OVER LEVEN IN RONSE
LOET MIEN TWEE HUUFDEN GEREUST…
Wie het zottenritueel ter genezing door Hermes vergelijkt met de gelijkaardige ritus van Geel door de Heilige Dimpna , kan er onmogelijk aan voorbij. Loopt voorwaarde één voor beide rituelen nog gelijk (‘ vooraf biechten en ter communie gaan’ ), dan maken de Ronsenaars voor hun patroonheilige vanaf punt twee het verschil. Voor de zotten van Geel luidt de tweede vereiste voor behandeling ‘een negendaags verblijf in het hospitaal naast de kerk en negen dagen dezelfde kleren dragen’. Voor de zotte Ronsenaars, luidt puntje twee een ietsepietsje anders:
‘Negendaags verblijf van de pelgrim
en zijn familie in de herbergen
rond de Kleine Markt.’
Voilà. We mogen dan als Ronsenaars onze patroonheilige, martelaar zonder hoofd en duivelbezweerder in ons hart dragen, het moet wel een beetje leuk blijven. Punt twee van de Hermesritus is één van de vele verrassende details uit het ronduit schitterend boekje ‘Behoet mine zinnen. 1150 jaar Sint-Hermes in Ronse’ van stadsconservator Eric Devos en kanunnik Ludo Collin.
Alleen al om de middeleeuwse miniaturen, waarvan ik er hier een paar in detail uitlicht, is dit werkje een nieuwe parel aan de kroon van het aloude Fiertelerfgoed. Zo zie je Hermes met helm in gezelschap van de heiligen Judocus, Jacobus, Eligius en Gislenus.
Onze Ronsese patroon pronkt er zoals steeds met het zwaard waardoor hij zal vergaan. Op zijn overkleed staat het wapen van de heer van Ronse. Om vooral goed te benadrukken dat het hier wel degelijk om Hermes en geen ander gaat, penseelt de 15de eeuwse miniaturist er ook nog een engel bij, die pal boven zijn hoofd
(b)engelt.
‘Le seigneur de Rosnais
porte la bannière
de ladicte terre,
armoyée de
gueule à l’aigle
single d’or’.
Dat meldt ons Philippe de l’Espinoy in zijn ‘Recherches des Antiquitez de la Noblesse de Flandres’ in 1632.
De miniatuur ligt in de British Library of London. Ze is vanaf nu mooi uitvergroot te zien in de expo in de crypte, die meer duiding geeft bij de ontstaansgeschiedenis van de eeuwenoude Hermescultus in Ronse.
Die cultus doorstaat, zo merkt deken Michel T’Joen fijntjes op, alle regimes, trends en cultuurbreuken. Zelfs die van mei ’68. Zelfs de ondraaglijke leegte van het huidige bestaan.
Wat ware Ronse zonder Hermes? Een dorp zoals pakweg..Frasnes. Geen Ronsenaar die niet zijn eigen Fiertelbeleving in het hart koestert. Dàt gevoel hier explikeren of beschrijven is onbegonnen werk. De Fiertel is ons immaterieel erfgoed, jaar na jaar ingevuld door de eigen ommegangervaring van elke Ronsenaar zelf. Altijd dezelfde voetstappen, steeds weer andere Ronsenaars. De Fiertel is de tijdloze tijdsklok van Ronse. Jaar na jaar aantikkend in de knoken van generaties Ronsenaars die komen en gaan.
Je bent vijf en je zet je eerste Fiertelstapjes.
Je wordt vijftig, ‘echt man zogezegd’ en je berekent hoeveel Fiertels je, bij de genade van Hermes, nog achter dat schrijn verhopen mag.
Je wordt zestig, je kijkt al wat vooruitziend naar de wat moeizame tred van een zeventiger naast je. Je hoopt op nog minstens tien erbij.
Op een dag moet je de rol lossen. Een heup. Een been dat sleept. Een onzekere hartslag. Je stelt het moment zo lang mogelijk uit. Want achter dat schrijn voel je de harteklop van je hele stad, op het ritme van de bellen. Nu alweer hitsig aangeklokt door jonge veulens van bellenmannnen. Het maakt dan allang niet meer uit waar je nu eigenlijk religieus of wijsgerig voor staat. Je gaat voluit voor Ronse, achter het kroonjuweel van je Ronsese eigenheid.
Een radioloog meldt me dat hij de technische know-how heeft om het schrijn zonder schade te scannen, dan driedimensioneel op maquette te materialiseren. Zo zien we dan eindelijk wat er eigenlijk in dat kistje danst. In Rozenaken geef ik het nieuws door aan mijn goede kameraad deken T’Joen. Niet zonder de bedenking erbij of het transcendente mysterie niet verkiesbaar ware boven de immanente werkelijkheid van aardse knoken.
Want een scan is niet zonder risico’s voor het mysterie zelve. Eerder op de dag heeft de voorzitter van de Kerkfabriek me met enige ontzetting in de blik verteld dat hij niet kan geloven wat hij ergens gelezen heeft: dat er in het schrijn twee schedels zouden liggen. Mocht dàt kloppen, dan kan dat nog voor een zware afknapper zorgen. De Ronsenaars hebben al genoeg aan hun eigen hoofd om ook nog eens achter een tweekoppige heilige te moeten gaan lopen. Was ik van Hermes ik zoude verzuchten:
‘Loet mien twie huufden gereust.’
De expo in de Sint-Hermescrypte loopt nog tot 12 september 2010. Van dinsdag tot en met zondag telkens van 10-12 en van 14-16.30 u. Het boek 'Behoet mine zinnen' is te koop op de expo voor 5 euro. Twee aanraders.
