29 december 2008

DE NALATENSCHAP
















Hoofdstuk 24.

Here comes the sun


De tijd van de grote sabotages zit erop. Na onze geslaagde aanslag op het station, zijn we overgeschakeld op guerrilla. Zoveel is ons nu duidelijk de nazi’s blazen de aftocht. Die terugtocht zoveel mogelijk bemoeilijken is wat ons nu te doen staat. In afwachting dat de geallieerden er zijn, moeten we het onveiligheidsgevoel bij onze vijanden ten top drijven.

Sinds de landing in Normandië volgen we de vorderingen van de geallieerden dag en nacht op onze kaarten. In onze commandopost in Saint-Sauveur wachten Roger Cantraine en Georges Van Herpe op de koerier met de verlossende instructies voor de bevrijding van onze geliefde stad.

We zijn allemaal wat zenuwachtig en ongeduldig. De verwachte koerier komt er maar niet. Aan de Durenne onderscheppen we alvast twee Duitsers. We willen hen ontwapenen. Het hoeft al niet meer want ze hebben zelf hun wapens weg gesmeten. Ze hebben zelfs al hun rangtekens en emblemen afgerukt. We laten ze gaan. Zomaar.

Onder bevel van kolonnechef Michel Detandt komen we bijeen in het bos langs de weg van Frasnes naar Lessen. Van hieruit hebben we de afgelopen dagen al meer vluchtende Duitsers het leven zuur hebben gemaakt. Omdat we te weinig bewapend zijn, pakken we echter alleen kleine geïsoleerde groepjes vluchtende nazi's aan.

(We verplichten hen zichzelf in te graven. Doodsbang zijn ze. Hen is verteld dat wij iedereen zonder pardon executeren. We laten hen echter gewoon in leven. Zo zijn we en willen we blijven tegenover onze ergste vijanden: mensen).

Bij een nieuwe schermutseling schieten we echter wel - noodgedongen - een Duitser dood. Hij liet ons geen keuze. We begraven hem, houden zijn papieren bij voor later. Nog andere soldaten geven zich over. Tegen de avond zitten we opgescheept met drie Duitsers, twee Russen, twee Polen. We zien de angst in hun blik. We geven hen wit brood en karnemelk. Als het hen duidelijk wordt dat wij hen wèl correct willen behandelen als krijgsgevangenen, geraakt de sfeer wat minder gespannen. Alleen een gekwetste Duitser met koorts blijft vijandig doen.

*

Zondag 3 september 1944.
Bos van Pironche.


Albert Bauwens en Gaston Snoeck bewaken de weg door het bos. Plots daagt er een Duits officier op. Bauwens en Snoeck schreeuwen hem toe dat hij zich moet overgeven.

‘Sie sind verrükt!' roept hij terug.'Ich habe hundert Männer mit mir!’
'Wir sind vierhundert im Wald!' bluft Bauwens.

Nog andere Duitsers dagen op. De nazi-officier beveelt hen zich maar meteen aan ons over te geven. Een paar weigeren zijn bevel op te volgen, beginnen te vuren. Bauwens en Snoeck lossen daarop een paar salvo’s uit hun mitrailleur. Ze slagen erin weg te komen in het bos.

*

Onze chef ‘Maxence’ is terug. In de loodsen van Narcisse Plume heeft hij een nachtje vruchteloos gewacht op die koerier met de instructies van de hogere verzetsleiding. Hij trekt dan maar naar de hoeve van zijn ouders. Bij dageraad hoort hij er van een inwoner van 'Le Petit Hameau' dat het Geheim Leger zich al opmaakt om door te stoten naar Ronse, langs Ellezelles. Voor onze chef is het nu wel duidelijk dat het Geheim Leger al zijn eigen instructies heeft gekregen om tot de finale bevrijdingsstrijd over te gaan. Hoewel eerder is overeengekomen dat we samen met alle verzetsstrijders naar Ronse zullen trekken, de enen langs Ellezelles en de anderen langs de Beau Site, blijkt nu van een gezamenlijke actie geen sprake meer. Voorlopig blijven we alvast zelf langs de boskant in Pironche. Na die eerste schermutselingen met de Duitsers willen we met zijn allen nu echt tot de finale actie overgaan.

