22 april 2010

OVER LEVEN IN RONSE

TWEE VERRASSENDE AMBASSADEURS
TEGEN DE VERVLOEKING VAN RONSE


Eddy Planckaert die in ‘De Vloek van Ronse’ vanuit zijn hart (zoals altijd met de kleine’ van Nevele ) lacht ‘dat Ronse goed is’.

Zal ik Eddy hier een duwke geven bij de beschrijving van zijn oprechte liefde voor Ronse? Zal ik aanvullen met een welgemikt epitheton ornans? Zal ik scharrelen in mijn doos dithyrambes? Dat Ronse ‘nondedzu pure mazie’ heeft, Eddy. Hoe die stad daar ligt te blinken en te fonkelen in de zon. En ’s nachts, die duizend lichtjes vanop de Wittentak: man, man, man. Vanop de Zandstraat of vanop ‘Les Hauts de Saint-Sauveur’. Het maakt niet uit vanwaar je kijkt. En wie ’t anders zegt: ‘Nen dop in zijn ogen’, Eddy.
‘Mee zijn kaatsballen in de gracht’, rijden we hem, jij en ik.
Vraag het Guido Bontempi.

Dat Ronse speciaal is. Van alle kanten mooi. Van deze wereld. Van deze tijd. Geen beschermd erfgoed. Geen Madurodam voor de Bange Blanke Burgerman. Geen residentieel reservaat voor mensen die al dood zijn maar het zelf nog niet weten. Geen Park Paradisio voor zwarte kraaien. Geen Plopsaland voor kabouters Knor & Kniesoor. Maar echt. Broos. Kwetsbaar. Getekend door het leven, door de vele bezettingen, door de globalisering, door de eeuwige migratiestromen, poging tot wurging door de fusies van omliggende gehuchtjes en het gedoe en gestook van de buren.

Ronse, altijd boeiend. Soms hevig, soms elektriek, soms bloedend. Zo authentiek als de Bellenman en de Zot van het station. Zo gehavend als de roste passerelle. Zo veelbelovend als een Starterscentrum, een Innovatiecentrum, een nieuwe Steenbrugge.

Ronse-Renaix. Altijd à cheval sur les deux. Altijd tussen die twee stoelen. Altijd weggeduwd in dat nomansland van een land dat zelf voortkabbelt en -babbelt op de schokgolven van het eigen grote gelijk. Een Ronsenaar is eerst Ronsenaar. Dan wordt het al veel moeilijker kiezen tussen de territorialiteit van een Vlaams Gewest en de persoonlijke rechten van een Franstalige Gemeenschap. Ronse, gevangen in de quadratuur van de cirkel. Verstrengeld in de casse-tête Chinois ou plutôt Belge une fois.

Ik herinner me als gisteren hoe Eddy in dat WK’88 twee ronden voor het einde door duizenden de Kruissens omhoog werd geschreeuwd. Ja het was magie. Even later, op de Hootond, was zijn pieperken geklakt. Doch geen probleem. Hij had zijn gloriemoment gehad. Hij serveerde het voorgerecht. De hoofdschotel zou even later tegen de betonblokken belanden.

‘In Ronse is het altijd wat’, zeg je Eddy. ‘Ien Ronse ees dat iet’, zo zingen wij Ronsenaars dat hier als we feesten en van feesten kennen we hier wat.

Criq tegen de betonblokken. Ellende en drama. Wielermythe en geschiedenis. Niet de titel van Criq in Montjuich, wel zijn val in Ronse geeft hem voor altijd zijn stek in de wielergeschiedenis. N’oubliez jamais Criq…

En dan als klap op de vuurpijl, is er Marc Uytterhoeven die Ronse, nu anno 2010 in diezelfde uitzending ‘de hoofdstad van de Vlaamse Ardennen’ noemt.

Voilà, meer moet dat niet zijn. Mijn avond kan niet stuk. In één zin alle afbrekers van Ronse, alle chagrijnigaards en doodgravers van Ronse in de vergeetput. Marc Uytterhoeven, hij en geen ander, was in ’88 al de bedenker van deze onvergetelijke woordvondst:

Ronse - Renaît.

Twee woorden waar je je als onverzettelijke Ronsenaar tenminste voor een paar decennia aan vastklampen kon om het mediacomplot van de georganiseerde vermaledijding van Ronse te breken. Twee woorden die het simpele besef beschrijven dat Ronse bij het kunstmatig aanzwengelen van chagrijn en navenant populisme gewoon zichzelf moet zijn en blijven. Niet, nooit moet plooien voor diegenen die zoete broodjes bakken op de miserie van Ronse en die de kwetsbaarheid van Ronse willen gebruiken tot meerdere eer en glorie van zichzelf.

Vanuit Marcs vondst was het maar een kleine stap naar het ene woord:

Renaixance.

Het ene woord dat nu al meer dan 1200 Ronsenaars en vrienden van Ronse op Facebook achter zich schaart, via deze blog zijn weg vindt maar ook in Den Belleman van mijn jonge schrijfbroeders Yann en Jonathan (klik hiernaast door op hun ovenvers nummer 5). Het woord dat Ronse onwrikbaar en onomkeerbaar zijn toekomst en zijn trots teruggeeft. Weg met het chagrijn inderdaad. En Tuupe vuir Ronse. Met onze twee nieuwe onverwachte ambassadeurs erbij. 'De Vloek van Ronse' werd er aldus onverwacht een tegen de vervloeking van Ronse.