Wie het zottenritueel ter genezing door Hermes vergelijkt met de gelijkaardige ritus van Geel door de Heilige Dimpna , kan er onmogelijk aan voorbij. Loopt voorwaarde één voor beide rituelen nog gelijk (‘ vooraf biechten en ter communie gaan’ ), dan maken de Ronsenaars voor hun patroonheilige vanaf punt twee het verschil. Voor de zotten van Geel luidt de tweede vereiste voor behandeling ‘een negendaags verblijf in het hospitaal naast de kerk en negen dagen dezelfde kleren dragen’. Voor de zotte Ronsenaars, luidt puntje twee een ietsepietsje anders:
‘Negendaags verblijf van de pelgrim
en zijn familie in de herbergen
rond de Kleine Markt.’
Voilà. We mogen dan als Ronsenaars onze patroonheilige, martelaar zonder hoofd en duivelbezweerder in ons hart dragen, het moet wel een beetje leuk blijven. Punt twee van de Hermesritus is één van de vele verrassende details uit het ronduit schitterend boekje ‘Behoet mine zinnen. 1150 jaar Sint-Hermes in Ronse’ van stadsconservator Eric Devos en kanunnik Ludo Collin.
Alleen al om de middeleeuwse miniaturen, waarvan ik er hier een paar in detail uitlicht, is dit werkje een nieuwe parel aan de kroon van het aloude Fiertelerfgoed. Zo zie je Hermes met helm in gezelschap van de heiligen Judocus, Jacobus, Eligius en Gislenus.
Onze Ronsese patroon pronkt er zoals steeds met het zwaard waardoor hij zal vergaan. Op zijn overkleed staat het wapen van de heer van Ronse. Om vooral goed te benadrukken dat het hier wel degelijk om Hermes en geen ander gaat, penseelt de 15de eeuwse miniaturist er ook nog een engel bij, die pal boven zijn hoofd
(b)engelt.
‘Le seigneur de Rosnais
porte la bannière
de ladicte terre,
armoyée de
gueule à l’aigle
single d’or’.
Dat meldt ons Philippe de l’Espinoy in zijn ‘Recherches des Antiquitez de la Noblesse de Flandres’ in 1632.
De miniatuur ligt in de British Library of London. Ze is vanaf nu mooi uitvergroot te zien in de expo in de crypte, die meer duiding geeft bij de ontstaansgeschiedenis van de eeuwenoude Hermescultus in Ronse.
Die cultus doorstaat, zo merkt deken Michel T’Joen fijntjes op, alle regimes, trends en cultuurbreuken. Zelfs die van mei ’68. Zelfs de ondraaglijke leegte van het huidige bestaan.
Wat ware Ronse zonder Hermes? Een dorp zoals pakweg..Frasnes. Geen Ronsenaar die niet zijn eigen Fiertelbeleving in het hart koestert. Dàt gevoel hier explikeren of beschrijven is onbegonnen werk. De Fiertel is ons immaterieel erfgoed, jaar na jaar ingevuld door de eigen ommegangervaring van elke Ronsenaar zelf. Altijd dezelfde voetstappen, steeds weer andere Ronsenaars. De Fiertel is de tijdloze tijdsklok van Ronse. Jaar na jaar aantikkend in de knoken van generaties Ronsenaars die komen en gaan.
Je bent vijf en je zet je eerste Fiertelstapjes.
Je wordt vijftig, ‘echt man zogezegd’ en je berekent hoeveel Fiertels je, bij de genade van Hermes, nog achter dat schrijn verhopen mag.
Je wordt zestig, je kijkt al wat vooruitziend naar de wat moeizame tred van een zeventiger naast je. Je hoopt op nog minstens tien erbij.
Op een dag moet je de rol lossen. Een heup. Een been dat sleept. Een onzekere hartslag. Je stelt het moment zo lang mogelijk uit. Want achter dat schrijn voel je de harteklop van je hele stad, op het ritme van de bellen. Nu alweer hitsig aangeklokt door jonge veulens van bellenmannnen. Het maakt dan allang niet meer uit waar je nu eigenlijk religieus of wijsgerig voor staat. Je gaat voluit voor Ronse, achter het kroonjuweel van je Ronsese eigenheid.
Een radioloog meldt me dat hij de technische know-how heeft om het schrijn zonder schade te scannen, dan driedimensioneel op maquette te materialiseren. Zo zien we dan eindelijk wat er eigenlijk in dat kistje danst. In Rozenaken geef ik het nieuws door aan mijn goede kameraad deken T’Joen. Niet zonder de bedenking erbij of het transcendente mysterie niet verkiesbaar ware boven de immanente werkelijkheid van aardse knoken.
Want een scan is niet zonder risico’s voor het mysterie zelve. Eerder op de dag heeft de voorzitter van de Kerkfabriek me met enige ontzetting in de blik verteld dat hij niet kan geloven wat hij ergens gelezen heeft: dat er in het schrijn twee schedels zouden liggen. Mocht dàt kloppen, dan kan dat nog voor een zware afknapper zorgen. De Ronsenaars hebben al genoeg aan hun eigen hoofd om ook nog eens achter een tweekoppige heilige te moeten gaan lopen. Was ik van Hermes ik zoude verzuchten:
‘Loet mien twie huufden gereust.’
De expo in de Sint-Hermescrypte loopt nog tot 12 september 2010. Van dinsdag tot en met zondag telkens van 10-12 en van 14-16.30 u. Het boek 'Behoet mine zinnen' is te koop op de expo voor 5 euro. Twee aanraders.
<< Home