Zo gezegd, zo gedaan. We gaan.
Voor de bevrijding van Ronse.

*

Onze stadsgenoten blijken ons al te verwachten. Vanaf La Houssière worden we overal onthaald op applaus. We krijgen bloemen van een kind. Wat we dan voelen, is niet te beschrijven. Zoveel blijdschap die onze lang opgekropte woede verdringt.

Here comes the sun.

In de verte zien we Engelse tanks opdagen langs de steenweg op Lessen. Ze dringen binnen in het bos dat even voordien nog ons schuiloord was.

Rond half twaalf ’s middags stoppen we aan het Hof van Antoine Cantraine. De gevangen Duitse soldaten krijgen er varkenspaté van Fernand, de slager van Croix Ou Pile...Hoe zou het met onze jongens in de nazi-vernietigingskampen zijn?

Onder applaus marcheert onze colonne langs de Durenne richting Ronse. Naarmate we vorderen langs de Lange Weg en het verlengde van de Athstraat komt er steeds meer juichend volk op ons af. We zijn er met zijn allen voor gegaan.

Dit is onze dag.

Over het hele parcours pendelt Lucien Geenens per fiets als verkenner tussen onze colonne en de binnenstad om er de bewegingen van de Duitse troepen te observeren en te rapporteren. Hij signaleert ons een contingent van naar schatting driehonderd Duitsers. Ze houden halt in de Ninovestraat, aan een atelier waar hun wapens hersteld worden.

Aan de passerelle verdelen we ons in twee groepen. Onder leiding van Georges Van Herpe begeeft de ene groep zich richting station. De anderen volgen Roger Cantraine langs de oude Athstraat naar het Guissetplein. Wat verderop stappen we samen door langs de Vrijheidsplaats. Op naar de Grote Markt.

Ter hoogte van de winkel ‘Compagnie Anglaise’ in de Peperstraat toont onze chef Roger Cantraine zich echter plots heel bezorgd. Met reden, zo zal blijken. Binnen enkele seconden betreden we immers de open ruimte van de Grote Markt. Onze chef wil er eerst de situatie overzien. Hij versnelt zijn pas, loopt wat voor ons uit, haast zich naar de rechterkant van de Peperstraat. Zo dat hij het linkerdeel van de Markt kan overschouwen. Voor het stadhuis staat een Duitse vrachtwagen met aanhangwagen en erop schietensklaar een machinegeweer.

De Duitsers zijn vanuit de Ninovestraat recht op ons afgekomen en zoeken de confrontatie in de Peperstraat. Net op het nippertje weet onze chef op de opstapplank van de camion te springen. Hij duwt zijn pistool tegen de slaap van de Duitse chauffeur. De bestuurder en zijn begeleider geven zich meteen over. De Duitse kolonne die hen normaal moest volgen, keert terug en verlaat de stad langs de Steenweg op Ninove. Door het snel ingrijpen van onze chef wordt een bloedbad vermeden.

Intussen omsingelen we de vrachtwagen. We zetten de Duitse camion langs de zijkant en sluiten de Duitsers op in de politiecellen van het stadhuis.

Binnen de paar minuten loopt de Markt helemaal vol uitgelaten Ronsenaars. We hebben grote moeite om door de drukte heen ons detachement bijeen te houden. Onze chef 'Maxence' geeft ons daarop het bevel stelling te nemen op alle hoeken van de Markt. Vanherpe, Bauwens en Snoeck nemen post aan de hoek van de Hopsitaalstraat. Het Geheim Leger blijft nog altijd weg.

Georges Vanherpe.

