diende in liefde. Zij leidde in kracht en...'

Nénetje luistert al niet meer naar de laudatio die ik aflees van het doodzentsjen. Ze wil Hortense kwijt en liefst zo rap mogelijk. Ze zegt het niet met zovele woorden. Daarvoor is ze veel te welopgevoed en aimabel. Mais elle ne peut plus la voir en peinture. Want om het schilderij van Hortense is het haar te doen. Iemand van de familie blijkt ooit, in tijden van ijdelheid en geldelijke glorie, het idee te hebben gehad Hortense te vereeuwigen op doek als dame van stand met boord van kant.

Laat maar komen zeg ik, we zien wel. Ik ben het al gewoon bevorderd te worden tot familiale archivaris. Oude paperassen. Notariële akten. Brieven. De horloge van bompa. 'Les Croquis Argentins' van nonkel. Gedichten en geschriften. Oude veten op papier. Afrekeningen post mortem. Het komt allemaal bij l’écrivain de la famille terecht. Als vermeend schrijfmateriaal allicht. Ik bel naar mijn zus. Of zij Hortense misschien in huis wil? Zij heeft haar nog negen prille levensjaren gekend. Misschien dat het haar wat doet om haar nu vereeuwigd terug te zien, in lichte pasteltinten met veel zwart en al te droevig grijs.

Mareenekie? Van de Stienbreuge?
Ze kekteget ôltuus wried vies noer mij.

(Mijn zus zegt noer mij in het Ronsies en niet: noer moa. Ze praat dus beschaafd Ronsies van bauven de Kruissies. Ze zegt ook: ien Nuikerke. En niet: ien Noakierke.)

Mareenekie zeegde?
‘k Waas der bened vaan.
Nie merci, Stefke.
Muigt ze zuive heen zeu.

Ainsi soit-il. Schuune cadeau. Misschien kan ik er een van de achterkleinkinderen van Hortense mee plezieren. Als stuk antiek, in een of andere dode hoek. Voor de vijfde generatie van haar vrome nazaten. Tot ik Hortense ga ophalen bij Nénetje en haar aldus voor het eerst zelf onder ogen krijg. Mareenekie van de Stienbreuge als olie op doek was me tot dusver onbekend. Ook op familiale reunies voor de ceremonie der nieuwjaarsbrieven kregen we ze niet te zien. Heel confronterende ervaring.

Doux Jésus Marie Joseph, verzucht ik.

(Mijn nicht Nénetje maakt deel uit van de Section Française van de familie. Bijna zeg ik quelle horreur maar ik hou me voor deze ene keer aan de convenances).

Eh oui, lacht ze. In haar vuist vermoed ik.
Qu’est-ce que tu veux, mon cher Stéphane?
En ces temps là, ça se faisait. C'était l'usage.

Sorry, bijna heiligverklaarde oma. Ik wil hier helemaal niet natrappen ofzo. Ik heb je zelf nooit gekend, wat zou ik dus. Ne pas cracher dans la soupe une fois. Doch dit is er wel heel zwaar over. Azuu 'n fruute daade goa trekt op dienen tableau! Ofwel had Frans De Tollenaere, de kunstenaar van dienst (‘Il jouissait d’une grande renommée à l’époque’) nog een persoonlijke rekening te vereffenen met mijn toen al postume grootvader. Misschien was hij ooit wel zijn rivaal in de liefde. Ofwel klopt er iets niet aan de laudatio op het doodsprentje van Mareenekie van de Stienbreuge. Want naar het penseel van Frans De Tollenaere oogt Hortense allesbehalve minzaam. Welintegendeel. Ze trekt wat wij Ronsenaars omschrijven als ’n wried vieze fruute. Op haar gezicht staat al het Danteske zondebesef bijeen geschilderd, in twee diepe mondhoeken.

Voor de kenners van de finesses van 't Ronsies: 'n wried vieze fruute is nog wat anders dan ’n wried vieze taute oof ’n wried lielek waizen, oof ’n moale tot op de grond. Bij wijze van zelfkastijding heb ik Hortense dan maar in mijn schrijfkamer gepoot. Pal naast mijn scherm. Ze kijkt me van daar aan met haar priemende hakende kantklossende blik. Zo van:

GIJ GODDELOZE NAZAAT!
MET UW BLASFEMISCHE GESCHRIFTEN ALTIJD!
IK KEER MIJ OM IN MIJN GRAF!
SHAME AND SCANDAL IN THE FAMILY!
DENK AAN UW UITERSTEN!

(Ik doe tegenwoordig niks anders dan aan mijn uitersten denken met dat zalig lentezonnetje door de bottende berken en de schaamteloos bekkende tortelduiven op de afgeslankte treurwilg).

Mareenekie van de Stienbreuge. Ze hypnotiseert me, vanuit haar vergulde lijst. Ze verlamt me met haar vieze fruute. Als ik mijn eigen wezen bekijk in de spiegel weet ik het nu zeker, ze zit me in de genen tot in mijn eigen fruute. Ik oefen nog wel wat in het lachen, maar het zijn achterhoedegevechten. De vormgeving van mijn wezen is door haar gevormd en gegeven. Lang voor mijn geboorte heeft ze de plooien ervan getrokken en gelegd. Ik probeer nu nog wel wat lenteblij tutti frutti op mijn muilschuiverken te blazen met bolle wangen enzo. Het is allemaal geen avance. Alles valt meteen weer neder in de diepe groeven van haar godsvrucht. Hortense is mijn eigen dagelijks godsgericht, mijn picture of Dorian Gray. ’n Strenge godvrezende fruute is haar nalatenschap. Je kiest je ancêtres niet. Vanuit de diepten van haar gestrenge ellende hierbij van pure schaamte om zoveel verdoemenis dan maar een portret van Ernstine Van Nassau, barones van Ronse. Haar wezen kan er nog mee door vind ik. Best vrolijk vergeleken bij de vieze fruute van Mareenekie van de Stienbreuge die ik u vanuit mededogen bespaar.

RONSIES RARITEITENBOEK
Handleiding voor Ronse.
Copyright Stef Vancaeneghem.