17 april 2008

BLUE MOON


22.

‘Die Saksen-Coburgs dat vogelt er maar op los. Dat kweekt gelijk konijnen’.

Marie-Lou, onze backing vocal, volgt het Belgisch koningshuis haar leven lang op de voet. Tussen twee repetities door vernemen we aldus alles over de gestadig groeiende kroostrijke gezinnen die we via de civiele lijsten als goede Belgische onderdanen horen te bekostigen.

‘Wat moet dat allemaal niet kosten aan kindercrèchen.’

Laetitia-Maria. Aymeric. Amedeo. Emmanuel. Maria Laura. Luisa Maria. Gabriel. Joachim. Marie-Lou onthoudt tot de gekste voornamen toe. Namen je die alleen in paleizen hoort galmen bij etenstijd.

‘Aymericske viens chez ta nounou mon doudou. Ton papken staat klaar’.

Marie-Lou kent alle namen. Ze weet ons exact te vertellen wie uit het huis van Oostenrijk-Este is ontsproten langs vaders kant. Wie als d’Udekem-d’Acoz met zijn babypoepken in de boter is gegleden. Langs de moeder. Zij en Brice kunnen er Fristi’s lang over doorbomen in de Silicon Valley, waar we met onze Snukkende Snaren bekomen van onze loodzware repetities.

‘Albert heeft chance dat Delphine geen DNA-test wil’.
‘Waarom doet hij niet gelijk Mitterrand?’
‘En Adamo.’
‘Et alors? En het is gepasseerd.’
‘Dat scheelt dan wel een kwart van zijn fortune.’
‘Laurent komt zo al niet toe.’
‘Zijn villa op Sicilië, een krot.’

Brice vindt dat koning Albert recht heeft op privacy. Alle Belgen zijn gelijk voor zijn wet. Hijzelf ook. Als die mens naast de pot wil piesen, dan heeft niemand daar zaken mee. Volgens Brice wil Delphine alleen maar reclame voor haar boek en al haar brol voor snobs. Kopie van Niki de Saint-Phalle op zijn Belgisch. Moet ze daarvoor in Nothing Hill wonen.

‘Publiciteit voor haar expo in Latem bij de blazen.’
‘Pietjes van papier maché’.
‘Dan klagen dat de Vlamingen het vaderland willen destabiliseren.’

‘In mijn lokaal geen politiek’, onderbreekt Kitje, onze marraine hen.
‘Dat ze die mensen gewoon gerust laten.’
‘Dolce Paola kijkt nu al zo droeve, dat kind.’
‘Dat is van de stank.’
‘Stank?’
‘Van al de kevers van Jan Fabre tegen haar plafond .’

Ik heb een automatisch opname-apparaat in mijn kop. De mensen van onze stad vertellen me van alles. Laatst zit er hier in de Silicon Valley een mens van wel vijfentachtig.

‘Cypriaan de Rore. De kapelmeester van Venetië. Ze gaan hem huldigen. De thuiskomst van een genie. Wat zou het, de thuiskomst. In volle oorlog hebben we ook al liedjes van hem gezongen, met ons koor. Op een dag is er een aanslag van de weerstand tegen de burgemeester die meedoet met de Duitsers. Met vierhonderdvijftig worden we op een lijst gezet. Van dan af moeten we dag en nacht burgerwacht spelen. Meneer de burgemeester zijn huis bewaken. Ik kan niet meer naar de repetities. De chef van het koor is het maatje van de burgemeester. Hij komt bij mij. Wel Berke, waarom komt ge niet meer naar de repetities? Omdat ik moet waken over uwen schonen burgemeester. De week erna word ik geschrapt uit de burgerwacht, kan ik weer zingen. Cypriaan de Rore. Philippus de Monte. Jacob Olbrecht. Nicolaas Gombert. Thomas Crequillon. Ik heb me altijd afgevraagd of de coureur die boven de Kruissens op zijn zak gesloren is uit diezelfde stamboom komt. Thomas Crequillon. Schone liedjes in ’t Frans. Crainte et espoir m’oppressent. Las, je cognois. Pis ne peut me venir.’

Zo’n dingen schrijf ik op in mijn kop. Dan zet ik dat ’s nachts op papier. Verhalen over onze stad. Het zijn misschien kleine dingen. Maar ze doorkruisen de grote verhalen. Ik ben te oud om nog te geloven in de grote histories. De waarheid is een patchwork, een puzzel uit allemaal kleine brokjes.

‘Goed voor onze Dynasty dat er veel opvolgers gekweekt worden’.

Marie-Lou onthoudt de hele stamboom van België. Als er een prinsesje geboren wordt, wacht ze aan het ziekenhuis urenlang geduldig met een tuil welriekende hyacynten op de komst van Albert. Bij de geboorte van Louisa Maria ging het bijkans mis.

‘Gefeliciteerd met uw dochter, zeg ik hem. Dwaze konte die ik ben.’
‘Nog een chance dat zijn oren in die dagen vol serumen zaten.’
‘Hoe weet gij dat’
‘Het stond in de Story.’

Brice zegt dat hij niet weet waar we met dit land naar toe gaan. Voor onze stad zal er volgens onze drummer hoe dan ook niet veel veranderen. De presidenten van Vlaanderen en Wallonië beloven dat ze onze stad gaan helpen. Brice gelooft er niet meer in.

‘We zijn een zwart gat. We trekken alles en iedereen aan. En samen verzinken we in het niet.’

In afwachting schrijft de machine in mijn kop dat allemaal op. Ge kunt nooit weten dat ze mijn geschriften later terugvinden. Een studente die de petite histoire van onze stad wil begrijpen. Die achter de grote verhalen het gewone leven zoekt. Het leven van voor onze opwarming.


'Blue Moon’. Roman.
Illustratie: ‘Morning has broken’.
Copyright Stef Vancaeneghem.
De personages in deze roman zijn fictief.