‘Ik stel me op in de linkerhoek van de Markt. Bauwens en Snoeck vatten post achter een vierkante paal. Een motor van de Feldgendarmerie komt op me afgereden richting Markt. Ik kniel, schiet. De Duitser draait daarop meteen zijn motor ter hoogte van de ‘Mouton Blanc’ uitgebaat door Parfait Delanghe, maakt zich uit de voeten.

Een paar minuten later draait er dan een Duitse camionette met zware mitrailleuse de Markt op. Snoeck zet zich midden op de weg, ledigt zijn mitraillette. De Duitser aan de mitrailleuse zakt ineen.

De Markt, daarnet nog vol volk, lijkt we plots een lege vlakte. Iedereen ligt plat op de grond of heeft elders dekking gezocht. Dat er bij dit vuurtreffen niemand werd geraakt, is een mirakel.

Met de andere mannen begeef ik mij daarna langs Peperstraat, Kasteelstraat en Van Hovestraat naar de oude Posterie op de hoek van de steenweg op Leuze en de steenweg naar Doornik. Onderweg proberen we in de gendarmerie aan meer wapens te geraken. De rijkswachtcommandant kan er ons geen geven. Al zijn mannen blijken weg te velde.

Ik ben ontgoocheld. Zonder meer wapens zijn we kwetsbaar. Jean Lefebvre tipt me echter dat de Duitsers in de Oude Posterie die ze al die tijd hebben bezet misschien wel in hun vlucht wapens hebben achtergelaten.

Terwijl ik ter plekke het grote huis doorzoek, zie ik vanuit de richting Doornik een rupsvoertuig naderen met drie Engelsen. Een luitenant, een schutter en een chauffeur. Mijn geluk kan niet op. Een gevoel van trots bekruipt mij. Zeker als ik besef dat ik de eerste Ronsenaar ben die onze bevrijders mag verwelkomen. De luitenant vraagt me om met mijn mannen de linkerkant van de weg te bewaken, tot zijn eigenlijke colonne eraan komt.’

Roger Cantraine.

‘Aan boord van zijn rupsvoertuig toont een Engelse officier mij op zijn stafkaart de weg die de colonne wil volgen. Langs de Grote Markt naar de Steenweg op Ninove en zo door naar de hoofdstad. Hij legt zijn vinger op de weg naar Kwaremont, vraagt ons om de wegen uit Kortrijk in de gaten te houden. We bewaken de hele sector tussen het kruispunt en de Zonnestraat. Met sommige makkers sla ik de Kanunnik Puissantstraat in. Daar nemen de stadsgenoten van ons de eerste foto’s. Als bevrijders. Zijn we nu helden? Maar wat dan met onze vrienden die sneuvelden in onze strijd? Het eerste schuldgevoel. Dat wij er nog zijn en zij niet. Dit zal ons nooit meer loslaten.’

*

Het eigenlijke contact van onze stoottroep met de eerste tanks van de Britse 'Guards' van de pantserdivisie 'Inns of Court' komt er uiteindelijk in Ronse om vier uur in de namiddag.

Inmiddels krijgen we versterking van alle verzetsmensen van Ronse die tijdens de oorlog als dusdanig zijn beëdigd, maar die niet met ons mee konden vanuit Pironche bij gebrek aan voldoende wapens. Op hun vlucht hebben de Duitsers echter al hun wapens achtergelaten in dat atelier aan de Ninovestraat. Op die manier kunnen we 150 mannen bewapenen.

We zijn blij want Ronse is weer vrij. Maar we denken vooral aan onze afwezige strijdbroeders die wegkwijnen in de nazi-kampen. Wanneer zien we ze terug? Zien we ze wel ooit terug?

Onze Belgische vlag
vervangt voor goed
het hakenkruis
aan het stadhuis.
Waar zit Vogel?

'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.

(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten en authentiek bronnenmateriaal, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording van de bronnen cfr.9.08.2008).